Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3444

Zaaknummer

H199-2011

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft niet op aanbod getuigenbewijs van klagers gereageerd. Verzet gegrond.

Inhoudsindicatie

Raad wijst verzoek getuigen te horen alsnog af omdat horen van de getuigen niet relevant is voor de beoordeling van de ingediende klachten. Niet gebleken van onbehoorlijke belangenbehartiging. Niet gebleken van excessief declareren. Begrijpelijk dat verweerder betaling verlangt van zijn nota’s en bij het uitblijven van betaling overgaat tot het nemen van incassomaatregelen.

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 29 oktober 2012

     in de zaak H 199-2011

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 november 2011 op de klacht van:

 

 

1.     de heer P.

2.     de heer ing. A.

klagers

 

tegen:

 

de heer mr. J.

                   

verweerder

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 16 november 2011 heeft de voorzitter van de raad de klachten kennelijk ongegrond respectievelijk van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing op 21 november 2011 is verzonden aan klagers.

1.11.2                        Bij faxberichten d.d. 2 en 19 december 2011 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.11.3                        Bij tussenbeslissing van 11 juni 2012 heeft de raad geoordeeld dat klagers ontvankelijk zijn in hun verzet en iedere verdere beslissing aangehouden.

1.11.4                        Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 10 september 2012. Ter zitting zijn klagers en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.11.5                        De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet;

   -      de tussenbeslissing van de raad d.d. 11 juni 2012;

-      de nagekomen stukken van klager d.d. 28 augustus 2012.

 

 

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1         Klager sub 1 was verwikkeld in een geschil met de heer en mevrouw X in verband met de nakoming van een koopovereenkomst. Op 9 en 16 oktober 2007 zijn in de zaak van klager sub 1 tegen de heer en mevrouw X door de rechtbank S voorlopige getuigenverhoren gehouden.

2.12.2                        Op 19 januari 2009 heeft klager sub 2 zich in verband met bovenvermelde problemen van klager sub 1 met de heer en mevrouw X tot verweerder gewend. Klager sub 1 heeft op of omstreeks 4 februari 2009 een overeenkomst tot opdrachtverlening aan verweerder ondertekend. Op 20 maart 2009 is door de heer Y ten overstaan van een notaris een getuigenverklaring afgelegd. Verweerder heeft op 9 april 2009 namens klager sub 1 de heer en mevrouw X gedagvaard.

2.12.3                        Op 15 januari 2010 vond een comparitie van partijen plaats, waarna bij tussenvonnis d.d. 17 maart 2010 aan klager sub 1 een bewijsopdracht werd verstrekt. In dat kader zijn diverse getuigen gehoord. Vervolgens heeft een contra-enquête plaatsgevonden.

2.12.4                        Verweerder heeft op 23 november 2010 een antwoordconclusie na enquête en contra-enquête genomen en op 19 januari 2011 heeft de wederpartij een antwoordconclusie genomen.

2.12.5                        Verweerder heeft klager sub 2 bij brief d.d. 25 januari 2011 bericht dat de zaak van klager sub 1 op 2 februari 2011 voor uitlating over de voortgang van de procedure stond. Verweerder gaf in deze brief te kennen weinig heil te zien in een pleidooi, aangezien een pleidooi meer bedoeld is voor bespreking van eventuele nieuwe feiten en/of juridische vraagstukken, waarvan volgens verweerder in deze zaak geen sprake was. Verweerder wees vervolgens op de tijd en kosten die met het houden van een pleidooi gemoeid zouden zijn. Verweerder heeft ter rolle van 2 februari 2011 aan de rechtbank beraad voor pleidooi gevraagd en hiervan een kopie aan de wederpartij gezonden. De wederpartij heeft ter rolle van 2 februari 2011 vonnis gevraagd.

2.12.6                        Verweerder heeft bij brief d.d. 9 februari 2011 aan de wederpartij zijn voornemen om op 16 februari 2011 om pleidooi te zullen vragen kenbaar gemaakt en om verhinderdata gevraagd. Bij brief d.d. 11 februari 2011 heeft verweerder klager sub 1 bericht dat de wederpartij bezwaar zou inbrengen tegen het verzoek om pleidooi.

2.12.7                        Verweerder heeft op verzoek van klagers ter rolzitting d.d. 16 februari 2011 pleidooi gevraagd. De wederpartij verzocht de rechtbank om vonnis te wijzen. Bij brief d.d. 22 februari 2011 is aan partijen bericht dat het gevraagde pleidooi werd geweigerd en dat vonnis zou worden gewezen. Verweerder heeft klager sub 1 bij brief d.d. 23 februari 2011 hierover geïnformeerd. Bij brief van 8 april 2011 heeft verweerder klager sub 1 gewezen op de openstaande nota’s d.d. 10 en 31 december 2010 en 7 februari 2011.

2.12.8                        De rechtbank S heeft bij vonnis van 4 mei 2011 de vorderingen van klager sub 1 afgewezen, omdat door klager sub 1 geen bewijs van het bestaan van de koopovereenkomst was geleverd. Klager sub 1 werd veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 2.296,--. Verweerder heeft bij brief d.d. 5 mei 2011 een afschrift van het vonnis aan klager sub 1 verzonden en hem, gelet op de overwegingen van de rechtbank, afgeraden hoger beroep in te stellen.

2.12.9                        Verweerder heeft klager sub 2 bij brief d.d. 23 mei 2011, in antwoord op diens schrijven d.d. 21 mei 2011, te kennen gegeven het instellen van hoger beroep met klager sub 1 te willen bespreken. Verweerder heeft bij brief d.d. 26 mei 2011 aan klager sub 1 bericht geen werkzaamheden meer te zullen verrichten zo lang de openstaande declaraties niet zouden zijn betaald. Verweerder kondigde aan tot incasso van de declaraties te zullen overgaan, indien betaling daarvan achterwege zou blijven. Verweerder heeft aanvang augustus 2011 een appeldagvaarding laten uitbrengen en zulks bij brief van 5 augustus 2011 aan klager sub 1 bevestigd. Tevens heeft hij in die brief aangegeven verder niet als advocaat van klager sub 1 te zullen optreden.

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

1.         Verweerder heeft de belangen van klager sub 1 in een voor hem bij de rechtbank te S gevoerde procedure niet goed behartigd, daardoor te veel in rekening gebracht en vervolgens gedreigd met incasso van zijn declaraties. Verweerder heeft voorts verzuimd appel in te stellen.

2.         Verweerder heeft bij klager sub 2 te hoge bedragen in rekening gebracht en met incasso hiervan gedreigd.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

klagers het recht hebben persoonlijk gehoord te worden door een onafhankelijke en onpartijdige rechter of tuchtcommissie; dat zij het recht hebben om 3 onverwante getuigen te laten horen, die aanwezig zijn geweest bij het maken van de prijsafspraken met verweerder. Het getuigenaanbod dat klagers hebben gedaan is niet beoordeeld.

 

4               BEOORDELING

                   Verzet

4.1         Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klagers bij faxbericht d.d. 7 november 2011 aan de raad hebben verzocht om drie getuigen te horen. Op dat verzoek is niet gereageerd en het verzoek is ook in de voorzittersbeslissing d.d. 16 november 2011 onbesproken gelaten.  De raad is van oordeel dat de voorzitter het verzoek had moeten beoordelen en het resultaat van die beoordeling aan klagers kenbaar had moeten maken. Om die reden is het verzet gegrond.

Verzoek en klacht

4.2                     Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad van oordeel dat het verzoek om getuigen te horen moet worden afgewezen. Het horen van de getuigen is niet relevant voor de beoordeling van de ingediende klachten. De raad zal het horen van de getuigen dan ook achterwege laten en overgaan tot beoordeling van de klachten.

4.3         De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de belangen van klager sub 1 in een voor hem bij de rechtbank  te S gevoerde procedure niet goed heeft behartigd. Verweerder heeft het standpunt van klager sub 1 steeds gemotiveerd weergegeven en de door klager sub 1 aangedragen personen als getuigen doen oproepen. Dat de rechtbank tot een afwijzend oordeel is gekomen, kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. De stelling van klagers dat verweerder heeft verzuimd om appel in te stellen is voorts onjuist, zo blijkt uit de overgelegde stukken. Het is juist klager sub 1 geweest die ,ondankst daarop door verweerder te zijn gewezen, heeft verzuimd de zaak te doen aanbrengen.

4.34.4                        Voorts is begrijpelijk dat verweerder betaling verlangt van de voor zijn werkzaamheden verzonden nota’s en bij het uitblijven van betaling overgaat tot het nemen van incassomaatregelen. De hoogte van de declaraties staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren waarvan in deze niet is gebleken. Zowel klachtonderdeel 1 als klachtonderdeel 2 moeten derhalve ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klagers het verzet gegrond en de klachten ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2012 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, A.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       30 oktober 2012

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klagers

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           klagers

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement S

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl