Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-04-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2689
Zaaknummer
12-077A
Inhoudsindicatie
Verzoek om onderzoek ex artikel 60c toegewezen. Terechte zorgen van de deken over communicatie en bereikbaarheid.
Uitspraak
Beslissing van 20 april 2012
in de zaak 12-077A
De fungerend voorzitter van de raad van discipline heeft het volgende overwogen
en beslist naar aanleiding van het verzoek ex. art. 60c, lid 1 Advocatenwet van:
deken
tegen:
de heer mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 maart 2012, door de raad ontvangen op 9 maart 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam een verzoek als bedoeld in artikel 60c lid 1 Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 16 april 2012 ten overstaan van mr. H. Brouwer, als voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en in aanwezigheid van de waarnemend deken mr. P.N. van Regteren Altena, namens de deken, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De voorzitter heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brief en de bij die brief gevoegde stukken.
2 GRONDEN VAN HET VERZOEK
2.1 Als toelichting op het verzoek is namens de deken gesteld dat ernstige twijfels bestaan over de wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent. Die aanwijzingen betreffen:
- het niet reageren op brieven;
- het niet bereikbaar zijn voor cliënten;
- het schenden van vertrouwen;
- het niet meewerken aan het onderzoek van de deken naar diverse klachten tegen verweerder; en
- het niet tijdig voldoen aan de Centrale Controle op Verordeningen en het niet voldoen aan de geldelijke omslag.
2.2 Aldus is volgens de deken de situatie ontstaan dat onvoldoende gewaarborgd is dat de praktijk van verweerder naar behoren functioneert. Dit brengt tevens met zich mee dat er aanwijzingen zijn in de zin van artikel 60c Advocatenwet. Genoemde aanwijzingen zijn voor de deken aanleiding de voorzitter te verzoeken het in artikel 60c Advocatenwet bedoelde onderzoek te gelasten en een rapporteur aan te wijzen die nader onderzoek zal moeten verrichten, zodat kan worden vastgesteld of de aanwijzingen terecht zijn.
3 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder is op 22 augustus 2000 beëdigd. Sinds 2007 voert hij praktijk vanuit zijn eigen kantoor.
3.2 Een voormalig cliënt van verweerder, de heer A., heeft op 24 november 2011 een klacht bij de deken ingediend tegen verweerder. Deze klacht ziet onder meer op het sinds 2009 niet informeren door verweerder van zijn cliënt en het niet actief behandelen van het dossier dat verweerder voor de heer A. in behandeling had, alsmede op het niet reageren op de aansprakelijkstelling die zowel de heer A. als zijn nieuwe raadsman medio 2011 aan verweerder hebben gezonden.
3.3 De deken heeft verweerder per brief van 30 november 2011 gevraagd te reageren op de klachtbrief. Nadien heeft verweerder de deken bericht de hele maand december afwezig te zijn geweest van zijn kantoor en door verblijf in het buitenland van enkele dagen in januari eerst medio januari 2012 te zullen reageren. Verweerder is deze toezegging niet nagekomen. Op 22 januari 2012 heeft verweerder de deken bericht dat hij door "diverse laboratoriumuitslagen die het werken onmogelijk hebben gemaakt" medio februari zou reageren.
3.4 Ten tijde van de behandeling van het onderhavige verzoek heeft verweerder nog geen reactie gestuurd. Aldus heeft hij niet zijn medewerking verleend aan het onderzoek door de deken naar de klacht van de heer A.
3.5 Per brief van 30 januari 2012 heeft de heer B. een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken, over het sinds juni 2007 niet actief behandelen van zijn zaak door verweerder. Verweerder heeft, ondanks het verzoek van de deken om een reactie voor 27 februari 2012, daarop niet gereageerd, waarna een rappel van de deken volgde van 29 februari 2012. Ten tijde van de behandeling van het onderhavige verzoek heeft verweerder nog geen reactie gegeven en aldus geen medewerking verleend aan het onderzoek van de deken naar de klacht van de heer B.
3.6 Verweerder heeft eerst op de ochtend voor de zitting telefonisch gereageerd op het verzoek van de griffie van de raad van discipline om contact op te nemen ten behoeve van de zitting op 16 april 2012. Verweerder heeft voordien niet gereageerd op diverse telefonische verzoeken om contact op te nemen van zowel de deken als de griffie van de raad van discipline.
4 BEOORDELING VAN HET VERZOEK
4.1 Het is de voorzitter op grond van het dossier en de erkenning van verweerder ter zitting, genoegzaam gebleken dat verweerder zich niet (voldoende) bereikbaar houdt voor cliënten respectievelijk voor de deken. Vaststaat dat verweerder de deken niet in staat heeft gesteld onderzoek te doen naar de thans voorliggende twee klachten tegen hem.
4.2 De verklaringen die verweerder ter zitting heeft gegeven voor zijn onbereikbaarheid (de slechte gezondheidstoestand van zijn ouders, zijn eigen gezondheidsklachten en zijn gezinssituatie) vormen geen valide redenen om niet bereikbaar te zijn voor cliënten en de deken. Bovendien verklaren deze door verweerder opgegeven redenen niet de lange duur van de gebrekkige communicatie tussen verweerder en de voormalige cliënten die nu een klacht tegen hem hebben ingediend.
4.3 De voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerder de zorgen van de deken over de wijze waarop verweerder communiceert en bereikbaar is voor zijn andere cliënten niet heeft weggenomen. Hetzelfde geldt voor de zorg over hoe verweerder ook overigens zijn praktijk heeft georganiseerd, bijvoorbeeld wat de achtervang is voor zijn praktijk wanneer verweerder mogelijk in de toekomst tijdelijk of voor langere duur zijn praktijk niet kan uitoefenen.
4.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen of de praktijk van verweerder wel naar behoren wordt uitgeoefend.
4.5 De raad wijst het verzoek van de deken tot nader onderzoek en aanwijzing van een rapporteur daarom toe.
BESLISSING
De voorzitter van de raad van discipline:
1 wijst het verzoek toe;
2 benoemt mr. F.T. Panholzer (advocatenkantoor Spaarndammerbuurt, Le Mairekade 55, 1013 CB Amsterdam), advocaat te Amsterdam, tot rapporteur;
3 bepaalt dat de rapporteur binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing zich een oordeel vormt over de sub 4.2 genoemde punten en zich voorts in het algemeen een oordeel vormt over de toestand waarin verweerders praktijk zich bevindt, alsmede over de vraag of verweerder al dan niet in staat moet worden geacht zijn praktijk thans behoorlijk uit te oefenen, waarbij ook financiële, organisatorische en personele aspecten van verweerders praktijk aan de orde dienen te komen;
4 bepaalt dat de rapporteur ten behoeve van het onderzoek de beschikking krijgt over het dossier zoals dat aan de voorzitter ter beschikking is gesteld;
5 draagt verweerder op de rapporteur, alsmede de eventueel door hem aangewezen personen die hem vergezellen, toegang te verlenen tot de plaats waar hij zijn praktijk uitoefent en alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en de rapporteur inzage te verschaffen in dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, betrekking hebbend op de praktijk van verweerder;
6 machtigt de rapporteur om, zo nodig met behulp van de sterke arm, zich inzage te verschaffen in de onder 5 genoemde gegevensdragers;
7 bepaalt dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste EUR 250,- per uur (exclusief BTW), met een maximumbedrag van EUR 2.500,-- (exclusief BTW);
8 bepaalt dat deze vergoeding ten laste van verweerder komt, zoals artikel 60d lid 4 Advocatenwet bepaalt;
9 draagt verweerder op de voet van artikel 60d lid 2 Advocatenwet op om het onder sub 7 genoemde maximumbedrag aan honorarium (EUR 2.500,-) te storten op een door de rapporteur aan te wijzen rekening, zulks binnen een week nadat de rapporteur het rekeningnummer aan verweerder heeft opgegeven.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier, op 20 april 2012.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
en op dezelfde datum per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan verzet bij de raad van discipline worden door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
Het verzet moet binnen een termijn van 14 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift dus in het bezit zijn van de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline: op het adres Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275).