Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-08-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3243
Zaaknummer
12-082H
Inhoudsindicatie
Klachten over excessief declareren en niet afgeven stukken aan opvolgend advocaat gegrond. Oplegging maatregel van enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 20 augustus 2012
in de zaak 12-082H
naar aanleiding van de klacht van:
1.
2.
3.
p/a mr.
klagers
tegen:
mr.
advocaat te
p/a mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 20 maart 2012 met kenmerk td/md-es/345, door de raad ontvangen op 22 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd 1 t/m 35 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klagers in de periode oktober 2007 tot februari 2011 bijgestaan in een strafzaak alsmede in een ontnemingszaak. Klagers werden verdacht van overtreding van de Europese afvalstoffenregels.
2.2 In februari 2011 hebben klagers de zaak overgedragen aan mr. A., die verweerder om overdracht van de dossiers heeft verzocht terwijl nog declaraties van verweerders kantoor openstonden. De declaraties werden qua hoogte betwist door klagers. Na ondertekening van een persoonlijke borgstelling door klagers sub 2 en 3 en een storting van ruim € 35.000,-- op de derdengeldrekening van verweerder, zijn de dossiers overgedragen.
2.3 Bij brief van 14 juni 2011 heeft de gemachtigde van klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder. De gemachtigde van verweerder heeft klagers gedagvaard in verband met de openstaande declaraties. In reconventie is namens klagers ontbinding van de overeenkomst gevorderd en op grond van onverschuldigde betaling is terugbetaling van het reeds voldane gevorderd. Deze procedure is nog aanhangig bij de rechtbank te Amsterdam.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) zich schuldig heeft gemaakt aan excessief declareren;
b) een persoonlijke borgtocht heeft afgedwongen voor betwiste declaraties als voorwaarde voor afgifte van dossiers;
c) ondanks het stellen van voldoende zekerheid dossierstukken heeft achtergehouden.
3.2 Ter toelichting op de klachtonderdelen hebben klagers aangevoerd dat onder excessief declareren mede wordt verstaan het declareren van uren die niet zijn gemaakt. Daarnaast stellen klagers herhaaldelijk, voor het eerst in 2009, bezwaar te hebben gemaakt tegen de omvang van de declaraties, terwijl hier niet of nauwelijks iets mee is gedaan, anders dan de geruststelling dat alle werkzaamheden nodig waren om de zaak op een verantwoorde manier te begeleiden en dat op de kosten goed zou worden gelet.
3.3 Verweerder zou klagers ten slotte hebben voorgehouden dat twee verschillende advocaten van zijn kantoor dienen te worden ingeschakeld omdat de strafzaak zich zowel richtte tegen de vennootschap als tegen de bestuurders. Achteraf is klagers gebleken dat inschakeling van twee advocaten niet nodig was. Door inschakeling van twee advocaten, zijn de kosten echter wel onnodig opgelopen, aldus klagers.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klagers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard nu de klachten een declaratiegeschil behelzen waarover de civiele rechter dient te beslissen. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat klagers sub 2 en 3 geen belang hebben bij de klacht over de hoogte van de declaraties nu de declaraties op hun verzoek aan klager sub 1 zijn gericht.
4.2 Verweerder heeft de klachten ook inhoudelijk betwist. Volgens verweerder bestonden goede redenen om met meerdere advocaten aan de zaak te werken. Zo was sprake van een omvangrijk dossier dat door het OM slecht geordend en onduidelijk ter beschikking was gesteld. Bovendien werd de zaak door de officier van justitie aangeduid als “megazaak”, terwijl klagers verweerder de instructie hadden gegeven om de zaak serieus aan te pakken. Ook het mogelijke belangenconflict tussen het personeel van de vennootschap en haar bestuurders rechtvaardigde inschakeling van meerdere advocaten. Klagers waren bekend met de werkwijze van verweerder (inschakeling van meerdere advocaten) en hebben zich daarover nooit eerder beklaagd. Ten slotte waren klagers veeleisende cliënten. Zo verlangden zij bijvoorbeeld dat bepaalde stukken direct werden gekopieerd, waardoor niet op secretariële ondersteuning kon worden gewacht.
4.3 Verweerder stelt na het wijzen van het vonnis wel degelijk instructies te hebben gehad om werkzaamheden te verrichten. Nadat klagers kenbaar hadden gemaakt de zaak te willen overdragen, heeft verweerder terecht een beroep op zijn retentierecht gedaan. Er stonden immers nog declaraties open, terwijl klager sub 1 een slechte debiteur was gebleken. Nadat zekerheid was gesteld, zijn alle stukken afgegeven aan het kantoor van de opvolgend advocaat, aldus verweerder.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
Ontvankelijkheid
5.1 Nu klachtonderdeel a zich richt tegen het excessief declareren van verweerder zijn klagers ontvankelijk in hun klacht. Dat de declaratie op hun verzoek is gericht aan de klager sub 1 doet daaraan niet af.
5.2 Met klachtonderdeel a) verwijten klagers verweerder excessief te hebben gedeclareerd. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan kan sprake zijn indien de hoogte van het tarief mede is gebaseerd op specialistische kennis terwijl een omvangrijk gedeelte van de gedeclareerde tijd is besteed aan studie van literatuur en jurisprudentie. Bij het ontbreken van aanwijzingen van het tegendeel leidt het berekenen van uren van medewerkers, en van eigen uren besteed aan overleg met die medewerkers, op basis van het voor specialisten in rekening gebrachte tarief, eveneens tot excessief declareren.
5.3 Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard blijkt dat klagers verweerder hebben ingeschakeld op basis van diens specialistische kennis op het gebied van het milieurecht en milieustrafrecht, zodat er vanuit dient te worden gegaan dat de hoogte van het door verweerder in rekening gebrachte tarief mede is gebaseerd op zijn specialistische kennis. Klagers hebben overzichten overgelegd waaruit niet alleen onweersproken blijkt dat naast verweerder vier andere medewerkers aan de zaak hebben gewerkt, maar ook dat een omvangrijk gedeelte van de in rekening gebrachte uren betrekking heeft op interne discussies (54 uur), dossierstudie (332 uur) en wetstudie (54 uur). Ook zijn kosten in rekening gebracht voor het kopiëren van stukken door een van de advocaten (4,5 uur). Met uitzondering van het kopiëren, dat volgens verweerder op uitdrukkelijk verzoek van klagers geschiedde op het moment dat geen secretariële ondersteuning aanwezig was, heeft verweerder de omvang van de gedeclareerde uren aan interne discussie en dossier- en wetstudie onvoldoende weersproken. Naar het oordeel van de raad doet zich in dit geval een situatie voor van excessief declareren. De omvang van het aantal studie- en overleguren valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet te rijmen met de bij verweerder verondersteld aanwezige specialistische kennis. De door verweerder aangevoerde redenen om met meerdere advocaten aan de zaak te werken vormen onvoldoende rechtvaardiging voor de omvang van het aantal gedeclareerde studie- en overleguren. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat klagers reeds in 2009 hebben verzocht om op de kosten te letten.
5.4 Het klachtonderdeel is mitsdien gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.5 Met klachtonderdeel b) verwijten klagers verweerder een persoonlijke borgtocht te hebben afgedwongen voor betwiste declaraties als voorwaarde voor afgifte van dossiers. Uit de zich bij de stukken bevindende overeenkomst van borgtocht blijkt dat de zekerheidstelling in de vorm van de persoonlijke borgtocht door klagers sub 2 en 3 is overeengekomen na raadpleging van de deken. Verweerder heeft daarbij volkomen transparant gehandeld, terwijl van oneigenlijke dwang niet is gebleken. Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, zodat het ongegrond is.
Ad klachtonderdeel c)
5.6 Met klachtonderdeel c) wordt verweerder verweten stukken uit het dossier te hebben achtergehouden. Klagers hebben aan de hand van de specificaties bij de declaraties een overzicht in het geding gebracht van door verweerder en zijn kantoorgenoten geproduceerde stukken, welke stukken zich volgens klagers niet in het afgegeven dossier bevinden. De declarabele tijd die gemoeid is geweest met het produceren van deze stukken vertegenwoordigt een bedrag van ongeveer
€ 100.000,--, aldus klagers. Verweerder heeft de inhoud van dit overzicht niet, althans onvoldoende betwist. Verweerder heeft voorts erkend stukken uit het dossier te hebben achtergehouden, maar stelt zich op het standpunt dat het onvoldragen stukken betreft die nog niet zijn afgemaakt en nog niet met de cliënt zijn besproken. Volgens verweerder is hij niet gehouden dergelijke stukken af te geven. De raad onderschrijft dit standpunt van verweerder niet. Met uitzondering van interne memo’s die slechts bestemd zijn als geheugensteun voor de advocaat, heeft de cliënt recht op door de advocaat geproduceerde (concept-)stukken waarvoor de cliënt heeft betaald of zekerheid heeft gesteld. Dit geldt zeker voor stukken die bruikbaar zijn voor de opvolgend advocaat. Of die stukken al dan niet voldragen zijn of niet doet daaraan naar het oordeel van de raad niet af. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken is de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a en c gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, G.J.W. Pulles, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2012.
griffier voorzitter
(bij ontstentenis van mr. J. Blokland ondertekend door mr. Th.S. Röell,
plaatsvervangend voorzitter)
Deze beslissing is in afschrift op 20 augustus 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl