Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2934

Zaaknummer

M241-2011

Inhoudsindicatie

De stroom van klachten die klager richting verweerder had geuit rechtvaardigde diens beslissing om zich terug te trekken. Van een advocaat mag verwacht worden, dat deze concepten van processtukken en andere relevante stukken aan zijn cliënt voorlegt. De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten. Van een advocaat mag wel verwacht worden dat hij zijn declaraties vergezeld laat gaan van de bijbehorende urenspecificaties.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond; maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 25 juni 2012

in de zaak M 241 - 2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

B

verweerder

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 8 december 2011 met kenmerk DOK 6880, door de raad ontvangen op 13 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 mei 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 8 december 2011 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de brief van de deken aan de raad van 23 december 2011 met als bijlage de brief van klager aan de deken van 20 december 2011.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Verweerder is voor klager opgetreden in een echtscheidingsprocedure vanaf eind mei 2010.

2.2          In juni 2011 heeft klager aan verweerder kenbaar gemaakt niet tevreden te zijn over de door verweerder verleende juridische bijstand  en evenmin over de aan hem in verband met deze bijstand gestuurde facturen.

2.3          Hierop heeft verweerder klager geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden.

 

3                KLACHT

3.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder pas bereid was het dossier aan de opvolgend advocaat af te geven nadat de openstaande nota was voldaan;

2.      verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd door onvoldoende met de wensen en ideeën van klager rekening te houden;

3.      klager nooit conceptprocesstukken ter bespreking heeft ontvangen;

4.      verweerder ten onrechte een vertrouwensbreuk heeft aangenomen;

5.      verweerder teveel heeft gedeclareerd in verhouding tot de geleverde diensten;

6.      verweerder geen urenspecificaties heeft verstrekt.

 

3.2     Ter toelichting heeft klager ter zitting nog aangevoerd dat verweerder in de procedure bij de rechtbank onjuiste huurinkomsten heeft opgegeven, hetgeen nadien in hoger beroep door het hof is gecorrigeerd.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder heeft klachtonderdeel 1 aan de hand van zijn email aan klager van 8 juli 2011 bestreden.

4.2          Met betrekking tot klachtonderdeel 2 stelt verweerder dat hij ruim 37 uren aan de zaak heeft besteed en alle relevante stukken in het geding heeft gebracht.

4.3          Naar aanleiding van klachtonderdeel 3 heeft verweerder opgemerkt dat er op zijn kantoor nooit met concepten wordt gewerkt, maar op basis van vertrouwen.

4.4          Wat betreft de vertrouwensbreuk die er tussen partijen is ontstaan, stelt verweerder dat hij klager wellicht nog een keer had kunnen uitnodigen voor een gesprek, maar dat de waslijst van klachten die klager over hem kenbaar had gemaakt uiteindelijk voor hem toch de doorslag heeft gegeven.

4.5          Klachtonderdeel 5 heeft verweerder gemotiveerd bestreden.

4.6          Wat betreft klachtonderdeel 6 geeft verweerder aan dat er vanuit zijn kantoor nimmer urenspecificaties met declaraties worden meegezonden.

5                BEOORDELING

5.1          In klachtonderdeel 1 verwijt klager aan verweerder dat deze pas bereid was het dossier aan zijn opvolgende advocaat af te geven, nadat de nog openstaande nota was voldaan. De raad stelt als feit het volgende vast. Nadat de opvolgend advocaat bekend was, stuurde verweerder  een e-mail aan die advocaat op 30 juni 2011 met de volgende tekstpassages:

“Het dossier wordt op kantoor afgelegd nadat dhr. A de slotfactuur integraal heeft voldaan”.

“Na betaling zal ik per ommegaande het originele dossier ter hand stellen.”

Op 4 juli 2011 stuurde verweerder nog een e-mail aan klager met onder meer de volgende zinsnede:

“De toegestuurde factuur van 8 juni jl. kunt u als niet verstuurd beschouwen. Bijgevoegd treft u de slotfactuur aan… Betaling s.v.p. binnen vijf dagen per bank”(…) of per kas.

Bij e-mail van 8 juli 2012 heeft een kantoorgenoot van verweerder bericht dat er geen retentierecht is ingeroepen.

Op grond van het vorenstaande oordeelt de raad dat als een beroep gedaan is op een retentierecht, dit snel daarna is herroepen en acht de raad dit klachtonderdeel ongegrond.

5.2     Wat betreft klachtonderdeel 2 stelt de raad vast dat het verwijt van klager aan het adres van verweerder dat deze de belangen van klager onvoldoende zou hebben behartigd, onvoldoende feitelijk is onderbouwd en daarvoor ook overigens in het dossier geen aanwijzingen te vinden zijn, zodat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

5.3     Met betrekking tot klachtonderdeel 3 heeft verweerder aangevoerd dat het op zijn kantoor niet gebruikelijk is concepten van in te dienen processtukken op voorhand naar een cliënt toe te sturen. Een dergelijk verweer gaat niet op, omdat dit tekort doet aan de communicatie die er tussen een advocaat en zijn cliënt behoort te bestaan. Er dient tussen een advocaat en zijn cliënt te allen tijde overleg plaats te vinden over de wijze van aanpak in een procedure en de inhoud van de in te dienen processtukken. Dat verweerder in die periode nog stagiaire was, mag vragen oproepen over het toezicht en de assistentie van zijn patroon, maar doet er niet aan af dat verweerder wat dit betreft een eigen verantwoordelijkheid heeft. De raad acht dit onderdeel dan ook gegrond.

5.4     De raad volgt klager niet in zijn verwijt aan verweerder dat er voor hem onvoldoende redenen zouden zijn geweest om een vertrouwensbreuk aan te nemen. In zijn e-mail van 14 juni 2011 maakt klager dermate veel en ernstige verwijten aan verweerder kenbaar over diens optreden in de echtscheidingsprocedure, dat het bepaald niet onbegrijpelijk is dat verweerder zulks heeft opgevat als een onherstelbare vertrouwensbreuk, waarvan hij klager reeds op 15 juni 2011 op de hoogte heeft gesteld. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.5     In klachtonderdeel 5 stelt klager dat verweerder teveel gedeclareerd zou hebben in verhouding tot zijn geleverde diensten. Hierover merkt de raad op dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, maar slechts waakt tegen excessief declareren. Gezien enerzijds het aantal uren dat verweerder aan de zaak besteed heeft en anderzijds de bedragen die hij daarvoor heeft gedeclareerd, kan niet gesteld worden dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.8     In klachtonderdeel 6 klaagt klager er over meerdere malen om een urenspecificatie te hebben gevraagd, maar deze nooit te hebben ontvangen. Als reactie heeft verweerder daar tegenover gesteld dat vanuit zijn kantoor nooit urenspecificaties met declaraties worden meegezonden. Verweerder heeft niet weersproken dat klager om urenspecificaties heeft verzocht. De raad is van oordeel dat een cliënt recht heeft op inzage in de verrichte werkzaamheden, ook als hij daar niet om vraagt en dat van een behoorlijk handelend advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt deze inzage verstrekt. Zulks is ook in overeenstemming met het in gedragsregel 23 lid 1 neergelegde beginsel dat een advocaat zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden dient te betrachten. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

 

6                MAATREGEL

6.1          Op grond van het bovenstaande acht de raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7         BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de onderdelen 3 en 6  van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op;

 

wijst de overige onderdelen van de klacht als ongegrond af.

 

 

Aldus gewezen door mw. mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. mw. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl