Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2791

Zaaknummer

R. 3911/12.45

Inhoudsindicatie

Op basis van de tegenstrijdige mededelingen van klagers en verweerster kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een situatie als bedoeld in gedragsregel 15 lid 2, nu de Rechtbank aan verweerster heeft verzocht informatie te verschaffen, waarna zonodig een termijn kon worden bepaald waarop klager sub 1 nog op de verzoeken mocht reageren. Gelet hierop  kan niet worden vastgesteld dat een datum voor (eind)uitspraak was bepaald

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een situatie waar door het doen van inhoudelijke mededelingen van verweerster een situatie is gecreëerd, waarin zij de rechter heeft kunnen beïnvloeden, zonder dat klagers daarop hebben kunnen reageren. 

Inhoudsindicatie

Op basis van de ter beschikking staande gegevens blijkt niet dat sprake was van een situatie waarin om uitspraak was gevraagd, zodat gedragsregel 15 lid 2 in dit geval toepassing mist. Het stond verweerster  op grond van het bovenstaande dan ook vrij om de Rechtbank, zonder toestemming van klager sub 1 te berichten, mits zij van haar brief tegelijkertijd een afschrift aan klager sub 1 heeft gezonden. Gebleken is dat zij dat heeft gedaan.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 9 februari 2012 met kenmerk K043 2011/2012, door de Raad ontvangen op 10 februari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.2 Klager sub 1 behartigt de belangen van klager sub 2 in het kader van een verdelingsprocedure bij de Rechtbank ’s-Gravenhage.

1.3 Verweerster behartigt de belangen van de ex-echtgenote van klager sub 2 in het kader van deze verdelingsprocedure.

1.4 Op 11 augustus 2011 heeft een behandeling ter zitting plaatsgevonden.

1.5 Bij faxbrief van 17 augustus 2011 heeft verweerster nadere stukken in het geding gebracht alsmede een toelichting op deze stukken gegeven. Voorts heeft verweerster in voornoemde faxbrief twee (nieuwe) zelfstandige verzoeken opgenomen met betrekking tot de toedeling van de voormalige echtelijke woning en een nadere productie overgelegd.

1.6 Klagers hebben bij brief van 31 oktober 2011 een klacht ingediend tegen verweerster.

 

2. KLACHT

2.1 Klagers verwijten verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 15 lid 2 nu het verweerster niet geoorloofd was zich zonder toestemming van klager sub 1 tot de rechter te wenden ten aanzien van de inhoudelijk aanvullende toelichting die zij heeft gegeven met betrekking tot een vermogensbestanddeel en inhoudelijk aanvullende verzoeken/ verweer heeft gevoerd met betrekking tot toedeling van de voormalige echtelijke woning en daarbij ook een productie heeft overgelegd.

2.2 Klager sub 1 heeft bij e-mail bericht van 24 augustus 2011 verweerster de gelegenheid gegeven de betreffende faxbrief van 17 augustus 2011 in te trekken, hetgeen zij heeft nagelaten.

 

3. BEOORDELING

3.1 Op basis van de correspondentie in het klachtdossier is vast komen te staan dat verweerster zich in de procedure tot verdeling van de gemeenschappelijke boedel bij brief van 17 augustus 2011 met aanvullende stukken alsmede twee zelfstandige verzoeken tot de rechter heeft gewend. Klagers zijn van mening dat dit in  strijd is met gedragsregel 15 lid 2, hetgeen verweerster gemotiveerd heeft betwist.

3.2 Gedragsregel 15 lid 2 bepaalt dat een advocaat, nadat de datum voor een uitspraak is gevraagd, zich niet meer zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter mag wenden. Dit verbod dient ertoe te voorkomen dat door het doen van inhoudelijke mededelingen de rechter wordt beïnvloed, zonder dat de wederpartij hierop enige invloed kan uitoefenen.

3.3 Door zowel klagers als verweerster wordt aangegeven dat tijdens de zitting op 11 augustus 2012, in de procedure tot verdeling van de gemeenschappelijke boedel, verweerster door de Rechtbank is verzocht aanvullende inlichtingen te verstrekken op grond van artikel 7.5 van Procesreglement Familie- en Jeugdrecht Rechtbanken. Dit artikel luidt als volgt:

“7.5 Inlichtingen/informatie verschaffen tijdens of na afloop van de behandeling ter zitting:

Indien tijdens de behandeling ter zitting worden geconstateerd, dat nog nadere informatie nodig is, kan de rechter:

- ofwel een nieuwe dag bepalen voor voortzetting van de behandeling ter zitting met daarbij een termijn waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zonodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren,

- ofwel een termijn bepalen waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zonodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren.

Deze termijnen zijn fataal in die zin, dat de rechter geen acht zal slaan op informatie of reacties die na afloop van de gestelde termijnen zijn binnengekomen. De te laat ingekomen informatie wordt teruggezonden.

3.4 Verweerster heeft met haar brief van 17 augustus 2011 met bijlagen de rechtbank bericht binnen de door de Rechtbank gestelde termijn. Klagers hadden vervolgens tot 31 augustus 2011 de gelegenheid daarop te reageren.

3.5 Op basis van de tegenstrijdige mededelingen van klagers en verweerster kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van een situatie als bedoeld in gedragsregel 15 lid 2, nu de Rechtbank aan verweerster heeft verzocht informatie te verschaffen, waarna zonodig een termijn kon worden bepaald waarop klager sub 1 nog op de verzoeken mocht reageren. Gelet hierop  kan niet worden vastgesteld dat een datum voor (eind)uitspraak was bepaald. Weliswaar hebben klagers gesteld dat de Rechtbank heeft aangegeven dat uiterlijk 13 oktober 2011 een beschikking zou worden afgegeven, maar niet is gebleken dat dit een eindbeschikking zou zijn. Voorts kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een situatie waar door het doen van inhoudelijke mededelingen van verweerster een situatie is gecreëerd, waarin zij de rechter heeft kunnen beïnvloeden, zonder dat klagers daarop hebben kunnen reageren. Klager sub 1 was immers krachtens artikel 7.5 van het Procesreglement Familie- en Jeugdrecht Rechtbanken door de rechter in de gelegenheid gesteld op de door verweerster ingediende bescheiden te reageren.

3.6 Ten aanzien van de ingediende zelfstandige verzoeken geldt dat het een advocaat op grond van artikel 283 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij staat om, zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, het verzoek of de grond daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te  veranderen of te vermeerderen. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.

3.7 Op basis van de ter beschikking staande gegevens blijkt niet dat er sprake was van een situatie waarin om uitspraak was gevraagd, zodat gedragsregel 15 lid 2 in dit geval toepassing mist. Het stond verweerster  op grond van het bovenstaande dan ook vrij om de Rechtbank, zonder toestemming van klager sub 1 te berichten, mits zij van haar brief tegelijkertijd een afschrift aan klager sub 1 heeft gezonden. Gebleken is dat zij dat heeft gedaan.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 5 maart 2012.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk