Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3142

Zaaknummer

R. 3826/11.229

Inhoudsindicatie

Het stond verweerder vrij zijn kantoorgenote naar een enquete te sturen. Gebleken is dat verweerder de enquete met de betreffende kantoorgenote heeft voorbereid. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder heeft nagelaten klaagster te informeren omtrent de enquete.

Inhoudsindicatie

Verweerder kan niet met succes worden verweten dat de rechter een verklaring van een getuige in een proces-verbaal heeft opgenomen. Klachten ongegrond.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 oktober 2011 met kenmerk R 11/12/03, door de raad ontvangen op 21 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Klaagster werd ter zitting bijgestaan door de heer J.R. Seedorf, werkzaam bij Juridisch Advieskantoor Seedorf. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In december 2005 heeft klaagster verweerder verzocht haar belangen te behartigen in verband met een vordering die zij meende te hebben op de heer B., haar ex-partner.

2.3 Tussen klaagster en de heer B. zou een overeenkomst van schenking van een bedrag van € 35.000,-- bestaan.

2.4 Verweerder heeft klaagster destijds kortstondig bijgestaan en geadviseerd.

2.5 Klaagster heeft zich vervolgens laten bijstaan door mr. K. te Zutphen.

2.6 Bij vonnis van 27 mei 2008 heeft de Rechtbank te Zutphen de heer B. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 35.904,00 aan klaagster.

2.7 Klaagster, althans haar advocaat, heeft de deurwaarder opdracht gegeven tot tenuitvoerlegging van het vonnis.

2.8 De heer B. heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen het vonnis voornoemd.

2.9 Het Gerechtshof Arnhem heeft op 6 oktober 2009 een tussenarrest gewezen.

2.10 Mr. Van K. heeft zich onttrokken aan de zaak en in november 2009 heeft verweerder de behandeling van de zaak van mr. K. overgenomen en klaagster verder bijgestaan in het hoger beroep.

2.11 Bij brief van 10 augustus 2010 heeft verweerder klaagster, voorzover in deze relevant, geschreven:

“Hierbij deel ik u mede dat, in tegenstelling tot de inhoud van mijn eerdere brief aan u van 3 augustus 2010, het gerechtshof Arnhem heeft besloten dat uit de bij akte van de wederpartij gevoegde bijlagen niet valt op te maken dat de heer B. om medische redenen niet gehoord zou kunnen worden. Wel ziet het hof aanleiding het verhoor van de heer B. bij hem thuis te laten plaatsvinden. Dit verhoor zal plaatsvinden op vrijdag 10 september a.s. om 12.00 uur.

Ik houd u van ontwikkelingen op de hoogte.

…”

2.12 Bij arrest van 2 oktober 2010 is klaagster door het hof Arnhem in het ongelijk gesteld.

2.13 Klaagster diende de reeds door de deurwaarder ingevorderde bedragen met rente aan de heer B. terug te betalen. Bovendien werd klaagster veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

2.14 Bij brief van 20 oktober 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verweerder dat hij zijn taken als belangenbehartiger niet goed heeft uitgevoerd, meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. niet aanwezig is geweest bij een enquête op 10 september 2010, maar een kantoorgenoot de enquête heeft laten bijwonen;

b. klaagster niet heeft uitgenodigd om aanwezig te zijn bij het verhoor van de heer B.;

c. niet de onjuistheden heeft bestreden die in het proces-verbaal van de enquête terecht waren gekomen en waarin de goede naam van klaagster is aangetast;

d. niet de informatie heeft verstrekt waar herhaalde malen om is verzocht met betrekking tot de tussentijdse afdracht van bedragen aan de gerechtsdeurwaarder;

e. onjuistheden zijn geslopen in de declaratie van verweerder van 19 november 2010 en verweerder klaagster ten onrechte € 100,00 in rekening heeft gebracht voor een bespreking die niet heeft plaatsgevonden;

f. aan klaagster ter betaling heeft aangeboden een rekening van 18 januari 2011 van de gerechtsdeurwaarder, terwijl klaagster nog aanspraak maakte op bedragen die verweerder heeft ontvangen van de deurwaarder. Bovendien had verweerder het bedrag dat klaagster als voorschot had betaald niet opgenomen in zijn eindafrekening. Verweerder zou weigerachtig zijn om hierover informatie te verschaffen;

g. zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

 

4 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder is van mening dat hij zijn kantoorgenoot goed heeft voorbereid op de enquête van 10 september 2010 en dat het hem vrijstond deze enquête te laten waarnemen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder heeft gesteld dat klaagster aan hem had laten weten niet aanwezig te willen zijn bij de betreffende enquête.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Verweerder heeft gesteld dat onduidelijk is wat klaagster hem op dit punt verwijt.

Ten aanzien van klachtonderdelen d en f

4.4 Verweerder heeft gesteld dat hij geheel ontwetend is over het financiële traject in deze zaak bij de deurwaarder, omdat dit speelde voordat hij de zaak van mr. K. overnam. Verweerder heeft gesteld dat hij de deurwaarder nooit opdracht heeft gegeven tot het verrichten van incassowerkzaamheden en ook nimmer enig bedrag van de deurwaarder heeft ontvangen. Verweerder meent dan ook dat de rekening van de deurwaarder door klaagster moet worden voldaan, omdat mr. K. namens haar de incasso-opdracht aan de deurwaarder heeft verstrekt.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.5 Verweerder heeft gesteld dat klaagster zich nooit over zijn declaraties heeft beklaagd en dat klaagster steeds zonder enig bezwaar heeft betaald. Verweerder erkent dat hij abusievelijk een bespreking op 29 maart 2010 met als omschrijving “bespreking met klaagster” aan klaagster heeft belast, maar dat dit achteraf een bespreking met haar broer blijkt te zijn geweest. Verweerder heeft toegezegd daarvoor aan klaagster een creditnota van € 100,-- te zullen sturen alsmede een kopie van het dossier waar om is verzocht.

Ten aanzien van klachtonderdeel g

4.6 Verweerder betwist dat hij zich niet zou hebben gedragen als een goed advocaat betaamt.

 

5 BEOORDELING

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Verweerder heeft op 17 juni 2011 een verklaring overgelegd van zijn kantoorgenote waarin deze aangeeft hoe het getuigenverhoor van de heer B. is verlopen en hoe zij heeft gemotiveerd dat het stellen van nadere vragen niet nodig was. De kantoorgenote van verweerder heeft aangegeven dat zij ter voorbereiding van de enquête het dossier met verweerder heeft besproken. Gelet op deze verklaring is de raad van oordeel dat verweerder het getuigenverhoor naar behoren heeft overgedragen aan zijn kantoorgenote en niet valt in te zien daar klaagster daardoor in haar belangen is geschaad. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2 Verweerder heeft een brief van 10 augustus 2010 overgelegd aan klaagster waaruit de raad afleidt dat verweerder klaagster naar behoren op de hoogte heeft gesteld van de enquête. Op basis van de stukken en de tegenstrijdige verklaringen van partijen kan niet worden vastgesteld dat verweerder klaagster niet zou hebben uitgenodigd voor deze enquête. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.3 De raad stelt vast dat het in casu om een door de wederpartij onder ede afgelegde verklaring gaat, die in een procedure tegenover de rechter is afgelegd. Niet valt in te zien hoe verweerder daarvan een verwijt kan worden gemaakt, in die zin dat de vermeende onjuistheid in het proces-verbaal door hem bestreden zou moeten worden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdelen d en f

5.4 De raad stelt op basis van de stukken vast dat verweerder geen bemoeienis heeft gehad met de incassering van bedragen bij de heer B. Dit traject is door de voormalige advocaat van klaagster in gang gezet. De raad is dan ook van oordeel dat de voormalige advocaat van klaagster uiteindelijk de deurwaarder moet aanspreken op eventuele onduidelijkheden of onjuistheden en niet verweerder. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.5 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in hoger beroep en heeft op 6 november 2009 zijn opdracht aan klaagster bevestigd en haar medegedeeld tegen welk uurtarief hij haar zaak zou behandelen. Door klaagster is niet betwist de stelling van verweerder dat zij de declaraties zonder protest heeft voldaan. Klaagster heeft niet betwist dat verweerder uiteindelijk een kopie van de stukken uit het dossier aan klaagster heeft doen toekomen. Klaagster heeft bij dit klachtonderdeel dan ook geen belang. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ten aanzien van klachtonderdeel g

5.6 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan de raad niet vaststellen dat verweerder de belangen van klaagster niet naar behoren zou hebben behartigd noch dat hem terzake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Voor zover klaagster stelt dat zij door toedoen van verweerder schade heeft geleden, dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter nu de tuchtrechter terzake dit verwijt de bevoegdheid ontbeert om een oordeel te geven.

5.7 Ter gelegenheid van de zitting heeft klaagster een nieuw klachtonderdeel aangevoerd, namelijk dat door toedoen van verweerder de cassatietermijn ongebruikt is verstreken. De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel tardief is aangevoerd. Dit klachtonderdeel wordt door de raad buiten behandeling gesteld.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- de gemachtigde van klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl