Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-02-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2473
Zaaknummer
11-175A
Inhoudsindicatie
Klacht over kwaliteit dienstverlening van eigen advocaat. Advocaat zou onder andere de behandeling van de zaak hebben vertraagd, in de dagvaarding verzuimd hebben een vordering in te stellen, een te laag bedrag aan buitengerechtelijke kosten hebben gevorderd, bij cliënt hebben aangedrongen op het accepteren van een schikking, niet daadkrachtig en voortvarend te zijn opgetreden, onjuiste uitingen van de wederpartij onweersproken hebben gelaten, genoegen hebben genomen met onjuiste salarisspecificaties en jaaropgave. De raad is van oordeel dat verweerder de belangen van klaagster op adequate wijze heeft behartigd. Klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING van 14 februari 2012
in de zaak 11-175A
naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
klaagster
tegen:
De heer mr.
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 26 mei 2011, bij de raad binnengekomen op 27 mei 2011, heeft de deken
van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2011. Klaagster en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken, de stukken
genummerd 1 t/m 22, alsmede de ad informandum gevoegde producties bij bijlage 7.3.
2. FEITEN
2.1 Klaagster kreeg eind 2007 te maken met een arbeidsconflict. Zij heeft zich op 15
januari 2008 ziek gemeld. Toen de loonbetaling medio februari 2008 werd gestaakt, heeft zij zich tot verweerder gewend voor rechtsbijstand. De betaling van het salaris van klaagster is daarop in eerste instantie met terugwerkende kracht hervat, maar vervolgens op 7 mei 2008 andermaal gestaakt.
2.2 In de door de werkgever van klaagster aangespannen ontslagprocedure heeft klaagster zelf haar verdediging gevoerd, omdat zij niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. De arbeidsovereenkomst van klaagster is door de kantonrechter per 31 augustus 2008 ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.
2.3 Klaagster heeft zich na voornoemde uitspraak opnieuw gewend tot verweerder voor rechtsbijstand in verband met het instellen van een vordering tegen haar voormalige werkgever wegens gemiste commissie en achterstallig loon c.a. over de periode 7 mei 2008 tot en met 31 augustus 2008. Verweerder heeft klaagster vanwege haar gewijzigde financiële omstandigheden geadviseerd opnieuw een toevoeging aan te vragen, welke ook is verkregen.
2.4 Verweerder heeft in opdracht van klaagster een dagvaarding opgesteld en deze eind december 2008 aan haar in concept toegezonden. In deze dagvaarding zijn naast de door klaagster gemiste commissie en achterstallig loon tevens de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke verhoging gevorderd.
2.5 De naar aanleiding van het commentaar van klaagster gecorrigeerde dagvaarding is op 26 januari 2009 aan klaagster opnieuw in concept toegezonden. De volgende dag heeft klaagster verweerder meegedeeld zich met de inhoud van de aangepaste dagvaarding te kunnen verenigen. Klaagster heeft verweerder begin februari en in de eerste week van maart 2009 gevraagd naar de stand van zaken. Verweerder heeft klaagster onder aanbieding van zijn excuses medegedeeld dat hij er nog niet aan toe was gekomen om de dagvaarding gereed te maken. De uiteindelijke dagvaarding telde 21 pagina’s met 35 producties en is op 10 maart 2009 aan de voormalig werkgever van klaagster betekend.
2.6 Tijdens een op 20 juli 2009 gehouden mondelinge behandeling is getracht tot een regeling te komen. Klaagster was hiertoe niet bereid. Ook na een tussenvonnis van de kantonrechter van 6 oktober 2009 heeft de advocaat van de voormalig werkgever van klaagster telefonisch geïnformeerd naar de mogelijkheid van een schikking. Klaagster was hiertoe wederom niet bereid.
2.7 De kantonrechter heeft de vorderingen van klaagster bij vonnis van 27 april 2010 grotendeels toegewezen. Klaagster heeft verweerder naar aanleiding van het vonnis laten weten: “It brought (…) good news. I am Ok with the verdict and do not wish to go to Higher Court.”
2.8 Verweerder heeft de advocaat van de voormalige werkgever van klaagster verzocht aan de veroordeling uitvoering te geven en voorts verzocht de loonspecificaties rechtstreeks aan klaagster te zenden. Op 17 mei 2010 is door de voormalig werkgever van klaagster een bedrag van € 5.887,77 netto op de derdenrekening van het kantoor van verweerder bijgeschreven. Verweerder heeft klaagster hiervan op 17 mei 2010 per e-mail op de hoogte gesteld. Bij e-mail van 18 mei 2010 heeft verweerder klaagster uitleg gegeven over voornoemde storting. Op 25 mei 2010 is voornoemd bedrag doorgestort naar de bankrekening van klaagster. Vragen van klaagster over de hoogte van de door haar voormalig werkgever ingehouden belasting heeft verweerder ter beantwoording doorgeleid aan de advocaat van haar voormalig werkgever. Tevens heeft verweerder verzocht om van de twee ontvangen loonspecificaties een jaaropgave te doen opmaken en deze aan klaagster toe te zenden.
2.9 Bij brief van 21 mei 2010 heeft verweerder klaagster medegedeeld dat hij tot sluiting van het dossier zal overgaan.
2.10 Klaagster heeft verweerder bij brief van 24 en 27 mei 2010 haar ongenoegen laten blijken over de (financiële) afwikkeling van haar zaak en medegedeeld te willen beschikken over een afrekening met correcte inhoudingen en salarisspecificaties en een gecorrigeerde jaaropgave 2008).
Klaagster heeft zich er ook over beklaagd dat verweerder de advocaat van de wederpartij ten onrechte heeft laten weten dat het ten behoeve van klaagster overgemaakte bedrag € 62,-- te hoog was en voorts dat verweerder heeft geaccepteerd dat de wederpartij ter afwikkeling van de zaak een salarisstrook op naam van de Engelse vestiging heeft verstrekt in plaats van op naam van de Nederlandse vestiging waar klaagster in dienst was en op twee brieven van klaagster hierover niet heeft gereageerd.
2.11 Verweerder heeft de advocaat van de wederpartij bij brief van 23 juli 2010 medegedeeld dat klaagster zich niet kon verenigen met de verstrekte salarisspecificaties, de gehanteerde belastingtarieven, de op naam van de Engelse vestiging verstrekte salarisstroken en tot slot verzocht om afgifte van de jaaropgave 2010 gebaseerd op de gecorrigeerde loonspecificaties en een bewijs dat de voormalig werkgever van klaagster de verschuldigde belasting aan de Belastingdienst heeft voldaan.
2.12 De advocaat van de wederpartij heeft bij brief van 19 augustus 2010 uitleg gegeven over de verstrekte salarisstroken, de gehanteerde belastingtarieven, en de reden van de op naam van de Engelse vestiging verstrekte salarisstroken. Tevens is medegedeeld dat er geen bereidheid bestond om de tenaamstelling van de salarisstroken te wijzigen en een bewijs te verstrekken dat de verschuldigde belasting aan de Belastingdienst zou worden voldaan. Wel is toegezegd dat de jaaropgave 2010 na afloop van het kalenderjaar aan klaagster zou worden toegezonden.
3. DE KLACHT
3.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
a. de behandeling van de zaak heeft vertraagd;
b. in de dagvaarding een gecorrigeerde jaaropgave 2008 had moeten vorderen;
c. in de concept dagvaarding een onwaarschijnlijk laag bedrag aan buitengerechtelijke kosten heeft gevorderd en dat dit bedrag pas na aandringen van klaagster flink is verhoogd en dat het niet volledig toewijzen van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke verhoging het gevolg is van het feit dat verweerder daarvoor geen enkele moeite heeft gedaan;
d. ten voordele van de wederpartij gehandeld heeft door bij klaagster erop
aan te dringen dat zij een schikking van € 3.500,-- zou accepteren;
e. niet daadkrachtig en voortvarend is opgetreden toen de kantonrechter een voor klaagster gunstig vonnis had gewezen en ermee bekend was dat de wederpartij korte tijd later het callcenter waar klaagster werkzaam was geweest, zou sluiten;
f. onjuiste uitingen van de wederpartij onweersproken heeft gelaten;
h. de advocaat van de wederpartij heeft laten weten dat het ten behoeve van klaagster overgemaakte bedrag € 62,-- te hoog was en tevens heeft geaccepteerd dat de wederpartij ter afwikkeling van de zaak een salarisstrook op naam van de Engelse vestiging verstrekte in plaats van op naam van de Nederlandse vestiging waar klaagster in dienst was. Tevens wordt verweerder verweten dat hij op twee brieven van klaagster hierover niet heeft gereageerd en genoegen heeft genomen met een jaaropgave 2010, terwijl klaagster meent dat zij een gecorrigeerde opgave over 2008 zou moeten ontvangen, omdat het over een betaling van 2008 ging;
i. de zaak niet correct, althans niet volledig, heeft afgewikkeld.
3.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klaagster de norm
neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
4. BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
De klachten van klaagster hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is.
Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
4.2 De raad is van oordeel dat uit de stukken van het klachtdossier niet is gebleken dat verweerder bij de behandeling van de zaak van klaagster kennelijk onjuist is opgetreden of kennelijk onjuist heeft geadviseerd. Evenmin heeft de raad geconstateerd dat de belangen van klaagster door de handelwijze van verweerder zouden zijn geschaad.
4.3 Uit het klachtdossier is de raad voorts niet gebleken dat verweerder de behandeling van de zaak zou hebben vertraagd, niet daadkrachtig zou zijn opgetreden, ten voordele van de wederpartij van klaagster zou hebben gehandeld en/of onjuiste uitlatingen onweersproken zou hebben gelaten. In het klachtdossier heeft de raad ook geen enkele aanwijzing gevonden dat verweerder bij het instellen van de vordering van klaagster onjuist, laat staan kennelijk onjuist zou hebben gehandeld. Het feit dat de vordering van klaagster niet volledig is toegewezen maakt dat niet anders. De raad merkt in dit verband op dat klaagster verweerder ook heeft laten weten dat zij tevreden was met de uitkomst van de procedure en verweerder heeft laten weten geen hoger beroep te willen instellen.
4.4 De ontevredenheid van klaagster is kennelijk ontstaan bij de (financiële) afwikkeling van de zaak. De raad is van oordeel dat verweerder zich ruimschoots heeft ingespannen om het vonnis naar de wensen van klaagster geëxecuteerd te krijgen. Dat dit niet is gelukt, lijkt mede veroorzaakt te zijn door het feit dat de Nederlandse vestiging van de wederpartij van klaagster ten tijde van de executie was gesloten. Verweerder valt hiervan geen enkel verwijt, laat staan tuchtrechtelijk verwijt te maken.
4.5 De raad is van oordeel dat verweerder de belangen van klaagster op adequate wijze heeft behartigd. Verweerder kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De klacht is dan ook in al zijn onderdelen ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P. van Lingen, M. Pannevis, H.B. de Regt, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2012.
Voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 14 februari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl