Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2860

Zaaknummer

R. 3683/11.85

Inhoudsindicatie

Het zonder overleg met de wederpartij en consultatie van de deken overleggen van confraternele correspondentie, is niet handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat het belang van de cliënt overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk vorderde, doet niet ter zake. Het klachtonderdeel is gegrond.

Inhoudsindicatie

Het klachtonderdeel dat ziet op het uitbrengen van een appeldagvaarding bij de cliënt van klager en niet op het kantooradres van de advocaat in eerste aanleg (klager)zelf is ongegrond. Anders dan verweerder stelt is het uit laten brengen van een appeldagvaarding niet gelijk te stellen met een aanzegging met rechtsgevolg.

Inhoudsindicatie

Verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief met bijlagen van 19 november 2010 heeft  klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement

‘s-Gravenhage.Het dossier is op 11 april 2011bij de Raad binnengekomen.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 21 november 2011waarbij mr. D., gemachtigde en kantoorgenoot van klager, en verweerderzijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Klager heeft zijn cliënte M c.s. in diverse procedures tussen zijn cliënte en K c.s. bijgestaan. Verweerder stond in die procedures K c.s. bij.

2.2 In een tussen de cliënten van partijen gevoerde procedure heeft de Rechtbank 's-Gravenhage bij vonnis van 31 maart 2010 de vorderingen van de cliënten van klager, M c.s. toegewezen en de reconventionele vorderingen van verweerders cliënten, K c.s. afgewezen.

2.3 Naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank heeft verweerder klager bij brief van 13 april 2010 een schikkingsvoorstel gedaan.

2.4 Bij e-mail van 31 mei 2010 heeft klager verweerder onder meer geschreven dat de cliënten van verweerder het vonnis onverkort dienen na te komen en dat het hen vrij staat hoger beroep in te stellen, doch dat dit aan het ten uitvoer leggen van het vonnis niet in de weg staat.

2.5 Eind juni 2010 is K c.s.in hoger beroep gekomenvan het vonnis van de Rechtbank's-Gravenhage van 31 maart 2010 door een appeldagvaarding uit te laten brengen bij M c.s. Verweerder heeft klager geen kopie gestuurd van het uitgebrachte exploot en klager ook overigens niet over het instellen van hoger beroep geïnformeerd.

2.6 Verweerder heeft namens K c.s.een executie kort geding aangespannen teneinde M c.s. te veroordelen om de executie van het bestreden vonnis  door Mc.s. te staken. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht van 4 augustus 2010 is de vordering afgewezen.

2.7 Verweerder heeft namens K c.s. spoedappel ingesteld van het kort geding vonnis van 4 augustus 2010 door een appeldagvaarding uit te laten brengen bijM c.s.Verweerder heeft klager ook overigens geen kopie gestuurd van het uitgebrachte exploot en klager niet over het instellen van hoger beroep geïnformeerd.

2.8 Verweerder heeft als producties 13 en 14 bij de spoedappeldagvaarding  brieven van verweerder aan klager van 14 juli 2010 en van 20 augustus 2010 in het geding gebracht.

 

KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. in strijd met gedragsregel 12 in het spoedappel betreffende het vonnis in  kort geding van 4 augustus 2010confraternele correspondentie heeft over gelegd zonder hieromtrent voorafgaand overleg te plegen met verweerder  en zonder de deken te consulteren.

b. tot twee maal toe klager niet op de hoogte heeft gesteld van door hem namens zijn cliënten ingesteld hoger beroep. Verweerder heeft immers de  appeldagvaardingen aan het adres van M c.s. uit laten brengen en klager geen kopie toegestuurd van het uitgebrachte exploot en de correspondentie met het hof in verband met het aanbrengen van de zaak.

 

VERWEER

4.1 Ad klachtonderdeel a.

Verweerder ging er vanuit dat hij confraternele correspondentie mocht overleggen en dat hij daartoe geen toestemming nodig had van klager en zich niet tot de deken behoefde te wendenbehoudens als het betrekking had op schikkingsonderhandelingen. Verweerder heeft met klager geen overleg gevoerd over de door hem in het kader van het spoedappel overgelegde confraternele correspondentie. Verweerder heeft zodra hij begrepen had dat hij in strijd met de gedragsregels gehandeld had, klager zijn excuses aangeboden.

4.2 Verweerder wijst er op dat het belang van zijn cliënten het overleggen van de confraternele correspondentie bepaaldelijk vorderde.

4.2 Ad klachtonderdeel b.

Verweerder stelt dat hij niet gehouden was om klager te informeren over het ingestelde appel en dat hij bovendien geen kopie van de uitgebrachte appeldagvaarding en de correspondentie met het hof aan klager hoefde te sturen. Het is aan de advocaat om de keuze te maken te laten betekenen bij de advocaat in eerste aanleg of bij de wederpartij zelf. De brief aan het hof was een standaardformulier, dat nooit in kopie aan de wederpartij wordt toegestuurd.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Ad klachtonderdeel a.

Op in de behandeling van een zaak door de ene advocaat aan de andere gerichte brieven mag, ongeacht de inhoud daarvan, in rechte geen beroep worden gedaan behoudens wanneer het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan slechts na voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en, zo nodig, advies van de deken.

5.2 Vaststaat dat verweerdergeen overleg gevoerd heeft met klageren bovendien staat vast dat verweerder geen advies van de deken heeft gevraagdalvorens confraternele correspondentie in het geding te brengen.

5.3 Nu verweerder zonder toestemming van klager confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat het belang van de cliënt overlegging van confraternele correspondentie bepaaldelijk vorderde, doet niet ter zake.

5.5 Het klachtonderdeel is gegrond.

5.6 Ad klachtonderdeel b.

 De Raad stelt voorop dat het verweerder vrij staat een appeldagvaarding ofwel bij de advocaat in eerste aanleg of bij de wederpartij zelf uit te laten brengen.

5.7 Het uit laten brengen van een appeldagvaarding is niet gelijk te stellen met een aanzegging met rechtsgevolg, die als deze rechtstreeks aan de cliënt wordt gedaan direct in kopie naar de behandelend advocaat dient te worden gestuurd. De ratio van het direct moeten informeren in het geval van een aanzegging met rechtsgevolg, is immers dat de behandelend advocaat hiervan op de hoogte wordt gebracht en zijn cliënt kan informeren. In het geval van het instellen van hoger beroep is de behandelend advocaat reeds op de hoogte van de lopende beroepstermijn en kan deze derhalve zijn cliënt reeds, op voorhand, adviseren over het mogelijk op zijn adres uitbrengen van een appeldagvaarding.

5.8 Nu het niet gaat om inhoudelijke correspondentie met het hof, maar een H-formulier, is dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.9 Het klachtonderdeel is ongegrond.

 

MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel acht de Raad de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart klachtonderdeel A. gegrond;

 verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

 legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. R. de Haan, mr. J.P. Heinrich,

mr. H.E. Meerman, mr. P.S. Kamminga, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2012.

 

griffier        voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.