Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3660

Zaaknummer

12-134

Inhoudsindicatie

klacht mbt onnodig grievende uitlatingen aan cliënte over familielid gegrond verklaard

Uitspraak

Beslissing van 19 november 2012

in de zaak 12-134

naar aanleiding van de klacht van:

de heer O.

klager

tegen:

mr. .B.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 juni 2012 met kenmerk 1112/9248, door de raad ontvangen op 30 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is op 21 juli 2011 benaderd door de zus van klager in verband met de afwikkeling van een nalatenschap. Daarvoor vormde de aanleiding dat de zuster belast was met het beheer van de nalatenschap terwijl haar beide broers een verschil van mening hadden over de wijze van verdeling daarvan.

2.3 Verweerder heeft op 21 juli 2011 naar aanleiding van een bezoek van de zus van klager een concept brief gestuurd aan de zus van klager, in verband met de afwikkeling van de nalatenschap. De brief was bestemd voor alle erfgenamen, dus de zus van klager, klager, en hun broer. In de brief adviseerde verweerder de erfgenamen om het beheer en de verdeling van de nalatenschap in handen te geven van een notaris. Na akkoordverklaring door de zus van klager, heeft verweerder de brief aan de drie erfgenamen verzonden.

2.4 Bij brief van 25 juli 2011 reageerde klager uitvoerig op het advies van verweerder, stellende dat hij met het advies niet akkoord ging. Klager stelde verschillende andere opties voor waarbij vooruitlopend op het afgeven van een volmacht eerst door zijn broer de waarde van een bedrag op een beleggingsrekening, gehouden voor de erflaatster, zou worden overgemaakt op een speciale rekening en vroeg verweerder over diverse andere opties te adviseren. 

2.5 Op 29 juli 2011 reageerde verweerder op de brief van klager waarbij hij inging op de opmerkingen van klager en tevens concludeerde dat dit zijn advies van 22 juli 2011 niet veranderde.

2.6 Hierna volgde op 31 juli 2011, 2, 3 en 7 augustus 2011 uitvoerige emailcorrespondentie tussen klager en verweerder over het advies van verweerder.

2.7 Bij mailbericht van 8 augustus 2011 berichtte klager er niet mee akkoord te gaan dat verweerder hem adviseerde akkoord te gaan met het geven van een volmacht aan een notaris ten behoeve van de verdeling van de boedel.

2.8 Op 8 augustus 2011 legde verweerder aan klager uit dat hij was opgetreden voor de zuster van klager en niet voor klager zelf.

2.9 Op 4 november 2011 stuurde verweerder een email aan de broer van klager waarin hij berichtte de zus van klaagster te zullen aanmanen ter zake van de betaling van zijn factuur. 

2.10 Op 7 november 2011 stuurde verweerder een email naar de zuster van klager. In deze email stelde verweerder –voorafgegaan door het woord persoonlijk- :

“Geheel op persoonlijke titel zou ik u willen adviseren uw relatie met uw broer O [klager] nog eens te evalueren. De manier waarop O communiceert, de manier waarop hij meent dingen af te kunnen dwingen … het is beneden ieder peil. 

Ik kan mij heel goed voorstellen dat uw broer H zich niet laat commanderen door O en zich door O de wet niet laat voorschrijven.

Naar mijn mening, gebaseerd op mijn email communicatie met O, en ik heb redelijk wat mensenkennis na 16 jaar advocatuur, is O een dominante dwingeland, die iedere mogelijkheid aangrijpt om zijn zin en mening door te drukken.

Dat uw broer H hier feestelijk voor bedankt, kan ik mij zeer goed voorstellen.

Ik vermoed dat u beter af bent indien u zou proberen de relatie met H te herstellen. Ik weet niet wat uw relatie met H destijds heeft verstoord, maar O laat u even makkelijk vallen. Hij doet niets constructiefs om er voor te zorgen dat u uw erfdeel krijgt. Integendeel hij werkt alleen maar tegen en werpt iedere keer weer nieuwe hindernissen op.

En intussen loopt hij te verkondigen dat hij het zo goed met u voor heeft. Naar mijn mening is dat huichelarij.

(…)

Mijn persoonlijke mening … omdat ik het jammer vind dat u op deze manier de dupe bent van de handelwijze van uw broer O.

Zou dit geschil aan de rechter worden voorgelegd dan zou O absoluut ongelijk kijken!

Geen twijfel mogelijk!

Voor de goede orde: deze mail is persoonlijk voor u en alleen voor u bedoeld.”

2.11 Op 20 november 2011 sommeerde verweerder de zuster van klager zijn nota ad € 1.482, 68 te betalen.

2.12 Bij brief  met bijlagen van 9 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) trachtte de factuur voor verrichte werkzaamheden te incasseren bij de zuster van klager

b) onnodig werkzaamheden heeft verricht en gerekend door onnodig te corresponderen over het standpunt van klager

c) weigerde het adres van de deken te verstrekken

d) bij emailbericht van 7 november 2011 zich zeer negatief heeft uitgelaten over klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klachten a t/m c niet gegrond zijn, nu verweerder niet als advocaat voor klager optrad maar hij de advocaat was van de zuster van klager.

4.2 Ten aanzien van klacht d stelt verweerder dat de brief van 7 november 2011 niet bedoeld was voor klager maar voor zijn zuster. Daarbij was speciaal op het persoonlijke karakter van de inhoud van de brief gewezen. De bedoeling van de brief was de zuster van klager weerbaarder jegens klager te maken zodat zij zich meer onafhankelijk zou opstellen.

5. BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a, b en c)

5.1. Klachtonderdeel a t/m c betreffen de zorgvuldigheid die de advocaat in zijn verkeer met zijn cliënt in acht behoort te nemen. Deze klachtonderdelen lenen zich naar het oordeel van de raad voor een gezamenlijke behandeling.

5.2. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de raad duidelijk dat verweerder niet optrad als advocaat voor klager maar uitsluitend optrad als advocaat voor klagers zuster. Duidelijk blijkt dit uit de opdrachtbevestiging die door verweerder naar de zuster van klager is verzonden, en die door verweerder ter zitting is voorgelezen. Vervolgens is duidelijk dat verweerder klager uitsluitend op verzoek van de zuster van klager heeft gecorrespondeerd met klager nadat een concept brief daaraan voorafgaand door verweerder uitsluitend naar de zuster is verzonden. Ten slotte is de declaratie ook bij de zuster van klager in rekening gebracht. Dit betekent dat klager niet als cliënt van verweerder kan worden aangemerkt zodat hij zich ook niet over de gedragingen waarop klachtonderdelen 1 t/ c betrekking hebben kan beklagen. Deze klachtonderdelen zijn mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.3. Voor de beoordeling van dit klachtonderdeel gaat de raad uit van het volgende. Het is in het belang van een goede beroepsuitoefening dat door de advocaat bij de beroepsuitoefening geen onnodig nadeel of leed aan derden wordt toegebracht en dat advocaten zich onthouden van uitlatingen die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt. Dat belang is erbij gebaat dat ook in conflicten waarbij de emoties hoog oplaaien op waardige wijze en op zakelijke toon wordt gecommuniceerd.

5.4. Gelet op hetgeen in de stukken en de zitting naar voren is gekomen is duidelijk dat verweerder welbewust het mailbericht van 7 november 2011 heeft geschreven met de uitdrukkelijke bedoeling zijn oordeel over de broer van zijn cliënte te geven, terwijl de dienstverlening van verweerder reeds was beëindigd. Daarbij had verweerder voor ogen dat het goed voor de zuster van klager zou zijn als zij zich minder door haar broer zou laten beïnvloeden. De daarvoor door verweerder in zijn mailbericht gehanteerde bewoordingen kunnen op zichzelf reeds als grievend worden beschouwd. De behandeling van de zaak was bovendien reeds afgerond en er bestond geen noodzaak voor  verweerder om zijn cliënte op dergelijke wijze te adviseren, dit terwijl hij er vanwege de familieverhoudingen ernstig rekening mee diende houden dat de betreffende broer kennis zou nemen van de inhoud van zijn mailbericht. Zijn optreden dient hierom als onnodig grievend te worden aangemerkt. Dit betekent dat klachtonderdeel (d) gegrond is.

6. MAATREGEL

De raad heeft besloten de maatregel van de enkele waarschuwing op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- Verklaart klachtonderdeel (a), (b) en (c) ongegrond

- Verklaart klachtonderdeel (d) gegrond

- Legt de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, E.A.T.M. Steverink, C.J.M. de Vlieger, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2012.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.