Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3058

Zaaknummer

12-65

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij zonder overleg met de deken zekerheid heeft bedongen voor declaraties aan de holding van zijn vader en wel van zijn vader alsmede van klager zelf. Klager is niet ontvankelijk in de klacht in zoverre deze betrekking heeft op de zekerheidstelling van zijn vader omdat klager geen belanghebbende is en alleen zijn vader daarover kan klagen. Voor het overige is de klacht ongegrond omdat verweerder zich niet kan herinneren met klager een afspraak te hebben gemaakt dat hij zij zich voor de betaling van zijn nota's heeft verbonden en de klacht dus feitelijke onjuist is.

Uitspraak

Beslissing van 23 juli 2012

in de zaak 12-65

naar aanleiding van de klacht van:

X

p/a A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2012 met kenmerk RvT 1011-8895, door de raad ontvangen op 19 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.11.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 In een brief aan de deken van 3 maart 2011 verklaart verweerder dat het enige dat hij weet is dat hij de vader van klager bij aanvang van zijn bemoeienissen schriftelijk heeft verzocht zich mede naast de vennootschap te verbinden voor de betaling van zijn declaraties. Dat blijkt uit een e-mail bericht van 21 juni 2007. De vader van klager heeft daarmee vervolgens ingestemd. Of op enig moment ook klager zich mede hoofdelijk verbonden heeft en of dat schriftelijk is bevestigd, is verweerder onbekend.

2.12.2 Bij brief van 2 november 2010 is namens klager de onderhavige klacht ingediend.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zonder overleg met de deken zekerheid heeft bedongen voor declaraties aan Holding B.V. van de vader van klager alsmede van klager zelf.

3.2 Klager heeft de klacht als volgt toegelicht. Op 19 juni 2007 was er sprake van een faillissementsaanvraag van de holding van de vader van klager. Klager en zijn vader hebben vervolgens een advocaat gezocht in het insolventierecht en konden snel bij verweerder terecht. Zij hebben toen de zaken besproken en de vader van klager is gevraagd mede aansprakelijkheid te aanvaarden voor de declaraties van verweerder. De vader van klager heeft die toestemming verleend. Klager was geen aandeelhouder van de holding en hem is niets gevraagd. Het advocatenkantoor waar verweerder toen werkzaam was is in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Zwolle in de verzetprocedure, waarbij de tegen klager ingestelde vordering om de nota's van verweerder te betalen is afgewezen. Ook in hoger beroep stelt het kantoor zich echter op het standpunt dat klager aansprakelijkheid heeft aanvaard. Daarbij baseert het kantoor zich op de reactie van klager op een

e-mail van verweerder van 21 juni 2007, waarin wordt gevraagd of met de condities terzake dienstverlening wordt ingestemd, zonder dat deze condities worden omschreven. De advocaat van klager wil een verklaring van verweerder overleggen. De zaak is nu aangehouden in afwachting van de resultaten van de onderhavige tuchtzaak.

4 VERWEER

Verweerder voert verweer als volgt. Verweerder is betrokken bij iets waar hij weinig mee te maken heeft. Verweerder heeft geen dossier. Dat ligt bij zijn oude kantoor. Verweerder wordt verweten dat hij gedragsregel 28 heeft overtreden. Verweerder heeft zekerheid bedongen zonder toestemming aan de deken te vragen. Deze zekerheid heeft hij bedongen bij de vader van klager. Dat is staande praktijk. In geval de cliënt een vennootschap is die in slechte financiële situatie verkeert is gebruikelijk dat de aandeelhouder zich mee verbindt voor het betalen van de nota's. De advocaat van klager wil dat verweerder een verklaring ondertekent die zij in de procedure bij het gerechtshof Leeuwarden wil gebruiken, waarna de klacht zal worden ingetrokken. Verweerder meent dat dit een oneigenlijk argument voor intrekking van de klacht is. Verweerder heeft bovendien de zaak alleen in het begin behandeld en verweerder weet niet of er na het vertrek van zijn oude kantoor een afspraak met klager is gemaakt waarvan hij geen weet heeft. Door zijn oude kantoor is verweerder niets gevraagd. Verweerder is daar inmiddels drie jaar weg. Eigener beweging heeft verweerder niets met de kwestie gedaan en hij meent dat het de beslissing van zijn oude kantoor is om van het vonnis van de rechtbank Zwolle in hoger beroep te komen. Wat verweerder over de zaak heeft te zeggen, heeft verweerder aan de deken gemeld.

Ter zitting heeft verweerder herhaald dat hij zich niet kan herinneren dat hij van klager zekerheid voor de betaling van zijn declaraties heeft bedongen.

5 BEOORDELING

5.1 In zoverre de klacht betrekking heeft op de vader van klager is klager in deze klacht niet ontvankelijk bij gebrek aan belang. Alleen de vader van klager zou zich kunnen beklagen over het feit dat zonder overleg met de deken zekerheid is bedongen voor de betaling van declaraties van de holding, nu hij daarbij belanghebbende is.

5.15.2 In zoverre de klacht betrekking heeft op klager is deze feitelijk onjuist, nu verweerder nog eens ter zitting heeft herhaald dat hij zich niet kan herinneren met klager een afspraak te hebben gemaakt, in die zin dat klager zich mede persoonlijk zou hebben verbonden om de betaling van de facturen van het oude kantoor van verweerder te verzekeren.

BESLISSING

Klager is niet ontvankelijk in zijn klacht tegen verweerder, in zoverre deze betrekking heeft op het van de vader van klager bedingen van zekerheid voor de betaling van de declaraties van verweerder in de periode dat hij bij zijn oude kantoor werkzaam was. Voor het overige is de klacht ongegrond om reden zoals hierboven is aangegeven.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, en mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.