Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-05-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2752
Zaaknummer
11-270A
Inhoudsindicatie
De advocaat van de wederpartij komt een grote mate van vrijheid toe de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt. Verzet in al haar onderdelen ongegrond, dan wel kennelijk niet ontvankelijk.
Uitspraak
BESLISSING van 15 mei 2012
in de zaak 11-270 A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing
van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
klager
tegen:
Mevrouw mr.
Advocaat te Amsterdam
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 21 september 2011, bij de raad binnengekomen op 22 september 2011,
heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de
klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 14 oktober 2011 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, behoudens onderdeel b, in welk klachtonderdeel klager kennelijk niet ontvankelijk is verklaard. Deze beslissing is op 31 oktober 2011 aan klager verzonden.
1.3 Bij brief van 27 oktober 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2012 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet;
- de stukken op grond waarvan die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzet van klager bij faxbrief van 27 oktober 2011.
2. FEITEN
2.1 De relevante feiten zijn door de (plaatsvervangend) voorzitter in zijn beslissing weergegeven. Nu klager tegen die weergave geen bezwaar heeft gemaakt, gaat ook de raad van die feiten uit.
3. KLACHT EN VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door:
a. een onjuiste voorstelling te hebben gegeven over haar declaratie en de betaling
daarvan;
b. aan te sturen op een procedure in plaats van een regeling in der minne;
c. geen, dan wel onvoldoende, actie te hebben ondernomen naar aanleiding van artikel 5.4 van het convenant. In dat artikel is opgenomen dat “partijen aan
verweerster de opdracht geven om na de totstandkoming van de echtscheiding aan de pensioenuitvoerder mededeling te doen..” en “het in dit artikel genoemde formulier zal worden ondertekend door beide partijen uiterlijk binnen drie maanden na ondertekening van deze overeenkomst”;
d. geen betaling te doen aan mr. X, hoewel zij bekend was met diens vordering.
Daardoor is klager in een nadelige financiële positie gemanoeuvreerd;
e. klager in een verkeerd daglicht te plaatsen en feitelijke gegevens te verstrekken aan de rechter waarvan zij wist dat deze onjuist zijn, althans behoorde te weten dat die onjuist zijn. Verweerster heeft zich ter zitting van 19 november 2010 onnodig grievend jegens hem uitgelaten door een vermeende verduistering aan de orde te stellen;
f. klager onnodig op kosten te hebben gejaagd doordat verweerster onvoldoende kennis neemt van de stukken en het dossier waardoor extra tijd besteed moet worden aan deze zaak.
3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerster volgens klager de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3.3 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond dan wel niet ontvankelijk heeft verklaard door voorbij te gaan aan de door klager gestelde feiten.
4. BEOORDELING
4.1 Gelijk de (plaatsvervangend) voorzitter heeft overwogen geldt dat nu de klacht gericht
is tegen de advocaat van klagers wederpartij de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf betekent dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
ad klachtonderdelen a en d
4.2 De klachtonderdelen a en d lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De raad is van oordeel dat uit het klachtdossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat met verweerster was afgesproken dat het aan haar cliënte toekomende bedrag van € 75.000,-- zou worden aangewend voor betaling van haar declaraties en die van haar voormalige advocaat. Ten overvloede merkt de raad op dat verweerster ook niet bevoegd zou zijn geweest een dergelijke afspraak te maken. Verweerster is in beginsel gehouden het aan haar cliënte toekomende geld over te maken conform haar instructies. De klachtonderdelen a en d zijn dan ook ongegrond.
ad klachtonderdelen e en f
4.3 De klachtonderdelen e en f lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Bij de cliënte van verweerster waren er vragen gerezen over de bestemming van een door klager ontvangen bonus van € 698.680,--. De bestemming van deze bonus is in de echtscheidingsprocedure herhaaldelijk onderwerp van discussie geweest. Ofschoon de raad kan begrijpen dat het voor klager frustrerend is geweest om telkens uitleg te moeten geven over de verantwoording van voornoemd bedrag, deelt de raad het oordeel van de (plaatsvervangend) voorzitter dat niet gezegd kan worden dat verweerster ten onrechte en/of onnodig grievend vragen over de aanwending van dat bedrag heeft gesteld in de procedure tussen klager en zijn ex-echtgenote. Naar het oordeel van de raad zijn uit de stukken noch uit de door klager gegeven toelichting feiten of omstandigheden naar voren gekomen, waaruit zou kunnen blijken dat verweerster de hiervoor in 4.1 genoemde maatstaf zou hebben overschreden. Verweerster kan terzake niet met vrucht een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klachtonderdelen e en f zijn dan ook ongegrond.
ad klachtonderdelen b, en c
4.4 De klachtonderdelen b en c lenen zich eveneens voor een gezamenlijke behandeling. Het onderzoek door de raad heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Klachtonderdeel b is dan ook ongegrond en in klachtonderdeel c is klager niet ontvankelijk.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, A.G. van Marwijk Kooy, G.J.W. Pulles, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2012.
Voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 15 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.