Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2915

Zaaknummer

H179-2011

Inhoudsindicatie

Klager is actief betrokken geweest bij de herinrichting van het bedrijf en was op de hoogte van alle relevante feiten. Klager heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die rechtvaardigen dat klager zo lang heeft gewacht met het indienen van een klacht over diensten van verweerder die dateren van 2004 De omstandigheid dat klager gedurende lange tijd gedetineerd heeft gezeten vormt geen rechtvaardiging hiervoor. Klager is in 2007 in vrijheid gesteld en heeft daarna nog 4 jaar gewacht met het indienen van een klacht.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 4 juni 2012

in de zaak  H 179-2011

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 oktober 2011 op de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

 

B

Verweerder

Gemachtigde :        C

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 23 september 2011 met kenmerk 20110182K , door de raad ontvangen op 26 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 4 oktober 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad onderdeel 1 van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en onderdeel 2 kennelijk ongegrond, welke beslissing op 7 oktober 2012 is verzonden aan klager.

1.3         Bij brief van 17 oktober 2011 door de raad ontvangen op18 oktober 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder. . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5         De raad heeft kennisgenomen van:

-                               de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                               het verzetschrift van klager d.d.17 oktober 2011;

-                               brief van klager van 29 februari 2012, ontvangen op 1 maart 2012;

-                               brief van verweerder van 29 maart 2012, ontvangen op 30 maart 2012;

-                               brief van klager van 28 maart 2012, ontvangen op 2 april 2012

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

   2.1.   Verweerder is sedert 2003 lid van de Raad van Toezicht van de vennootschap naar D recht V .

   2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak (parketnummer 20/00382504). De strafzaak heeft geleid tot een - inmiddels onherroepelijke - veroordeling van klager bij arrest van het Gerechtshof te H uit 2004.

   2.3.   Klager heeft verweerder bij brief d.d. 19 april 2011 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade ten gevolge van belangenverstrengeling waarvan tijdens de behandeling van de strafzaak in 2004 volgens klager sprake was.

   2.4.   Verweerder heeft klager bij brief d.d. 14 juni 2011 geschreven de aansprakelijkstelling te verwerpen. Verweerder schreef onder meer het volgende:

 

“Ik verwerp dit. Ik had geen enkel belang bij uw veroordeling, ik ben er in geen enkele opzicht beter van geworden en er was ook geen aanleiding om aan te nemen dat ik er beter van zou kunnen worden.”

 

Verweerder heeft vervolgens bij aangetekende brief d.d. 22 juni 2011 een kopie van zijn brief d.d. 14 juni 2011 aan klager gezonden. Verweerder schreef in deze brief onder meer het volgende:

 

“Omdat ik mijn brief van 14 juni 2011 met bijlage niet aangetekend heb verzonden ontvangt u hierbij een kopie van dat schrijven met bijlage.

 

In dat schrijven heb ik uw aanspraken op schadevergoeding verworpen en uiteengezet dat van belangenverstrengeling als door u gesteld geen sprake is. Hier kan ik nog aan toevoegen dat de door u gestelde aanspraken, als daar enige grond voor zou bestaan, wat, zoals aangegeven, niet het geval is, zouden zijn verjaard.”

 

2.5.    De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder heeft per e-mail d.d. 26 april 2011 aan de tussenpersoon bericht dat de schademelding d.d. 20 april 2011 was ontvangen.

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling, doordat hij als advocaat voor klager in een strafzaak optrad, terwijl hij lid was van de Raad van Toezicht V , die bestuurder was van B B.V., de rechtspersoon waarvoor klager tijdens zijn arrestatie werkzaam was. Verweerder had in die hoedanigheid tegengestelde belangen als mogelijke verdachte.

2.         verweerder heeft de aansprakelijkstelling door klager niet verworpen en heeft deze evenmin doorgeleid naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

 

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

De uitspraak van de voorzitter geen recht doet aan de aard en de inhoud

van de ingediende klacht en de klacht werd afgewezen op vage niet ter zake doende gronden die de kern van de klacht niet raken. Er is geen sprake van verjaring, omdat daar geen termijn voor bestaat.

 

 

4               BEOORDELING

4.1         Het verzet heeft betrekking op de beslissing van de voorzitter, waarbij hij klachtonderdeel 1 van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk heeft afgewezen. Klager heeft ter zitting verklaard dat klachtonderdeel 2 geen zelfstandig klachtonderdeel is, zodat het verzet daartegen niet is gericht.

4.2          De voorzitter heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht twee belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen: enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem of haar verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.

4.3         De klacht heeft betrekking op werkzaamheden van verweerder in 2004, waarover klager zich in 2011 heeft beklaagd. In zijn algemeenheid mag een  advocaat ervan uitgaan dat door hem of haar verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een periode van zeven jaar niet meer ter discussie zullen worden gesteld. Een termijn van zeven jaar wordt door de tuchtrechter niet beschouwd als een termijn, waarbinnen de klacht nog in redelijkheid kan worden ingediend. Dit zou slechts anders zijn, indien de klagende partij pas veel later op de hoogte is gekomen van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4.4         Klager heeft ter zitting verklaard dat hem pas in 2010 bekend is geworden dat er aan de zijde van verweerder sprake was van tegenstrijdige belangen, waardoor hij in 2004 de belangen van klager in de strafprocedure niet goed heeft behandeld. Klager heeft ter zitting naar voren gebracht dat hem door de beslaglegging in 2010 duidelijk is geworden hoe de eigendomsverhoudingen betreffende de aandelen van de D vennootschap lagen. Wat hiervan ook zij, klager was er in 2004 van op de hoogte dat verweerder lid was van de Raad van Toezicht van V. Hetgeen door klager ten aanzien van de eigendomsverhoudingen naar voren is gebracht, maakt dit niet anders. Het kan zo zijn dat klager er in 2010 achter is gekomen dat de rol van V een andere is geweest dan waarvan klager was uitgegaan, de rol van verweerder als toezichthouder van V was hem bekend. Klager is actief betrokken geweest bij de herinrichting van het bedrijf en was op de hoogte van alle relevante feiten. Klager heeft geen feiten of omstandigheden, die in 2010 zijn voorgevallen, naar voren gebracht die rechtvaardigen dat klager zo lang heeft gewacht met het indienen van een klacht.

4.5         Ook de omstandigheid dat klager gedurende lange tijd gedetineerd heeft gezeten vormt geen rechtvaardiging voor het gegeven, dat klager tot 2011 heeft gewacht met het indienen van een klacht. Verweerder is in 2007 in vrijheid gesteld en heeft daarna nog 4 jaar gewacht met het indienen van een klacht. Overigens valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer in te zien, waarom detentie klager zou hebben belet om een klacht in te dienen.

4.6         Op grond van het bovenstaande verenigt de raad zich met de beslissing van de voorzitter, alsmede met de gronden waarop deze is gegeven. Het verzet zal als ongegrond worden afgewezen.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond

 

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, en R. G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  4 juni 2012 .

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

     ’s-Hertogenbosch

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.