Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3059

Zaaknummer

11-153

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat in strafzaak en procedure ex art. 89 Sv, 591a Sv en 12 Sv.

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit dienstverlening, declareren en het neerleggen van de opdracht.

Inhoudsindicatie

Klachten missen feitelijke grondslag en zijn dus ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 25 juni 2012

in de zaak 11-153

naar aanleiding van de klacht van:

  [klager]

wonende te [plaats]

klager

tegen:

[verweerder]

advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 november 2011 met kenmerk (K 11/38), door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Bij brief d.d. 31 maart 2012 heeft klager de kamer van de raad, die de klacht ter zitting van 27 februari 2012 heeft behandeld, gewraakt. De onderhavige procedure is toen aangehouden in afwachting van de beslissing op het wrakingsverzoek.

1.4 Op 11 juni 2012 heeft de wrakingskamer van de raad het wrakingsverzoek van klager ongegrond verklaard.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief aan de raad van 21 november 2011 met de stukken 1 t/m 14 zoals die zijn genoemd op de inventarislijst die onderaan de brief van de deken is vermeld;

- de brief van klager d.d. 23 februari 2012.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is betrokken geweest in een strafrechtelijke procedure waarin hij verdacht werd van het bedreigen van een kaakchirurg bij wie hij een medische behandeling had ondergaan. Klager heeft zelf ook aangifte van bedrog, mishandeling en verwaarlozing van de zorgplicht tegen de kaakchirurg gedaan.

2.2 Verweerder heeft klager in de periode medio 2008 tot eind 2010 bijgestaan in een drietal zaken:

- een procedure waarin klager werd verdacht van het strafbare feit van art. 285 van het Wetboek van Strafrecht. Klager is in eerste aanleg door de politierechter te Arnhem veroordeeld. Het gerechtshof Arnhem heeft klager in hoger beroep vrijgesproken;

- een procedure op grond van art. 12 van het Wetboek van Strafvordering waarin klager zich bij het Gerechtshof Arnhem heeft beklaagd over de beslissing van de officier van justitie om de aangifte die klager tegen de kaakchirurg die hem had behandeld en het ziekenhuis had gedaan niet te laten volgen door strafvervolging tegen het bestuur van het ziekenhuis en de kaakchirurg;

- een verzoek aan het Gerechtshof om toekenning van een vergoeding op grond van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.

2.3 De schriftelijke opdrachtbevestiging d.d. 10 juli 2008 bevat de volgende afspraak met betrekking tot de honorering van de werkzaamheden van verweerder: “U komt niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking. Voor mijn diensten zal ik u een uurtarief in rekening brengen van € 200,00 te vermeerderen met de BTW daarover. Wij hebben afgesproken dat ik u een voorschot in rekening zal brengen van € 1.250,00 (inclusief BTW). Mocht u niet worden vrijgesproken, dan zal ik mijn declaratie matigen tot het bedrag dat u als voorschot betaald hebt. Ik benadruk dat deze afspraak alleen geldt voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg. Mocht u in hoger beroep willen gaan, dan zullen wij nieuwe afspraken moeten maken.”

2.4 Bij brief  van 2 november 2010 aan verweerder  heeft klager zich over de dienstverlening van verweerder beklaagd. Klager heeft een kopie van deze brief aan de deken gestuurd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) De kwaliteit van verweerders dienstverlening onvoldoende was. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

- Klagers belangen onvoldoende zorgvuldig en kundig heeft behartigd.

- Heeft nagelaten klager in de gelegenheid te stellen een second opinion in te winnen en heeft nagelaten overleg te voeren met de door klager ingeschakelde letselschadeadvocaat.

- Heeft nagelaten bezwaar te maken tegen een door klager als beledigend ervaren schriftelijk stuk afkomstig van het ziekenhuis, dat zich in klagers strafdossier bevond.

- De termijn voor het indienen van een klacht op grond van art. 12 Wetboek van Strafvordering heeft laten verlopen.

- Belangrijke dossierstukken is kwijtgeraakt.

- In de procedure tot verkrijgen van een schadevergoeding van de Staat op grond van artikel 89 en 591a Wetboek van Strafvordering een verzoekschrift heeft ingediend bij het Gerechtshof zonder dat klager daaraan zijn goedkeuring heeft gegeven. Als gevolg hiervan moest klager zelf een aanvullend verzoekschrift indienen. Klager verwijt verweerder dat hij hem onder druk heeft gezet om dat laatste verzoekschrift in te trekken.

- Zonder klagers toestemming in een van de procedures een zittingsdatum met het gerechtshof Arnhem heeft afgesproken en klager daarover niet heeft geïnformeerd.

- Hem niet op de zitting van 13 september 2010 in de procedure tot schadevergoeding op grond van artt. 89 en 591a Wetboek van Strafvordering heeft bijgestaan en daarover zonder klagers toestemming het Gerechtshof heeft geïnformeerd.

- De opdracht heeft neergelegd zonder de werkzaamheden voor klager behoorlijk af te sluiten en dossierstukken aan klager terug te geven.

b) Verweerder excessief heeft gedeclareerd en de afspraken die klager met verweerder over de wijze van declareren gemaakt had niet is nagekomen. Klager verwijt verweerder tevens dat hij weigert zijn declaraties te onderbouwen. Voorts stelt klager dat verweerder uren heeft gedeclareerd die niet zijn besteed aan zijn verdediging.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

- Hij stelt dat hij in alle zaken uitgebreid overleg heeft gepleegd over de aanpak van de procedures, dat hij klager steeds volledig en correct geïnformeerd heeft en zijn belangen zorgvuldig heeft behartigd.

- Het inwinnen van een second opinion heeft hij niet verhinderd. Klager heeft –buiten verweerder om- een second opinion ingewonnen bij mr. [naam] uit [plaats]. Met deze advocaat heeft verweerder telefonisch contact gehad. Verweerder heeft ook contact gehad met de letselschadeadvocaat van klager, mr. [naam].

- Hij heeft wel degelijk, zowel in de procedure in eerste aanleg bij de politierechter als in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen het feit dat het door klager als beledigend ervaren stuk in het dossier was gevoegd. Daarbij heeft hij geprobeerd klager ervan te overtuigen dat de brief geen belangrijke rol speelde in het dossier.

- De termijn voor het indienen van een klacht op grond van art. 12 van het Wetboek van Strafvordering is niet ongebruikt verlopen. Dit blijkt ook uit het feit dat er op 23 augustus 2010 een beschikking van het Gerechtshof Arnhem in deze zaak is afgegeven.

- Verweerder betwist dat hij belangrijke dossierstukken is kwijtgeraakt. Hij ontving regelmatig per email pdf bestanden van klager. Als hij deze niet direct nodig had bewaarde hij ze niet altijd. Indien later bleek dat de stukken toch relevant waren dan leverde klager de stukken opnieuw aan. Deze gang van zaken heeft nimmer tot problemen geleid.

- De ingediende verzoekschriften in de procedure tot vergoeding van de schade zijn met klager besproken en klager heeft ze ook ondertekend. De verzoekschriften zijn 3 weken voordat de termijn voor indiening afliep ingediend. Er was dus geen tijdnood. Het is verweerder niet duidelijk waarom klager zelf ook een verzoekschrift heeft ingediend. Verweerder heeft klager erop gewezen dat het niet verstandig was zowel de beide door verweerder ingediende verzoekschriften als het door klager zelf ingediende verzoekschrift door het Gerechtshof te laten behandelen. Om die reden heeft hij klager meegedeeld voornemens te zijn de door hem ingediende verzoekschriften in te trekken. Klager heeft vervolgens het door hem zelf ingediende verzoekschrift ingetrokken.

- Kort voor de mondelinge behandeling in de procedure op grond van artt. 89 en 591a Wetboek van Strafvordering is een vertrouwensbreuk tussen verweerder en klager ontstaan. In een email bericht d.d. 4 september 2010 heeft verweerder klager laten weten dat hij zijn werkzaamheden zou beëindigen en hem niet zou vergezellen naar de mondelinge behandeling die op maandag 13 september 2010 zou plaatsvinden. Verweerder heeft klager meegedeeld dat hij in de week van 6 september 2010 het Gerechtshof zou laten weten dat hij zich als advocaat terugtrekt en heeft voorgesteld om tegelijkertijd om aanhouding van de mondelinge behandeling te vragen tot dat klager een andere advocaat gevonden zou hebben. Hij heeft aangeboden om de opvolgend advocaat voor te bereiden op de mondelinge behandeling zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Klager ging hier niet mee akkoord en bleef erop staan dat verweerder mee zou gaan naar de zitting. Uiteindelijk heeft verweerder bij brief van 10 september 2010 de behandelend voorzitter van het Gerechtshof in kennis gesteld van de onstane situatie. Hij heeft de voorzitter in overweging gegeven om ambtshalve tot aanhouding te besluiten gezien de omstandigheden.

- Alle in rekening gebrachte tijd is verantwoord. Er zijn geen uren in rekening gebracht die niet zijn besteed aan de zaak.

- Het feit dat het Gerechtshof in de procedure op grond van artt. 89 en 591 van het Wetboek van Strafvordering de door verweerder voor klager verrichte werkzaamheden heeft begroot op € 8.000,00 betekent niet dat het meerdere dat hij klager in rekening heeft gebracht ten onrechte door hem is gedeclareerd. Het komt wel vaker voor dat niet alle kosten ten laste van de Staat worden gebracht.

- Verweerder stelt dat de afspraak die is vastgelegd in de opdrachtbevestiging d.d. 10 juli 2008 de strekking had dat ook bij een veroordeling in eerste aanleg en een uiteindelijke vrijspraak in hoger beroep er alsnog met betrekking tot zijn bemoeienissen afgerekend zou worden op basis van het afgesproken uurtarief x het aantal aan de zaak bestede uren. Toen duidelijk werd dat klager die afspraak anders interpreteerde heeft verweerder voorgesteld om het resultaat van de procedure bij het Gerechtshof af te wachten zodat duidelijk werd of ook deze kosten ten laste van de Staat gebracht zouden kunnen worden.

5 BEOORDELING

5.1 Ad klachtonderdeel a)

Dit betreft een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht stelt de raad voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in het algemeen pas sprake zijn als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Gelet op de verweren en op de overgelegde correspondentie uit het dossier is niet komen vast te staan dat de verwijten die klager verweerder maakt gegrond zijn.

Ten aanzien van het verwijt dat verweerder klager niet heeft bijgestaan op de zitting van 13 september 2010 stelt de raad vast dat verweerder klager direct nadat hij de vertrouwensbreuk constateerde hiervan in kennis heeft gesteld en klager heeft geadviseerd om aanhouding van de zitting te vragen. Uit het e-mailverkeer tussen klager en verweerder in de periode 4 september 2010 tot en met 9 september 2010 blijkt dat verweerder bij het neerleggen van de opdracht zorgvuldig te werk is gegaan en geprobeerd heeft ervoor te zorgen dat klager daarvan zo min mogelijk nadeel zou ondervinden. Toen bleek dat klager niet overeenkomstig zijn advies wilde handelen heeft verweerder zijn best gedaan om de belangen van klager veilig te stellen door het Gerechtshof op de hoogte te stellen van de situatie.  Op geen enkele wijze is vast komen te staan dat de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

 

5.2 Ad klachtonderdeel b)

De raad stelt vast dat klager de door verweerder aan hem gezonden declaraties behoudens een bedrag van € 1.011,00 heeft voldaan. Uit de stukken blijkt niet dat sprake is van excessief declareren. Noch het tarief, noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens de stukken verrichte werkzaamheden onredelijk. Het feit dat de tariefafspraak die verweerder heeft vastgelegd in de opdrachtbevestiging d.d. 10 juli 2008 voor tweeërlei uitleg vatbaar is, is ongelukkig, doch onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder zich hiervan rekenschap heeft gegeven en zijn best heeft gedaan om hierover met klager overeenstemming te bereiken. Ter zitting heeft hij aangegeven het openstaande bedrag inmiddels te hebben afgeboekt.

Uit de stukken blijkt dat de declaraties die verweerder aan klager heeft gezonden zijn voorzien van een deugdelijke specificatie en niet is gebleken dat verweerder uren in rekening heeft gebracht die niet zijn besteed.

Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

 BESLISSING

De raad van discipline:

Wijst de klacht in al zijn onderdelen als ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. D. Vergunst, voorzitter en mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en H.J.P. Robers, leden van de raad, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 25 juni 2012 per (aangetekende) brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.