Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3186

Zaaknummer

R. 3853/11.255

Inhoudsindicatie

 Klacht over optreden van verweerder als deken. Verweerder heeft bemiddeld in een geschil tussen klaagster en haar echtgenoot, die advocaat is, over onder meer nakoming van een rechterlijke uitspraak, waartegen klaagsters echtgenoot hoger beroep had ingesteld.

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerder ten onrechte de echtgenoot niet heeft gewezen op zijn plicht tot nakoming van gerechtelijke uitspraken en daar toezicht op te houden, dat verweerder heeft geweigerd een door klaagster tegen haar voormalige echtgenoot ingediende klacht in behandeling te nemen, dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten en dat hij verzuimd heeft strafrechtelijke aangifte te doen tegen de voormalige echtgenoot.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft na een met partijen gevoerd bemiddelingsgesprek de daarin gemaakte afspraken, onder meer inhoudende dat een derde als bindend adviseur werd aangewezen, schriftelijk aan partijen bevestigd. Nadat was gebleken dat partijen niet aan de bemiddelingsafspraken wensten mee te werken en ook anderszins niet tot een oplossing kwamen, heeft verweerder een dekenklacht tegen klaagsters voormalig echtgenoot ingediend.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet gedeeltelijk gegrond, daar de voorzitter twee klachtonderdelen niet juist heeft geformuleerd. In het verzet worden die klachtonderdelen ongegrond verklaard. Verweerder heeft gehandeld binnen de hem toekomende beleidsvrijheid als deken. Verzet voor het overige ongegrond

Uitspraak

 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 6 december 2011, door de raad ontvangen op 12 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 11 januari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachtonderdelen a t/m f als  kennelijk ongegrond en klachtonderdeel g als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 13 januari 2012 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij verzetschrift van 23 januari 2012, door de raad ontvangen op 25 januari 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 mei 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster en verweerder hebben elk een pleitnota overgelegd.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3. Klaagster heeft in het verzet wel opmerkingen geplaatst bij de vermelde feiten, maar heeft deze niet als onjuist aangemerkt.

2.1 Bij brief van 26 april 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. ten onrechte niet heeft ingegrepen, naar aanleiding van een verzoek van klaagster, door klaagsters voormalige echtgenoot, mr. G., advocaat te Den Haag, erop te wijzen dat hij zich dient te houden aan gerechtelijke uitspraken en er toezicht op te houden dat dit daadwerkelijk gebeurt;

b. onrechtmatig jegens klaagster heeft gehandeld en haar schade heeft berokkend;

c. verzuimd heeft te bevorderen dat haar voormalige echtgenoot, mr. G., advocaat te Den Haag, zich houdt aan gerechtelijke uitspraken;

d. heeft geweigerd door klaagster tegen haar voormalige echtgenoot ingediende klachten in behandeling te nemen;

e. verzuimd heeft haar voormalige echtgenoot ‘aan te pakken’;

f. zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten;

g. verzuimd heeft strafrechtelijke aangifte te doen tegen haar voormalige echtgenoot.

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster haar bezwaren handhaaft. Klaagster heeft onder meer aangevoerd dat onderdelen van haar klacht in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter niet juist zijn weergegeven. Klaagster heeft voorts aangevoerd dat verweerder fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden.

3.2 Klaagster heeft haar verzet toegelicht, op welke toelichting de raad hierna waar nodig zal ingaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 In het verzet heeft klaagster onder meer aangevoerd dat in de bestreden beslissing de klachtonderdelen a en c niet zijn weergegeven zoals klaagster in de klacht heeft aangevoerd.

5.2 Gelet op het dossier onderschrijft de raad het bezwaar van klaagster, hetgeen ertoe leidt dat de klachtonderdelen a en c dienen te luiden zoals hiervoor onder nummer 3.2 is vermeld.

5.3 Dit leidt ertoe dat het verzet in zoverre gegrond is. De raad zal de klachtonderdelen a en c hierna beoordelen.

5.4 Bij de beoordeling neemt de raad, evenals de plaatsvervangend voorzitter, tot uitgangspunt dat de aard van de functie van deken meebrengt dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudend dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. 

Klachtonderdelen a en c

5.5 Gelet op het feit dat deze klachtonderdelen dezelfde strekking hebben, zal de raad ze gezamenlijk beoordelen.

5.6 Evenals de plaatsvervangend voorzitter overweegt de raad dat uit de dossierstukken blijkt dat verweerder, op basis van artikel 35 Advocatenwet heeft bemiddeld in de geschillen tussen klaagster en haar voormalig echtgenoot. In dat kader is een bemiddelingsgesprek gevoerd, waarbij partijen zijn overeengekomen mr. P. als bindend adviseur aan te wijzen. Verweerder heeft dit schriftelijk aan partijen bevestigd in zijn brief van 30 juni 2011.

Verweerder heeft in de stukken en bij de behandeling van het verzet toegelicht dat, toen hem was gebleken dat partijen om hen moverende redenen niet aan de bemiddelingsafspraken wensten mee te werken en ook anderszins met behulp van hun raadslieden niet tot een oplossing kwamen, verweerder in november 2011 een dekenklacht tegen klaagsters voormalige echtgenoot heeft ingediend. Deze dekenklacht had in het bijzonder betrekking op de weigering van de voormalige echtgenoot om gevolg te geven aan onherroepelijke rechterlijke uitspraken terzake van zijn betalingsverplichting jegens klaagster en een zoon van partijen.

5.7 De raad is van oordeel dat verweerder aldus doende heeft gehandeld binnen de beleidsvrijheid die hem als deken toekomt en dat hem geen verwijt treft dat hij niet eerder dan november 2011 een dekenklacht terzake van het niet-nakomen door klaagsters voormalige echtgenoot van rechterlijke uitspraken heeft ingediend. Anders dan klaagster in het verzet heeft aangevoerd, kan verweerder in deze geen verwijt worden gemaakt fundamentele rechtsbeginselen te hebben geschonden. Klaagster miskent dat het niet de verantwoordelijkheid van verweerder als deken is om zorg te dragen voor nakoming van rechterlijke uitspraken. Daartoe staan klaagster andere middelen ten dienste.

5.8 Gelet op het voorgaande zijn de klachtonderdelen a en c ongegrond.

5.9 Voor wat betreft de klachtonderdelen b, d, e, f en g verenigt de raad zich met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.

Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

De raad merkt op dat de omstandigheid dat mr. G. begin 2012 van het tableau is geschrapt, anders dan klaagster meent, geen invloed heeft op de beoordeling van het handelen van verweerder. 

Voor zover het verzet betrekking heeft op de klachtonderdelen b, d, e, f en g is het ongegrond. 

 

6 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart het verzet gegrond voor zover betrekking hebbend op de klachtonderdelen a en c;

- verklaart de klachtonderdelen a en c ongegrond;

- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, voor zover het verzet gegrond is verklaard, hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl