Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2746
Zaaknummer
11-291A + 11-292A
Inhoudsindicatie
Overname strafzaak. Advocaat bezoekt cliënt in huis van bewaring zonder voorafgaand overleg toegevoegde advocaat. Poging om naam- en adresgegevens van toegevoegde advocaat te achterhalen. Kantoorgenoot neemt de zaak over, stellende dat cliënt zich tot hem heeft gewend. Klachten gegrond.
Uitspraak
Beslissing van 23 mei 2012
in de zaak 11-291A en 11-292A
naar aanleiding van de klacht van:
De heer mr.
p/a mr
klager
tegen:
1. De heer mr.
2. De heer mr.
advocaten te
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 13 oktober 2011, door de raad ontvangen op 14 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 21 maart 2012. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door mr E.R. Weening, advocaat te Rotterdam. Verweerders zijn beiden in persoon verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 13 om de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Klager verleende aanvankelijk als piketadvocaat en vervolgens als toegevoegd raadsman rechtsbijstand aan de heer X. De heer X bevond zich medio april 2011 in voorlopige hechtenis in het huis van bewaring te Roermond.
2.2 Op maandag 4 april 2011 heeft verweerder sub 1 de heer X bezocht in het huis van bewaring zonder voorafgaand contact met klager. Een familielid van de heer X heeft voorafgaand aan het bezoek aan het huis van bewaring aan verweerder 1 op diens verzoek een depot betaald van € 1.000,--.
2.3 Per brief aan klager van 4 april 2011 wendt verweerder sub 2, die een kantoorgenoot van verweerder sub 1 is, zich als volgt tot klager: “Tot mij heeft zich vanuit de PI Roermond gewend de heer X. Hij heeft mij verzocht om hem bij de behandeling van zijn strafzaak verder als raadsman bij te staan en de verdediging daarvan daartoe over te nemen (…..). Zou u mij tevens de originele toevoeging kunnen zenden met een opgave van de door u bestede tijd? Dan kan ik t.z.t. met u verrekenen”.
2.4 Op 7 april 2011 heeft klager de heer X bezocht waarbij ook een mogelijk tegenstrijdig belang aan de orde is gekomen.
2.5 Klager heeft de verdere behandeling van de zaak op 8 april 2011 overgedragen. In zijn brief van die datum aan verweerder sub 2 schrijft hij: (….)“Ik vernam van cliënt dat uw kantoor betalingen hebt aangenomen van diens zuster. Ik neem dan ook aan dat u de zaak betalend overneemt, immers het aannemen van gelden naast een toevoeging is niet toegestaan.Tenzij ik anders verneem, ga ik er dus vanuit dat u client betalend bij zult staan en dat ik de toevoeging kan declareren.”
2.6 Bij brief van 11 april 2011 refereert verweerder sub 1 aan het bezoek van klager bij de heer X, als volgt: (….)“Later die week werd ik door cliënt gebeld met de mededeling dat mijn kantoor de verdediging niet kon overnemen, aangezien sprake zou zijn van een tegenstrijdig belang.”
2.7 Bij brief van 11 april 2011 laat verweerder sub 2 weten de zaak niet betalend over te nemen. Naast de stukken wordt ook verzocht de toevoeging en de urenspecificatie te doen toekomen.
3 KLACHT
3.1 De klacht tegen verweerder sub 1 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zonder toestemming van klager op 4 april 2011 de heer X te bezoeken in het huis van bewaring waarbij hij zich ten onrechte heeft gepresenteerd als de raadsman van de heer X.
b) aanspraak te maken op een betaling van € 1.000,-- voor te verrichten werkzaamheden, terwijl een toevoeging was verleend.
3.2 De klacht tegen verweerder sub 2 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
c) willens en wetens mee te werken aan de door verweerder sub 1 verweten praktijken.
4 BEOORDELING
4.1 Ad klachtonderdeel a:
Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de raad als volgt. Een advocaat, die de behandeling van een zaak van een andere advocaat wenst over te nemen, zal daarbij op een zorgvuldige wijze dienen te handelen. In dit verband geldt dat de advocaat aan wie wordt gevraagd de zaak over te nemen en die de verdachte wenst te bezoeken, de toegevoegde advocaat tijdig, voorafgaand aan het bezoek, in kennis dient te stellen.
4.2 Verweerder sub 1 heeft aangevoerd dat hij wel getracht heeft klager in kennis te stellen, maar zijn zoektocht naar de naam en adresgegevens van klager zou niet tot resultaat hebben geleid. De raad gaat er echter vanuit dat van verweerder sub 1 een grotere inspanning had mogen worden verwacht om de naam en adresgegevens van klager te achterhalen, teneinde het hiervoor bedoelde overleg met de toegevoegde advocaat te voeren. Het Hof van Discipline neemt in vaste jurisprudentie immers tot uitgangspunt dat daadwerkelijk overleg plaatsvindt voordat de cliënt in het huis van bewaring wordt bezocht. De verplichting om vooraf overleg te voeren met de reeds toegevoegde advocaat vervalt niet doordat diens naam- en adresgegevens niet aanstonds waren te achterhalen. Voor zover verweerder sub 1 nog heeft bedoeld te betogen dat zijn bezoek aan de heer X een zodanige dringende aangelegenheid was dat voorafgaand overleg niet mogelijk was, heeft verweerder sub 1 dat niet aannemelijk gemaakt. Het voorgaande brengt ook mee dat aannemelijk is geworden dat verweerder sub 1 zich ten onrechte als de raadsman van de heer X heeft gepresenteerd bij de Penitentiaire Inrichting waar de heer X verbleef. Dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.
4.4 Ad klachtonderdeel b:
Klager heeft aanvankelijk niet geklaagd over het aannemen van een betaling € 1.000,--, terwijl ook een toevoeging was afgegeven, maar deze kwestie is door de deken in zijn brief van 21 april 2011 aan de orde gesteld en is door klager in zijn brief van 20 juni 2011 tot onderdeel van zijn klacht gemaakt. Er is echter geen sprake van een dekenbezwaar betreffende dit klachtonderdeel.
4.5 De raad dient te toetsen of klager in dit klachtonderdeel ontvangen kan worden en overweegt als volgt. De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen en nalaten van een advocaat in zijn of haar belang getroffen is. Naar het oordeel van de raad is met het aannemen van de (aan)betaling naast het verzoek de toevoeging over te nemen geen sprake van een situatie waarin klager in een eigen belang is getroffen. Indien een klachtonderdeel niet het belang van de klager maar wel het algemene belang raakt, is het klachtrecht voorbehouden aan de Deken. De Deken heeft terzake geen zelfstandige klacht geformuleerd. Klaagster is betreffende dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk. Ter zitting is voorts nog het mogelijke belangenconflict aan de orde gekomen. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij daar eigenlijk formeel niet over kan klagen. De raad deelt die opvatting en voorzover klager daarover klaagt is hij niet ontvankelijk. De raad laat dit verder dan ook onbesproken.
4.5 Ad klachtonderdeel c:
Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder sub 2 dat hij heeft meegewerkt aan de werkwijze van verweerder sub 1. Het is een feit dat verweerder sub 2 op dezelfde dag, zij het aan het eind ervan, als de dag waarop verweerder sub 1 het huis van bewaring bezocht, een fax heeft gestuurd waarin hij overname van de zaak verzoekt. Verweerder sub 2 beschikte kennelijk wel over de naam- en adresgegevens van klager en was om die reden ook in staat om het voorgeschreven overleg te voeren, maar heeft dat niet gedaan. De gedragslijn die voor verweerder sub 1 gold, gold evenzeer voor verweerder sub 2 die de zaak uiteindelijk heeft overgenomen, terwijl verweerder sub 2 bovendien niet kan stellen dat hij niet over de naam- en adresgegevens van klager beschikte. De raad verwerpt ook het verweer van verweerder sub 2 luidend dat de vraag wie een zaak acquireert en wie verder als raadsman optreedt, een “kantoorinterne kwestie” is. Door de behandeling van de zaak over te nemen van de toegevoegde advocaat, heeft verweerder sub 2 zich in de positie gebracht dat zijn handelen tuchtrechtelijk kan worden getoetst. De raad acht dit klachtonderdeel mitsdien gegrond. De raad merkt tenslotte op dat de woordkeuze in de brief van 4 april 2011 haar bevreemdt, nu verweerder sub 2 stelt dat de heer X zich tot hem heeft gewend. Dat is feitelijk onjuist, nu hij door verweerder sub 1 als raadsman is voorgesteld.
5 MAATREGEL
5.1 Ten aanzien van beide verweerders acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- de klachtonderdelen a en c gegrond
- klager niet ontvankelijk in klachtonderdeel b;
- legt aan beide verweerders op de maatregel van waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M. Pannevis, H.B. de Regt, M.W. Schüller, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl