Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2885

Zaaknummer

11-326A

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Verweerder zou, samengevat, onjuist hebben geadviseerd over te volgen procedure en slecht bereikbaar zijn geweest. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 juni 2012

in de zaak 11-326A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

Mevrouw

p/a mevrouw

klagers

tegen:

De heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 november 2011 met kenmerk GK/JTH; 1011-1034, door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2012 in aan-wezigheid van de gemachtigde van klagers, en verweerder. Klagers zijn zelf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 5 met bijlagen, zoals vermeld in de daarbij genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klagers (als eisende partij) in de periode augustus 2009 - augustus 2010 bijgestaan in een huurzaak. In het bijzonder hebben klagers zich tot verweerder gewend met het verzoek om een haalbaarheids-onderzoek naar eventuele juridische stappen in een geschil met een verhuur-makelaar. Klagers wonen in de VS. Via de bemiddeling van de bedoelde makelaar is het huis van klagers, naar achteraf is gebleken, verhuurd aan een notoire wanbetaler die ook als zodanig bekend stond. De daardoor geleden schade wensten klagers op de verhuurmakelaar te verhalen.

2.2 Verweerder heeft klagers geadviseerd over het volgen van een procedure ex art. 223 Rv. De betreffende procedure is verloren.

2.3 Klagers hebben deze kwestie eerder voorgelegd aan de Geschillen¬commissie Advocatuur. Deze heeft een voor klagers bindend advies gegeven: de klacht is ongegrond verklaard. Klagers blijven echter van mening dat verweerder jegens hen tekort geschoten is in de uitvoering van zijn werkzaamheden, in welk verband zij de betreffende kwestie thans ter toetsing aan de raad van discipline wensen voor te leggen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk  verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder onjuist heeft geadviseerd en onjuiste informatie heeft verstrekt  over de haal¬baarheid van de procedure ex art. 223 Rv en de daarbij te  verwachten termijnen; volgens klagers had verweerder, naar aanleiding van  zijn eigen advies, een kort gedingprocedure moeten starten;

b) de communicatie met verweerder te wensen over heeft gelaten en klagers  veelvuldig door verweerders medewerker te woord zijn gestaan, terwijl zij niet  met deze medewerker in zee zijn gegaan;

c) verweerder niet tegemoet gekomen is aan het verzoek van klagers om een  bedrag ad € 3.537 aan hen te restitueren.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht en heeft in dat kader gesteld dat hij een juist advies aan klagers heeft gegeven en dat de communicatie met klagers goed is geweest. Verweerder ontkent tekort geschoten te zijn in de uitvoering van zijn werkzaamheden voor klagers. Voor zover sprake is geweest van communicatiestoornissen hebben deze de uitkomst van de zaak niet beïnvloed.

4.2 Ten slotte heeft verweerder ter zitting betoogd dat klagers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden nu tegen het door de Geschillencommissie Advocatuur gegeven oordeel beroep heeft opengestaan en klagers daar geen gebruik van hebben gemaakt.

5 BEOORDELING

5.1 Allereerst zal de raad ingaan op de ontvankelijkheid. De Geschillen¬commissie Advocatuur heeft reeds een voor klagers bindend advies gegeven: de klacht is ongegrond verklaard. In de onderhavige klacht is sprake van een identiek klachtdossier, waarbij dezelfde feiten en omstandig¬heden en dezelfde klachten aan de orde zijn. De gemachtigde van klagers heeft dat ter zitting desgevraagd bevestigd. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat klagers niet in hun klacht kunnen worden ontvangen, nu de Geschillencommissie Advoca¬tuur zich in haar bindend advies reeds over het handelen van verweerder heeft uitgelaten.

5.2 De raad volgt verweerder niet in dit verweer. Het Hof van Discipline heeft eerder bepaald (HvD 14 februari 2011, No. 5805): 'de omstandigheid dat de Geschillencommissie zich ook heeft uitgesproken over de handelwijze van verweerster, kan niet afdoen aan de wettelijke taak van de raad en de ontvankelijkheid van conform de wettelijke eisen bij hem ingediende klachten'. Daarnaast hanteren de Geschillencommissie Advo¬ca¬tuur en de raad niet dezelfde maatstaf: de Geschillencommissie toetst of de des-betreffende advocaat heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot, terwijl in een tuchtrecht-procedure het optreden van een advocaat wordt getoetst aan de ruimere en algemene maatstaf die zijn grondslag vindt in artikel 46 van de Advocaten¬wet. Klagers zijn dan ook ontvankelijk in hun klacht.

5.3 De klachtonderdelen lenen zich overigens voor gezamenlijke behandeling. Ten opzichte van de bij de Geschillencommissie behandelde zaak is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden, noch van nieuwe klachten. Klagers hebben ter zitting nog gesteld dat in het oordeel van de Geschillen-commissie onvoldoende tot uitdrukking is gekomen dat verweerders bereik-baar¬heid problematisch is geweest, maar de raad deelt die mening niet. De raad kan zich vinden in de overwegingen die door de Geschillencommissie zijn gehanteerd in haar bindend advies d.d. 21 juni 2011 met dossiernummer 51642. Toetsend aan de maatstaf dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verant¬woordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend en dat de advocaat aan zijn cliënt moet duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is, komt ook de raad tot het oordeel dat er van tuchtrechtelijk verwijtbaar han¬delen geen sprake is. Immers daarvan is in het algemeen pas sprake als de advo¬caat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Daarvan is evenwel niet gebleken. Wat de commu¬ni¬catie tussen klagers en verweerder betreft overweegt de raad nog dat verweerder weliswaar heeft erkend dat er sprake is geweest van communicatie-stoornissen, maar deze waren naar het oordeel van de raad niet zodanig van aard dat daaraan enig tuchtrechtelijk gevolg verbonden moet worden. 

5.4 Aldus is de raad van oordeel dat verweerder niet gehandeld heeft in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet.

5.5 De klacht is dan ook ongegrond.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Indien u bij de griffie van het hof een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl