Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2569

Zaaknummer

11-309A

Inhoudsindicatie

Wrakingsbeslissing. Het enkele feit dat de voorzitter tevens rechter is, en de leden advocaat zijn, in het arrondissement Amsterdam brengt geen schijn van partijdigheid mee. Wraking ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 22 februari 2012

in de zaak 11-309A 

naar aanleiding van het verzoek van:

de heer  en

mevrouw

verzoeker

tot wraking van:

de raad van discipline

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Verzoeker heeft per brief van 1 maart 2010 een klacht ingediend tegen mr. B. Bij brief aan de raad van 2 mei 2011met kenmerk 119/jdk, door de raad ontvangen op 2 mei 2011, heeft de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht zou worden behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2011. Verzoeker heeft per brief 26 oktober 2011 verzocht om uitstel van de zitting zodat hij meer tijd zou hebben om een advocaat te vinden die hem in de klachtprocedure zou kunnen bijstaan. Dat verzoek is afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens per fax met bijlagen van 31 oktober 2011 de raad gewraakt onder vermelding van de gronden van die wraking.

1.3 Per brief van 20 december 2011 aan de wrakingskamer van de raad, door deze kamer van raad ontvangen op 22 december 2011, heeft de gewraakte raad op het wrakingsverzoek gereageerd. Mr. Karskens heeft daarbij in de wraking berust. De voorzitter, de overige leden en de griffier hebben niet in de wraking berust.

1.4 Het wrakingsverzoek is ter openbare zitting van de wrakingskamer van de raad van 11 januari 2011 behandeld door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G.J.W. Pulles, M. Ynzonides, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr.R.A. Veldman als griffier. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De wrakingskamer van de raad heeft kennis genomen van het wrakingsverzoek met bijlagen van 31 oktober 2011, de brief van 20 december 2011 van de gewraakte raad en van een ter zitting door verzoeker overhandigde brief van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2011 en een brief (met bijlage) van de rechtbank Alkmaar van 9 juni 2011.

2 VERZOEK

2.1 De gronden van het wrakingsverzoek houden, zakelijk weergegeven, in dat de raad niet onpartijdig is omdat a) het gemotiveerde verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling van de klacht ten onrechte is geweigerd, b) de voorzitter van de raad tevens vice-president is van de rechtbank Amsterdam en verzoeker het niet eens is met het beleid van die rechtbank, en c) de leden en de griffier allen advocaat zijn en allen onder de verantwoordelijkheid vallen van de Amsterdamse deken, tegen wie verzoeker een klacht heeft ingediend.

3 BEOORDELING

3.1 De wrakingskamer stelt vast dat mr. Karskens in de wraking heeft berust zodat het verzoek ten aanzien van hem niet in behandeling wordt genomen.

3.2 De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek ook is gericht tegen de griffier van de gewraakte raad. Artikel 47 lid 2 Advocatenwet verklaart artikel 512 Wetboek van Strafvordering alleen van toepassing ten aanzien van de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangend) leden van de raad. De griffier is geen van beiden zodat het verzoek ten aanzien van hem niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

3.3 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan partijdigheid of de schijn van partijdigheid aanwezig moet worden geacht. Daartoe wordt als volgt overwogen.

Ad onderdeel a)

3.4 De gewraakte raad heeft in zijn brief van 20 december 2011 aangevoerd dat de zitting was bepaald op 31 oktober 2011 na een reeds eerder aan verzoeker op diens verzoek gegeven uitstel. Verzoeker heeft dat niet bestreden. De raad heeft bij het plannen van zittingen zowel de belangen van de klager als die van de verweerder in ogenschouw te nemen waarbij tevens moet worden gelet op een redelijke voortgang en tijdige afdoening van klachtprocedures. In dat licht is het niet onredelijk (en leidt dat ook niet tot een schijn van partijdigheid) als  een tweede verzoek om uitstel, dat pas 5 dagen voor een reeds geplande zitting wordt gedaan, wordt afgewezen. Het verzoek om uitstel is ook overigens niet op zwaarwegende gronden gedaan. Verzoeker heeft weliswaar aangevoerd meer tijd nodig te hebben voor het vinden van een advocaat om hem in de klachtprocedure bij te staan, maar het is niet gebleken dat verzoeker daartoe pogingen heeft ondernomen. Vast staat bovendien dat hij de klacht al op 1 maart 2010 heeft ingediend en daarvoor dus ruim de tijd heeft gehad.

Ad onderdeel b)

3.5 Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met (volgens verzoeker  discriminatoir) beleid van de rechtbank Amsterdam. Hij zou tevens aangifte hebben gedaan tegen een aantal rechters van de rechtbank Amsterdam. Omdat de voorzitter van de gewraakte raad tevens een functie heeft bij de rechtbank Amsterdam zou sprake zijn van (een schijn van) partijdigheid.

3.6 De wrakingskamer is van oordeel dat niet is gebleken dat de rechtbank Amsterdam zich discriminatoir opstelt. Evenmin is gebleken dat mr. Brouwer als rechter betrokken is bij zaken die verzoeker betreffen. Verzoeker heeft zich kennelijk eerder beklaagd over de rechtbank Amsterdam en enkele rechters van die rechtbank, maar het enkele feit dat mr. Brouwer vice-president (thans rechter-plaatsvervanger) is bij die rechtbank is onvoldoende om ten aanzien van hem een schijn van partijdigheid bij de behandeling van de klacht van verzoeker aanwezig te achten.

Ad onderdeel c)

3.7 Verzoeker heeft ten aanzien van de gewraakte leden aangevoerd dat hij een klacht heeft ingediend tegen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam. Omdat de leden van de gewraakte raad tevens advocaat zijn in Amsterdam zou sprake zijn van (een schijn van) partijdigheid.

3.8 De wrakingskamer is van oordeel dat niet is gebleken dat de gewraakte leden als advocaat of in andere (neven)functies betrokken zijn bij zaken die verzoeker betreffen. Verzoeker heeft kennelijk een klacht ingediend tegen de Amsterdamse deken, maar het enkele feit dat de betreffende leden advocaat zijn in het arrondissement Amsterdam is onvoldoende om ten aanzien van die leden een schijn van partijdigheid bij de behandeling van de klacht van verzoeker aanwezig te achten.

3.9 De wrakingskamer ziet ten slotte aanleiding om artikel 47 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering toe te passen, aangezien er voldoende grond is het onderhavige verzoek aan te merken als misbruik van de mogelijkheid de tuchtrechter(s) te wraken. Daartoe wordt, in het verlengde van hetgeen hierboven is overwogen, opgemerkt dat verzoeker zich beroept op omstandigheden die - in verband met de door hem ingediende klacht - iedere relevantie missen. Daaruit volgt dat er aanleiding is te bepalen dat een eventueel volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

De wrakingskamer van de raad van discipline verklaart het verzoek tot wraking van mr. M.J.E. van den Bergh niet-ontvankelijk, wijst het verzoek tot wraking van mrs. Brouwer, Hamer, Kaaij en Schüller af en bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G.J.W. Pulles, M. Ynzonides, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.A. Veldman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker.

Tegen de beslissing staat geen hoger beroep open.