Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-04-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2803
Zaaknummer
R. 3762/11.164
Inhoudsindicatie
In casu is sprake van onnodig grievende opmerkingen in de brief van verweerder aan de advocaat van de wederpartij. Deze opmerkingen dienden ook geen zakelijk doel, zodat de klacht gegrond is. De stelling van verweerder dat de geuite beschuldigingen in de betreffende brief juist zijn en zijn gebaseerd op stukken van zijn client, neemt niet weg dat de wijze waarop verweerder zich heeft uitgelaten, ongepast is voor een advocaat. Maatregel: een enkele waarschuwing.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van 9 augustus 2011 met kenmerk K061 2010/2011, door de Raad ontvangen op 9 augustus 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de Raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 20 februari 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Klaagster werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer F, directeur van X B.V. en bijgestaan door mr. C.G. van der Wiel, advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster is huurder van enkele kavels strand in Scheveningen. Klaagster huurt deze van de gemeente ’s-Gravenhage op grond van strandhuurovereenkomsten.
2.2 Op deze kavels exploiteert klaagster een strandpaviljoen.
2.3 In het voorjaar van 2008 zijn klaagster en de cliënt van verweerder in gesprek geraakt over de overname door deze cliënt van de rechten voortvloeiende uit de strandhuurovereenkomst van één van de kavels.
2.4 Medio 2008 is een overeenkomst terzake gesloten waartoe de cliënt van verweerder aan klaagster een betaling heeft gedaan van € 25.000,00.
2.5 In oktober 2008 is tussen partijen een geschil ontstaan.
2.6 Bij brief van 22 oktober 2010 heeft verweerder de advocaat van klaagster voorzover in deze relevant geschreven: “….. Het heeft er dus alle schijn van dat de directeur van uw cliënte gelden heeft ontvreemd. Vast staat dat er boekhoudkundig veel mis is bij uw cliënte. De onderhandelingen hebben niet geleid tot een overeenkomst omdat uw cliënte geen duidelijkheid heeft kunnen/willen verschaffen omtrent het te verkopen object, en omdat de prijs die zij vraagt te veel hoog is. De aanbetaling dient derhalve te worden terugbetaald, en de roerende zaken dienen te worden afgerekend. Een volledige opgave van de vordering van cliënt is reeds aan u toegezonden.
Cliënt geeft uw cliënte hierbij een eenmalige kans om de zaak alsnog minnelijk te schikken, en wel voor een bedrag van € 60.000,-- (terwijl de werkelijke vordering van cliënt daar ruim boven ligt, zoals u kon distilleren uit de correspondentie tot op heden), bij gebreke waarvan cliënt het faillissement van uw cliënte zal aanvragen. Gezien het laakbare handelen van de directeur van uw cliënte, ligt het in de lijn der verwachtingen dat de curator de directeur persoonlijk aansprakelijk zal houden voor het faillissement.
…”
2.7 Bij brief met bijlagen van 18 november 2010 heeft de gemachtigde van klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij onjuiste gegevens over haar heeft verstrekt en zich onnodig grievend over haar heeft uitgelaten door haar in een brief van 22 oktober 2010 aan haar advocaat, zonder nadere onderbouwing, te beschuldigen van strafbare feiten. Klaagster is dan ook van mening dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze zoals hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt heeft overschreden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft betwist dat hij zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten.
4.2 Verweerder heeft gesteld dat klaagster een bedrag van € 25.000,-- heeft ontvangen van zijn cliënt als een soort handgeld. Tevens heeft verweerder gesteld dat klaagster zich een groot aantal roerende zaken van zijn cliënt heeft toegeëigend. Deze vermogensbestanddelen zijn echter niet in de boeken van klaagster vermeld.
4.3 Verweerder heeft gesteld dat uit de door zijn cliënt overgelegde bescheiden kon worden afgeleid dat door klaagster, althans medewerkers van klaagster, roerende zaken worden achtergehouden.
4.4 Verweerder heeft erkend dat hij de zinsnede “vaststaat dat er boekhoudkundig veel mis is bij uw cliënte” beter geformuleerd had kunnen worden, in die zin dat hij meer de nadruk op de gewekte schijn had kunnen leggen. Indien de juistheid van de boekhouding ten aanzien van het bedrag van € 25.000,-- en de bedoelde inventaris zou blijken, zal verweerder zijn excuses aanbieden.
5 BEOORDELING
5.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet gunste van een processuele wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard, bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt, te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
5.2 Verweerder heeft erkend dat hij met betrekking tot de zinsnede “vaststaat dat er boekhoudkundig veel mis is bij uw cliënte” voorbarig is geweest. De Raad is van oordeel dat de litigieuze opmerkingen van verweerder in zijn brief van 22 oktober 2010 op zich genomen onnodig grievend zijn en geen redelijk zakelijk doel dienden. Dit leidt ertoe dat de klacht gegrond is. De stelling van verweerder dat de geuite beschuldigingen juist zijn en zijn gebaseerd op stukken van zijn cliënt neemt niet weg, dat de wijze waarop verweerder zich heeft uitgelaten ongepast is voor een advocaat.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. J.A. van Keulen, mr. P.C.M. van Schijndel, en mr. A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- gemachtigde van klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ]
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl