Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2712

Zaaknummer

M 4 - 2012

Inhoudsindicatie

In beginsel behoort de taakuitoefening van een advocaat als bewindvoerder niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. De raad is van oordeel dat er in gegeven situatie sprake is van een zodanige verwevenheid van de functies van advocaat en bewindvoerder van verweerder, dat een tuchtrechtelijke toetsing op zijn plaats is.

Inhoudsindicatie

Het feit dat verweerder als bewindvoerder de derdenrekening van zijn advocatenkantoor heeft gebruikt om daarop gelden van een onder zijn bewind gestelde te stallen en de betrokkenen daarvoor nog een vergoeding van €10, - per maand in rekening te brengen acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Uit een beschikking van de rechtbank valt op te maken dat verweerder in een aantal dossiers in een procedure als advocaat is opgetreden voor een onder zijn bewind gestelde, zulks ook zonder daartoe van de kantonrechter verkregen toestemming. De raad acht zulks een onaanvaardbare verstrengeling van belangen nu verweerder aldus de hoedanigheid van bewindvoerder als opdrachtgever combineert met de hoedanigheid van advocaat als opdrachtnemer.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Maatregel: berisping.

Uitspraak

Beslissing van 23 april 2012

in de zaak M 4 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

de deken van de Orde van Advocaten

in het X

 

 

deken

 

tegen:

mr Y

                                           advocaat

 

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 2 januari 2012 met kenmerk DOK6938 door de raad ontvangen op 3 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement X de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2012 in aanwezigheid van de deken en van verweerder, laatstgenoemde bijgestaan door mr Z, advocaat te R.. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennisgenomen van:

-          De onder 1.1 genoemde brief van de deken van 2 januari 2012 met bijlage;

-          De brief van de deken aan de raad van 3 januari 2012 met bijlage;

-          De brief van de deken aan de raad van 9 januari 2012.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          In de beschikking van de rechtbank C, sector kanton, van 12 oktober 2011 is verweerder met ingang van 1 december 2011 als bewindvoerder ontslagen uit alle hem opgedragen bewindvoeringen op de hierna, kort zakelijk weergegeven, te noemen gronden zoals nader in deze beschikking omschreven:

-          Het onjuist in rekening brengen van het bewindvoerdersloon;

-          De bezwaren tegen in rekening gebrachte bewindkosten in maanden zonder aangetoond beheer;

-          De betalingen aan andere, kennelijk aan de bewindvoerder gelieerde, rechtspersonen;

-          De bezwaren tegen het gebruik van een derdengeldrekening en het in rekening brengen van hoge kosten daarvoor;

-          De bezwaren tegen de “verrekenkosten” voor inkomensbeheer;

-          De bezwaren tegen de in rekening gebrachte kosten voor de software applicatie S.;

-          De onjuiste informatie inzake S. aan de rechthebbenden;

-          De bezwaren tegen betalingen aan een aan de bewindvoerder gelieerd advocatenkantoor;

-          De weigering om zekerheid te stellen;

-          De bezwaren met betrekking tot de bejegening van de bewindvoerder jegens de toezichthouder.

 

3                KLACHT

3.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

De deken baseert zijn klacht op de beschikking van de kantonrechter C. van 12 oktober 2011, waarbij verweerder is ontslagen uit al zijn bewindvoeringen. De in deze beschikking neergelegde verwijten aan het adres van verweerder legt de deken ook aan zijn klacht ten grondslag.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder heeft zich tegen de klacht als volgt verweerd:

a)             Verweerder stelt dat de deken niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat de hoedanigheid van bewindvoerder een andere is dan de hoedanigheid van advocaat.

b)             Verweerder is voorts van oordeel dat door de deken te snel is ingegrepen. Procesrechtelijk is de zaak immers nog niet afgedaan. Nu het dekenbezwaar is gebaseerd op de beschikking van de kantonrechter had er naar de mening van verweerder aangifte gedaan moeten worden bij het OM. Zulks is niet gebeurd.

 

5                BEOORDELING

5.1          De deken heeft aan zijn dekenbezwaar de beschikking van de rechtbank C., sector kanton, van 12 oktober 2011 ten grondslag gelegd. In deze beschikking heeft de kantonrechter verweerder als bewindvoerder ontslagen uit alle hem opgedragen bewindvoeringen met ingang van 1 december 2011. Blijkens de inhoud van deze beschikking is dit ontslag gebaseerd op een tiental aldaar genoemde feiten en omstandigheden. Verweerder heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking.

5.2          In beginsel behoort de taakuitoefening van de advocaat als bewindvoerder niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden, kan er voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn.

5.3          De raad is van oordeel dat er in de gegeven situatie sprake is van een zodanige verwevenheid van de functies van advocaat en bewindvoerder van verweerder, dat een tuchtrechtelijke toetsing op zijn plaats is. Immers staat vast dat verweerder in een aantal gevallen als advocaat is opgetreden voor een onder zijn bewind gestelde en dat hij in voorkomende gevallen gelden van een onder zijn bewind gestelde op zijn derdenrekening heeft geparkeerd. De raad zal de deken dan ook ontvankelijk verklaren in zijn dekenbezwaar.

5.4          Uit de beschikking van de rechtbank C. van 12 oktober 2011 valt op te maken dat verweerder in een aantal dossiers in een procedure als advocaat is opgetreden voor een onder zijn bewind gestelde, zulks ook zonder daartoe van de kantonrechter verkregen toestemming. De raad acht zulks een onaanvaardbare verstrengeling van belangen, nu verweerder aldus de hoedanigheid van bewindvoerder als opdrachtgever combineert met de hoedanigheid van advocaat als opdrachtnemer. In een dergelijke situatie had het ook op de weg van verweerder gelegen – ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling naar analogie van de regeling in de Faillissementswet – voorafgaande aan zijn optreden als advocaat daarvoor machtiging aan de kantonrechter te vragen. Op beide onderdelen is verweerder wat dit betreft tekort geschoten.

5.5          Ook het feit dat verweerder als bewindvoerder de derdenrekening van zijn advocatenkantoor heeft gebruikt om daarop gelden van een onder zijn bewind gestelde te stallen en de betrokkene daarvoor nog een vergoeding van € 10,-- per maand in rekening te brengen, acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.6          Samenvattend is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, daarmede de norm van artikel 46 van de Advocatenwet overschrijdend.

 

          BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de deken ontvankelijk in zijn dekenbezwaar.

Verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder deswege op de maatregel van berisping.

 

Aldus gewezen door :  mr G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs mw E.J.P.J.M.          Kneepkens, mw Th. Kremers, mw A.A. Freriks en A.A.J. Maat, leden, bijgestaan door mr C.M. van Lanschot als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2012.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012 per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl