Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3948

Zaaknummer

82/11

Inhoudsindicatie

Klacht ontvankelijk; tijdsverloop is niet te lang. Indien een zaak is ingenomen door een kantoorgenoot die afspraken heeft gemaakt over het uurtarief en de verdere financiële gevolgen terwijl wordt afgesproken dat een kantoorgenoot de zaak zal behandelen, hoeft laatstgenoemde dit in beginsel niet nogmaals te bespreken maar mag afgaan op hetgeen tussen de cliënt en de kantoorgenoot die de zaak heeft ingenomen, is besproken. Een advocaat moet alle belangrijke informatie in beginsel schriftelijk aan zijn cliënt doorgeven, tenzij voldoende aannemelijk is dat de advocaat de informatie aan de cliënt (mondeling) kenbaar heeft gemaakt. Voorts heeft de advocaat grote mate van beleidsvrijheid bij de behandeling van de zaak. De raad beoordeelt klachten over de kwaliteit van de diensten slechts marginaal, namelijk indien de advocaat kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad.

Uitspraak

Beslissing van 7 september 2012

in de zaak 82/11

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [   ]

gemachtigde: mr. [   ]

klager

 

tegen:

mr. [   ]

gemachtigde: mr. [   ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 augustus 2011 met kenmerk 1011/19, door de raad ontvangen op 9 augustus 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2012 in aanwezigheid van verweerster en haar gemachtigde D. De gemachtigde van klager heeft laten weten dat klager noch hij zelf ter zitting zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van de gemachtigde van verweerster van 24 mei 2012 met bijlagen.

1.4    Mr. D. heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Klager heeft zich op 20 november 2006 gewend tot het advocatenkantoor N. te A. met het verzoek hem bij te staan in een bouwarbitrage. De zaak is ingenomen door mr. L., die na bestudering van het dossier, de zaak heeft overgedragen aan zijn toenmalige kantoorgenote, verweerster, omdat het een bouwzaak betrof, op welk gebied verweerster meer thuis was.

2.2    Bij brief van 3 november 2010 heeft klager zich via zijn gemachtigde bij de deken beklaagd over verweerster en vervolgens zijn aanvullende klachten ingediend bij brieven van zijn gemachtigde van 5 en 12 november 2010 en 25 januari 2011.

2.3    Bij genoemde brief van 25 januari 2010 heeft klager een klachtonderdeel ingetrokken.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster  nooit een opgave heeft gedaan van de in totaal te verwachten kosten.

b)    met klager een uurtarief is afgesproken van € 195,00. Er is op basis van een veel hoger uurtarief gedeclareerd (laatstelijk € 260,00). De desbetreffende declaraties bevatten geen opgave van uren en het uurtarief.

c)    gedragsregel 25 lid 4 is geschonden. Betaalde voorschotten zijn niet verrekend, verschotten zijn niet voldoende inzichtelijk gemaakt en de berekende algemene verschotten zijn deels ten onrechte in rekening gebracht.

d)    verweerster niet met klager heeft overlegd over de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtshulp. Dat is ook niet gebeurd tijdens de behandeling  van de zaak toen verweerster ermee bekend werd dat klager verweersters declaraties niet kon betalen.

Bovendien, als zij dat wel had gedaan, had zij dat schriftelijk moeten vastleggen conform gedragsregel 8, hetgeen zij niet heeft gedaan.

e)    verweerster heeft verzuimd klager te berichten dat de advocaat van de wederpartij bij brief van 8 oktober 2007 heeft voorgesteld het geschil te doen berechten door één arbiter.

Bovendien is genoemde brief van de wederpartij niet beantwoord. Dit is des te kwalijker omdat dat tot onnodig hoge arbitragekosten heeft geleid, terwijl voorzienbaar was dat het voor klager een kansloze zaak was. Bovendien als verweerster wel zou hebben overlegd met klager over het aantal arbiters, had zij dat schriftelijk moeten vastleggen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

f)    verweerster in eerste aanleg heeft nagelaten verweer te voeren tegen de door de wederpartij gevorderde BTW over een boetebedrag.

Klager meent dat verweerster de tijd die in het beroepschrift is besteed aan de hierboven genoemde BTW kwestie, niet in rekening had mogen brengen, omdat dit herstelwerkzaamheden betreft van een door verweerster gemaakte beroepsfout.

g)    verweerster in de arbitragezaak geen bezwaar heeft gemaakt tegen de BTW die begrepen was in de factuur van 19-10-2005. De in die factuur gevorderde hoofdsom is  volgens vaste jurisprudentie door de Raad van Arbitrage gekwalificeerd als schadevergoeding. Daarover is geen BTW verschuldigd en verweerster had bezwaar moeten maken tegen de BTW component, hetgeen zij heeft nagelaten.

De werkzaamheden in hoger beroep met betrekking tot de in dit klachtonderdeel genoemde beroepsfout, hadden niet in rekening mogen worden gebracht aan klager.

h)    verweerster heeft nagelaten in eerste aanleg een beroep te doen op matiging van de door de wederpartij gevorderde contractuele boete.

De werkzaamheden in hoger beroep terzake van deze beroepsfout hadden niet in rekening mogen worden gebracht aan klager.

i)    verweerster heeft verzuimd in de procedure in eerste aanleg inhoudelijk bezwaar te maken tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Verweerster had de herstelkosten niet in rekening mogen brengen.

j)    verweerster  tegen beter weten in klager heeft geadviseerd om hoger beroep in te stellen tegen het arbitraal vonnis van 27 januari 2009. Dit beroep was ten dele kansloos, ten dele had het betrekking op herstel van fouten, gemaakt in de procedure in eerste aanleg. Bovendien zijn voor de werkzaamheden in hoger beroep relatief hoge bedragen in rekening gebracht.

k)    verweerster zich bewust moet zijn geweest van de door haar gemaakte (en hiervoor vermelde) beroepsfouten, maar klager hierover niet geïnformeerd heeft en hem ook niet geadviseerd heeft onafhankelijk advies in te winnen.

l)    verweerster in het beroepschrift opzettelijk onjuiste feiten naar voren heeft gebracht, waar zij stelt dat arbiters ten onrechte hebben overwogen dat klager zich jegens de wederpartij had voorgedaan als eigenaar van de grond. Zij wist dat dit onjuist was.

m)    verweerster heeft toegezegd de declaraties te crediteren tot een bedrag van € 1.739,94, maar  deze toezegging niet gestand heeft gedaan.

Tijdens een bespreking van 20 oktober 2008 heeft verweerster aan klager  crediteringen toegezegd tot een bedrag van € 3.726,00, te vermeerderen met de algemene kantooropslag en de BTW. Deze toezegging is ook niet gestand gedaan.

n)    verweerster gedragsregel 25 lid 1 heeft geschonden door geen redelijk salaris in rekening te brengen. Rekening had moeten worden gehouden met het uiterst slechte resultaat. Oorspronkelijk was ruim € 38.000,00 gevorderd, maar na de procedures bleek klager ruim € 70.000,00 kwijt te zijn. Dat had tot matiging van de declaraties moeten leiden.

o)    in de procedure is aangevoerd dat een deelbetaling van klager van € 1.1000,00 verrekend zou moeten worden zonder hieraan een heldere conclusie te verbinden.

p)    verweerster klager ten onrechte schrik heeft aangejaagd door hem tegen beter weten in te berichten dat niet uitgesloten was dat de Raad van Arbitrage de gevraagde waarborgsom van € 4.500,00, die verschuldigd was in verband met het hoger beroep tegen het arbitraal vonnis, welk bedrag klager niet had betaald, zou gaan innen. De Raad heeft nadien slechts aanspraak gemaakt op de werkelijke kosten van € 218,00.

q)    verweerster in strijd met gedragsregel 8 klager niet heeft geïnformeerd dat zij nog maar kort advocaat was en weinig ervaring had in de advocatuur, terwijl zij ook niet volledig op de hoogte was van de gang van zaken binnen het kantoor.

Voorts heeft klager gevraagd uit te spreken dat verweerster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

4    VERWEER

4.1    Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.2    Primair heeft verweerster aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat die niet binnen een redelijke termijn is ingediend.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Bij brief van 21 november 2006 is reeds door mr. L., die de zaak van klager had aangenomen, aan klager een opdrachtbevestiging gezonden waarin de wijze en frequentie van declareren zijn aangegeven, evenals het uurtarief, de kantooropslag en de mogelijkheid van indexering. Verweerster heeft vervolgens klager diverse malen mondeling en schriftelijk (verwezen wordt o.m. naar de brief van verweerster van 30 oktober 2007 aan klager) aangegeven dat de kosten van verweer in een arbitragezaak aanzienlijk zijn en heeft hem daarom geadviseerd het geschil in der minne te regelen.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    In de opdrachtbevestiging aan klager is het recht voorbehouden om de tarieven ieder jaar te verhogen vanwege conjuncturele redenen of anciënniteit. Dat is gebeurd. De declaraties zijn wel gespecificeerd en bevatten een opgave van de uren en de tarieven.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Het voorschot van € 500,00 is verrekend in de factuur van 2 mei 2007. De twee contante betalingen door klager waren geen voorschotten maar betalingen van nog openstaande declaraties.

De verschotten zijn op de declaraties en de specificaties inzichtelijk gemaakt.

Ad klachtonderdeel d)

4.6    Toen verweerster de zaak overnam van haar toenmalige kantoorgenoot mocht zij er van uitgaan dat bij aanvang van de zaak met klager besproken was of sprake zou kunnen zijn van door de overheid gefinancierde rechtshulp. Nadien was er geen aanleiding dit onderwerp aan de orde te stellen, omdat klager ondernemer was en in een buurt met mooie huizen woonde. Desalniettemin is er tussentijds nog een keer gesproken over gefinancierde rechtshulp toen klager de declaraties van verweerster niet betaalde. Verweerster heeft de criteria voor gefinancierde rechtshulp laten uitzoeken en kwam samen met klager tot de conclusie dat klager daar niet voor in aanmerking kwam.

Er was dan ook geen enkele reden om dat schriftelijk vast te leggen.

Ad klachtonderdeel e)

4.7    De brief van de advocaat van de wederpartij d.d. 8 oktober 2007 is op 25 oktober 2007 met klager besproken. Toen is in onderling overleg gekozen voor drie arbiters. Verweerster ziet niet in waarom zij dat schriftelijk had moeten vastleggen. De brief van de wederpartij is wel beantwoord, maar zulks is telefonisch gebeurd. Ten aanzien van de kosten van drie arbiters voert verweerster aan dat zij klager herhaaldelijk heeft geadviseerd te schikken juist vanwege de kosten. Verweerster verwijst naar haar brieven van 17 en 30 oktober 2007,  21 november 2007 en 21 december 2007. Daarbij heeft zij tevens op de risico’s van de procedure gewezen.

Ad klachtonderdeel f)

4.8    Op grond van de aanneemovereenkomst zijn alle bedragen, ook de boete, onderworpen aan BTW. Verweer daartegen zou zinloos zijn.

Er is geen sprake geweest van een fout die in beroep hersteld moest worden, dus verweerster ziet niet waarom de kosten daarvan niet berekend zouden mogen worden. Bovendien betreft het slechts vijf zinnen in de memorie van grieven.

Ad klachtonderdeel g)

4.9    De wederpartij vorderde nakoming van de betaling van de desbetreffende factuur incl. BTW. In het arbitraal vonnis is enerzijds overwogen dat klager die factuur moest betalen en anderzijds dat dat als schadevergoeding moest worden beschouwd. Dat is een juridische dwaling van de Raad van Arbitrage waartegen pas in hoger beroep kan worden geklaagd.

Er is dus geen sprake van een beroepsfout, maar een onjuist standpunt van de Raad van Arbitrage.

Ad klachtonderdeel h)

4.10    Er waren, naar het oordeel van verweerster, geen goede gronden voor matiging, zodat ook hier geen sprake is van een beroepsfout.

Ad klachtonderdeel i)

4.11    In eerste aanleg heeft verweerster wel verweer gevoerd tegen de buitengerechtelijke kosten. Verweerster verwijst naar haar pleitnota van 21 oktober 2008 en de memorie van dupliek van 4 juni 2008. Ook hier geldt weer dat het geen beroepsfout is.

Ad klachtonderdeel j)

4.12    Verweerster heeft intern overleg gehad over het eventueel instellen van hoger beroep. Het hoger beroep heeft echter geen doorgang gevonden omdat klager de waarborgsom niet heeft voldaan. Verweerster meent dat de memorie van grieven daarom geen rol kan spelen in de onderhavige klachtzaak. Zij betwist dat in hoger beroep forse bedragen in rekening zijn gebracht

Ad klachtonderdeel k)

4.13    Verweerster betwist dat er sprake is geweest van beroepsfouten. Er was dan ook geen reden om klager te adviseren onafhankelijk advies in te winnen.

Ad klachtonderdeel l)

4.14    De litigieuze stelling is gebaseerd op de door klager verstrekte informatie. Die heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat hij zich jegens de wederpartij niet als eigenaar heeft gepresenteerd.

Ad klachtonderdeel m)

4.15    Namens het kantoor van verweerster is het voorstel gedaan een bedrag van € 1.739,94 af te boeken op een openstaande factuur. Dit voorstel is vervallen doordat klager op die factuur geen betaling heeft gedaan.

Ook de overige afboekingen zijn niet toegezegd. Afgesproken was dat klager zelf met een voorstel zou komen, waarna daarover overleg zou plaatsvinden. Klager heeft echter nimmer een voorstel gedaan.

Ad klachtonderdeel n)

4.16    Verweerster betwist dat zij geen redelijk salaris in rekening heeft gebracht. Bovendien mocht zij daar niet zelf over beslissen. De beslissingsbevoegdheid daarover ligt bij de financiële commissie van haar voormalige kantoor c.q. de verantwoordelijke compagnon.

Ad klachtonderdeel o)

4.17    Klager heeft aan verweerster aangegeven dat dit een betaling in natura betrof. Er zou zijn betaald in natura door levering van een Peugeotbusje. Klager heeft hier echter in het geheel geen bewijs van aangeleverd.

Ad klachtonderdeel p)

4.18    Telefonisch heeft de Raad van Arbitrage verweerster meegedeeld dat bij niet betaling van de waarborgsom de Raad zich het recht zou voorbehouden om de waarborgsom te incasseren. Zij heeft enkel de bedoeling gehad klager hieromtrent te informeren. 

Ad klachtonderdeel q)

4.19    Verweerster voert aan dat zij sinds 1995 specialist is op het gebied van bouwrecht.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft allereerst te beoordelen of klager in zijn klacht ontvankelijk is.

Verweerster heeft aangevoerd dat de klacht niet binnen een redelijke termijn is ingediend, omdat verweerster reeds in augustus 2008 haar werkzaamheden voor klager heeft beëindigd, terwijl de klacht eerst in november 2010 is ingediend.

5.2    De raad is van oordeel dat de termijn van iets meer dan twee jaar niet te lang is geweest. Immers afgewogen moet worden het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het handelen van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst en anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. De raad is van oordeel dat in het onderhavige geval het belang van klager prevaleert boven het belang van verweerster. Niet gebleken is van zodanige omstandigheden dat verweerster zich redelijkerwijs niet heeft kunnen verdedigen.

5.3    Ten aanzien van de diverse klachtonderdelen oordeelt de raad als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

5.4    De raad is van oordeel dat vooraf in een zaak als die van klager niet te voorspellen is hoe hoog de kosten zullen uitvallen. Verweerster heeft echter wel gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was, te weten gewezen op de hoge kosten van het voeren van verweer in een arbitragezaak, o.a. in haar brief van 30 oktober 2007 aan klager. Dit heeft zij ook gedaan in haar brieven van 17 oktober, 21 november en 21 december 2007. Juist om die reden heeft zij hem geadviseerd te schikken. Voorts had haar toenmalige kantoorgenoot, die de zaak had aangenomen, een opdrachtbevestiging gestuurd onder opgave van het uurtarief en de overige voorwaarden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    Verweerster heeft een aantal declaraties en daarbij behorende specificaties overgelegd. Het in rekening gebrachte tarief is in overeenstemming met de opdrachtbevestiging (zoals vastgelegd door mr. L., die de zaak had aangenomen) en de Algemene Voorwaarden. Bovendien heeft verweerster ter zitting van de raad aangevoerd dat het uurtarief door de Begrotingscommissie is geaccepteerd. Zulks is niet weersproken. Daaruit kan worden afgeleid dat het uurtarief niet te hoog is geweest. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Ook op dit punt volgt de raad klager niet. Verrekening van de betaalde voorschotten mocht conform de Algemene Voorwaarden eerst bij de laatste declaratie plaatsvinden. In het onderhavige geval is dat eerder gebeurd. Niet valt in te zien welk verwijt verweerster in dezen kan worden gemaakt. Voorts is niet gebleken dat ten onrechte algemene verschotten in rekening zijn gebracht.

Ad klachtonderdeel d

5.7    Onweersproken staat vast dat mr. L. die de zaak heeft aangenomen het uurtarief en daarmee samenhangende financiële aangelegenheden met klager heeft besproken en in de opdrachtbevestiging heeft vastgelegd, hetgeen de raad bekend is uit de klachtzaak van klager tegen mr. L. De raad ziet niet in waarom verweerster, toen zij kort daarna de behandeling van de zaak van mr. L. overnam, dat nogmaals moest doen, terwijl ook overigens niet van enigerlei reden daartoe is gebleken. Klager was ondernemer en kwam in beginsel niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking. In een later stadium, zo heeft verweerster aangevoerd, toen klager haar declaraties niet betaalde, heeft zij dit onderwerp met klager besproken naar aanleiding van een notitie van een kantoorgenoot over de criteria om voor toevoeging in aanmerking te komen. Klager heeft toen meteen gezegd dat hij daarvoor niet in aanmerking kwam, zo heeft verweerster aangevoerd. De raad acht dit aannemelijk mede nu verweerster de notitie hierover uit haar dossier heeft overgelegd. Onder de geschetste omstandigheden hoefde verweerster dit niet schriftelijk vast te leggen.

5.8    Bovendien heeft verweerster ter zitting aangevoerd dat haar toenmalige kantoor achteraf aan klager heeft aangeboden de betaalde declaraties terug te betalen als klager alsnog zou aantonen dat hij voor toevoeging in aanmerking kwam, waarop klager nimmer heeft gereageerd. Omdat klager dat niet heeft weersproken, (klager noch zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen) kan zulks als vaststaand worden aangenomen.

Ad klachtonderdeel e)

5.9    De raad overweegt hieromtrent dat verweerster heeft aangevoerd dat zij bij brief van 17 oktober 2007 aan de advocaat van de wederpartij heeft laten weten de inhoud van zijn brief van 8 oktober 2007 met haar cliënt te zullen bespreken. Voorts heeft verweerster aangevoerd dat die bespreking met klager op 25 oktober 2007 heeft plaatsgevonden waarbij in samenspraak met klager is besloten om voor drie arbiters te kiezen. Vervolgens heeft verweerster dat telefonisch aan de advocaat van de wederpartij doorgegeven. De raad ziet geen aanleiding aan de juistheid van die stelling te twijfelen.

Onder deze omstandigheden acht de raad het niet schriftelijk vastleggen van bovenstaande niet verwijtbaar. 

Ad klachtonderdeel f t/m l

5.10    De raad overweegt dat deze klachtonderdelen alle betrekking hebben op de kwaliteit van de dienstverlening en de raad zal die gezamenlijk behandelen. Klager stelt -kort samengevat- dat verweerster onjuist en/of onvolledig verweer heeft gevoerd en dat de kosten van herstel daarvan in hoger beroep ten onrechte aan hem in rekening zijn gebracht.

De raad overweegt daaromtrent dat de advocaat een grote beleidsvrijheid bij de behandeling van een zaak. De advocaat heeft de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Verweerster heeft haar aanpak van de zaak gemotiveerd uiteengezet en de raad ziet niet in dat zij daarbij kennelijk onjuist heeft gehandeld. Het feit dat klager in de arbitragezaak niet in het gelijk is gesteld betekent niet dat verweerster haar werk niet goed heeft gedaan. Als gevolg van dit oordeel kan de raad klager ook niet volgen als hij stelt dat de kosten van appel op die onderdelen niet in rekening mochten worden gebracht.

Ad klachtonderdeel m)

5.11    Verweerster heeft het gestelde omtrent de toegezegde crediteringen gemotiveerd betwist en klager heeft dit onvoldoende onderbouwd.

Ad klachtonderdeel n)

5.12    De tuchtrechter is alleen bevoegd te oordelen over de vraag of sprake is van excessief declareren. Daarvan is niet gebleken. Zulks is ook niet af te leiden uit de uitspraak van de Begrotingscommissie. Ten overvloede overweegt de raad dat het in dit klachtonderdeel gestelde onvoldoende is onderbouwd. Het feit dat de procedure is verloren, wil niet zeggen dat verweerster haar werkzaamheden niet in rekening mocht brengen. Verweerster was dan ook niet verplicht haar declaratie te matigen.

Ad klachtonderdeel o)

5.13    Verweerster heeft het in dit klachtonderdeel gestelde gemotiveerd betwist. Niet gebleken is dat klager bewijs van zijn stelling omtrent de betaling in natura heeft aangeleverd aan verweerster zodat het argument van verweerster hieromtrent aannemelijk is.

Ad klachtonderdeel p)

5.14    Niet gebleken is dat verweerster klager tegen beter weten in onjuist heeft geïnformeerd over de aan de Raad van Arbitrage te betalen waarborgsom. Het feit dat de Raad van Arbitrage slechts aanspraak heeft gemaakt op de werkelijke kosten van € 238,00 betekent niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Zij heeft enkel overgebracht wat haar door de Raad van Arbitrage was meegedeeld.

Ad klachtonderdeel q)

5.15    Niet gebleken is dat verweerster geen ervaring had in bouwzaken. Verweerster heeft aangevoerd dat zij tien jaar werkzaam is geweest bij het Ministerie van Defensie en bouwzaken heeft behandeld. De raad ziet geen verwijtbaarheid in het feit dat verweerster de zaak van klager heeft behandeld.

5.16    Nu alle klachtonderdelen ongegrond worden bevonden bestaat er geen reden uit te spreken dat door verweerster niet de zorgvuldigheid is betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond en wijst het verzoek ex art. 48 lid 7 Advocatenwet af

 

Aldus gewezen door mr.  P. Schulting, voorzitter, mrs. J.V. van Ophem, G.J. van der Veer, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 september 2012.

 

griffier                                                         voorzitter                      

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl