Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3097

Zaaknummer

12-232A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Uitlatingen tegenover derden. Klacht over toon en schenden geheimhoudingsplicht. Deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 16 augustus 2012

in de zaak  12-232A  

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster,

tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 De plaatsvervangend voorzitter (hierna: de voorzitter) van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 juli 2012, met kenmerk 1112-827, door de raad ontvangen op 26 juli 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2. FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster verleent rechtsbijstand aan de heer K die is verwikkeld in een procedure met zijn ex-partner, mevrouw M.  Klaagster is via mevrouw M bekend geworden met mailwisseling tussen beide partijen. De naam van klaagster wordt in die correspondentie genoemd.

1.3 Klaagster stelt daarop geen prijs en met een beroep op haar recht op privacy wilde zij per e-mail alle betrokkenen, onder wie verweerster als advocaat van de heer K, laten weten dat haar gegevens in de procedure niet mochten worden gebruikt en dat zij op contact geen prijs stelde. Om verweerster voor te bereiden op de komst van die e-mail heeft zij op 24 mei 2012 naar het kantoor van verweerster gebeld.

1.4 Klaagster heeft bezwaren tegen de manier waarop verweerster haar aan de telefoon te woord stond en heeft deze bezwaren dezelfde dag schriftelijk voorgelegd aan het kantoor van verweerster. Bij e-mail van 29 mei 2012 heeft Mr F, kantoorgenote van verweerster, aan klaagster geschreven dat en waarom zij meent dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld.

1.5 Met deze reactie kan klaagster zich niet verenigen. Zij heeft zich bij brief van 30 mei 2012, met bijlagen, bij de deken beklaagd over verweerster.

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft  gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) niet naar klaagster wilde luisteren, snauwde, met stemverheffing sprak en woorden als “wie bent u, ik heb met u niets te maken” gebruikte toen klaagster haar, uitsluitend om aan te kondigen dat zij een e-mail ging zenden, belde.  Door zo onprofessioneel en jegens klaagster kwetsend te reageren, heeft verweerster de omgangsvormen geschonden die van een advocaat mogen worden verwacht;

b) in dat telefoongesprek tegen klaagster zei dat “het belang van een kind in het spel is” en daarmee ten onrechte vertrouwelijke informatie over haar cliënt deelde met klaagster, een derde.

4. VERWEER

4.1 Verweerster meent dat klaagster in haar klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen direct belanghebbende is.

4.2 Subsidiair voert verweerster aan dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat:

a) zij niet klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerster heeft in het telefoongesprek weliswaar haar twijfel uitgesproken over klaagsters opvatting dat onder meer haar naam niet in een eventuele procedure zou mogen worden gebruikt, maar heeft niet gezegd “ik heb niets met u te maken”. Wel heeft zij gezegd dat zij de belangen van haar cliënt behartigt en van daaruit haar afwegingen maakt;

b) het niet klachtwaardig is om tegen een derde te zeggen dat zij, verweerster,  handelt vanuit het belang van het kind – naast dat van haar cliënt.

4.3 Verweerster voert voorts aan slechts beperkte mogelijkheden te hebben om op de    aantijgingen van klaagster te reageren en op de dubieuze rol die zij speelt. Zij zou anders teveel informatie over de inhoud van de zaak prijsgeven, hetgeen verweerster niet in het belang acht van haar cliënt.

5. BEOORDELING

5.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) oordeelt de voorzitter, dat klaagster daarin wel ontvankelijk is, aangezien advocaten zich ook jegens derden moeten gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Klaagster heeft dus een tuchtrechtelijk te respecteren belang bij het klachtonderdeel en kan daarin dan ook worden ontvangen.

5.2 Ten aanzien van de vraag is of klachtonderdeel a) gegrond is stelt de voorzitter vast dat klaagster en verweerster van mening verschillen over wat er in hun telefoongesprek van 24 mei 2012 precies is gezegd en op welke toon. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat klaagsters versie de juiste is. Alleen al omdat aldus de feiten waarop het verwijt is gebaseerd niet feitelijk zijn komen vast te staan, moet het klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.

5.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter nog, dat ook als wel was komen vast te staan dat verweerster de door klaagster gestelde woorden en toon had gebruikt, dit weliswaar niet prettig was voor klaagster, maar dat die woorden en toon niet van dien aard zijn dat daarmee tuchtrechtelijke grenzen zouden zijn overschreden.

5.4 . Klachtonderdeel b) bevat het verwijt dat de in Gedragsregel 6 neergelegde regels omtrent de geheimhoudingsplicht door verweerster zijn geschonden. Nog daargelaten of met de mededeling in kwestie de door verweerster in acht te nemen geheimhoudingsplicht geschonden zou zijn, klaagster kan in dit klachtonderdeel niet worden ontvangen, omdat deze regels zijn geschreven ter bescherming van de cliënt van de advocaat. Derden kunnen zich daarop niet beroepen.

5.5 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard .

6. BESLISSING

De voorzitter verklaart

- klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond;

- klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b).

Aldus gewezen door mr. H.Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.J.E. van den Bergh als griffier, op 16  Augustus 2012.   

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16  augustus 2012  per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

En per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.