Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3021

Zaaknummer

12-195H

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld door in een sommatiebrief (aan de advocaat van klaagster) een kort geding en het vragen van een proceskostenveroordeling in het vooruitzicht te stellen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 12 juli 2012

in de zaak 12-195H

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 19 juni 2012 met kenmerk td/md/528, door de raad ontvangen op 22 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster is verwikkeld in een procedure met haar ex-partner, de heer S, over (de eigendom van) een onroerend goed. Verweerder staat de heer S in deze procedure bij.

In de schuur op het onroerend goed verblijven de drie honden van de heer S. Nu klaagster de sloten van de schuur had veranderd, kon de heer S zijn honden niet voeren en/of uitlaten. Bij faxbrief van 29 februari 2012 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster het volgende geschreven:

"Zoals ik u telefonisch heb medegedeeld, heeft uw cliënte voor de derde keer een ander slot op de schuur gezet, zodat cliënt daar niet meer in kan. Het is voor cliënt van groot belang dat hij in de schuur kan, want zijn drie honden verblijven in hokken in de schuur.

Ik sommeer uw cliënte voor de laatste keer geen ander slot op de schuur aan te brengen. Als uw cliënte nog een keer een ander slot op de schuur aanbrengt, heb ik opdracht in kort geding een voorziening te vragen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ik zal niet meer waarschuwen."

Bij faxbrief van 2 maart 2012 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster geschreven:

"Zoals telefonisch met u besproken, heeft uw cliënte voor de vierde keer andere sloten op de schuur aangebracht. Zij heeft nu twee sloten aangebracht. Ik sommeer uw cliënte de sloten vandaag vóór 17.00 uur te verwijderen.

Bij gebreke van dien, zal ik in kort geding een voorziening vragen. Gezien het onrechtmatig gedrag van uw cliënte zal ik om een proces kostenveroordeling vragen. Ik verzoek uw cliënte erop te wijzen dat haar gedrag alleen maar kostenverhogend werkt."

Omdat het probleem (blijkbaar) niet, althans niet tijdig was opgelost, heeft verweerder nadien namens de heer S een dagvaarding uitgebracht en verzocht klaagster te verbieden een ander slot aan te brengen op de schuur, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Bij faxbrief van 20 maart 2012 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster geschreven:

“Nu uw cliënte niet meer andere sloten op de schuur plaatst, gaat cliënt er vanuit dat uw cliënte dat in de toekomst ook niet meer zal doen. Cliënt heeft geen belang meer bij de kort geding procedure. Ik zal de zaak aanstaande vrijdag niet aanbrengen. […]”

De zaak is vervolgens ook niet bij de rechtbank aangebracht.

Bij brief van 18 maart 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

KLACHT

Klaagster verwijt verweerder dat hij misbruik heeft gemaakt van het procesrecht door te dreigen met een kort geding en het vragen van een proceskostenveroordeling.

VERWEER

Verweerder acht de klacht ongegrond. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, nu klaagster niet vrijwillig de nieuwe sloten van de schuur wenste te verwijderen – als gevolg waarvan de heer S zijn honden niet kon uitlaten en voeren – hij op de gebruikelijke wijze heeft gesommeerd en aangekondigd een kort geding te starten. Een dagvaarding is daartoe ook uitgebracht. Omdat het probleem daarna is opgelost, is het kort geding ingetrokken.

BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder in casu  de grenzen van de hem toekomende beleidsvrijheid niet overschreden. Verweerder heeft de belangen van de heer S behartigd, welke belangen haaks op die van klaagster staan. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder valt te maken door een kort geding en het vragen van een proceskostenveroordeling in het vooruitzicht te stellen. De voorzitter is van oordeel dat verweerder bij sommatiebrieven van 29 februari 2012 en 2 maart 2012 de zienswijze van zijn cliënt naar voren heeft gebracht en te nemen rechtsmaatregelen heeft aangekondigd in gebruikelijke bewoordingen, die niet onnodig dreigend van aard zijn. Van verwijtbaar handelen is geen sprake. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als

griffier op 12 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 juli 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.