Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2611

Zaaknummer

M126-2011

Inhoudsindicatie

Het declareren op basis van én een incassotarief én een uurtarief zonder dat daarover afspraken zijn gemaakt en op schrift gesteld is in strijd met gedragsregel 26. Het verrekenen van een eigen declaratie met het tegoed van klager op de derdenrekening van verweerder zonder diens schriftelijk vastgelegde toestemming is in strijd met artikel 6 lid 5 van de verordening op de administratie en financiële integriteit.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing twee weken; proeftijd 2 jaren.

Inhoudsindicatie

openbaarmaking ex artikel 48 lid 3 Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 27 februari 2012

in de zaak M 126-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

B

 

verweerder

 

 

 

1.       VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 

1.1     Bij brief van 30 mei 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement C de door klager op 4 januari 2011 ingediende klacht toegezonden aan de raad tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2     De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2012 in aanwezigheid van klager, diens gemachtigde en verweerder. Van deze behandeling is proces verbaal opgemaakt.

 

1.3     De raad heeft kennis genomen van:

          -    de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

          -    de bij deze brief gevoegde stukken;

          -    de brief van de deken van 1 juni 2011 met bijlage;

          -    de brief van de gemachtigde van klager van 22 december 2011.

 

2.       FEITEN

 

2.1     In de periode van 1 januari 1996 tot en met 14 september 1999 heeft een zekere X ten aanzien van klager en anderen opzettelijk in enigerlei vorm bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en/of ter beschikking krijgen van op termijn opvorderbare gelden, welke door X vervolgens zijn doorgesluisd naar Z. X is hiervoor strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld.

 

2.2     Verweerder heeft klager tezamen met een ander slachtoffer als civiele partij bijgestaan in de strafzaak bij het Gerechtshof te D. Dit hof heeft het door X door dit handelen genoten wederrechtelijk voordeel begroot op € 819.248,50 en bepaald dat dit aan de S diende te worden betaald.

 

2.3     Vervolgens is geïncasseerd door het E; het E heeft een bedrag van € 36.650,48 inclusief rente uitbetaald op de derdenrekening van verweerder.

 

3.        DE KLACHT

 

3.1     Verweerder heeft aan klager € 5.594,30 inclusief BTW in rekening gebracht, terwijl was afgesproken dat volstaan zou worden met het reeds betaalde bedrag van € 500,- aan honorarium.

 

3.2     Verweerder heeft een incassotarief gerekend, terwijl dit niet was afgesproken.

 

3.3     Verweerder heeft zijn honorarium verrekend met hetgeen van diens derdenrekening aan klager diende te worden betaald.

 

4.        HET VERWEER

 

4.1     Verweerder stelt dat nimmer is afgesproken dat slechts € 500,- in rekening zou worden gebracht voor een processueel ingewikkelde procedure. In tegendeel heeft hij klager voorgehouden dat bij de incasso van enig bedrag wel een vervolgnota zou volgen.

 

4.2     Na het incasseren van een bedrag van € 36.650,48 heeft verweerder aan klager de gebruikelijke incassopercentages en tarieven voorgehouden en op die basis afgerekend.

 

4.3     Verweerder heeft zijn honorarium verrekend met het aan klager toekomende bedrag dat op zijn derdenrekening stond, nadat zulks op kantoor was besproken.

 

5.        BEOORDELING VAN DE KLACHT

 

5.1     Met betrekking tot de eerste beide onderdelen van de klacht stelt de raad vast dat verweerder op 4 mei 2010 het volgende aan klager heeft bevestigd:

          “Bijgaand ontvangt u een afschrift van mijn schrijven d.d. heden aan het E alsmede het concept verzoekschrift aan het G erechtshof te D.

          Van de verdere gang van zaken in de procedure houd ik u op de hoogte.

          Ter zake mijn bemoeienissen ontvangt u hierbij tevens mijn declaratie, waarvan ik gaarne voldoening zag op girorekening 1611403 binnen 14 dagen na heden. ”

          Hieruit valt op geen enkele wijze af te leiden dat – zoals verweerder stelt – er na de betaling door klager van een bedrag van € 500, - nog vervolgnota’s zouden volgen.

 

5.2     Door verweerder wordt erkend dat hij na het eerste gesprek met klager niets op papier heeft gezet omtrent zijn wijze van declareren, laat staan dat er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot een toe te passen incassotarief en/of uurtarief danwel klager daarvan op de hoogte is gesteld.

 

5.3     Dit is in strijd met gedragsregel 26, te weten:

          “Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

 

          De advocaat behoort zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat.”

 

5.4     Om deze redenen acht de Raad de eerste beide onderdelen van de klacht gegrond. Ten overvloede voegt de Raad daaraan toe dat, gezien de door verweerder aan de zaak bestede tijd van 6,3 uren, de gelijktijdige toepassing van een incassotarief èn een uurtarief zonder dat daarover met klager afspraken zijn gemaakt, als excessief moet worden bestempeld.

 

5.5     Met betrekking tot het derde onderdeel van de klacht moet de Raad vaststellen dat nergens uit blijkt dat klager heeft ingestemd met een verrekening van de declaratie van verweerder met zijn op de derdenrekening van verweerder voorkomend tegoed. Zulks is evident in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 5 van de verordening op de administratie en financiële integriteit, waarin wordt voorgeschreven:

          “De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag.”

          Ook dit onderdeel van de klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

5.6     De Raad oordeelt de terechte klachten dermate ernstig, dat niet kan worden volstaan met een andere tuchtrechtelijke reactie dan hierna beslist.

 

6.       BESLISSING

 

          De Raad verklaart alle onderdelen van de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de tijd van twee weken met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de Raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de Raad stelt op twee jaren, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

          Voorts draagt de Raad de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht op deze aan verweerder opgelegde maatregel met de gronden, waarop zij berust, binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke manier.

 

Aldus gewezen door  mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I. E.M. Sutorius, mevr. Th. Kremers , mevr. A.A. Freriks, A.A.J. Maat, leden, met bijstand van mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 februari 2012.

 

Voorzitter                                                                      Griffier

 

 

Verzonden op:28 februari 2012.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit t e zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline

a. Per post. Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan

    uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608; tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de

    originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607