Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2872

Zaaknummer

11-319A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over verrichten werkzaamheden zonder dat daartoe een opdracht was gegeven en over het niet zorgvuldig onderzoeken of klager in aanmerking kwam voor een toevoeging. De door verweerder beweerdelijk gemaakte afspraken zijn nooit op schrift gesteld zodat de klacht op dit onderdeel gegrond is verklaard. Geen oplegging van maatregel omdat niet zonder meer van een vriendendienst kon worden uitgegaan. Niet is gebleken dat onderzoek advocaat naar mogelijkheden toevoeging onzorgvuldig was.

Uitspraak

Beslissing van 18 juni 2012

in de zaak 11-319 A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 november 2011 met kenmerk 1011-948 K, door de raad ontvangen op 18 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

− de hiervoor genoemde brief van de deken

− de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft klager gedurende de periode van 18 december 2007 tot en met april 2009 als advocaat bijgestaan in een geschil tussen klager en Huis & Hypotheek Alkmaar B.V. (hierna: “Huis & Hypotheek”).

2.2 Klager, destijds werkzaam als Financieel Adviseur handelend onder de naam Algra Financiële Adviezen, heeft gedurende een periode diensten verleend aan Huis & Hypotheek. Klager stelde een vordering op Huis & Hypotheek te hebben terzake van niet uitbetaalde provisiebedragen. Daartegenover was klager door Huis & Hypotheek in kort geding gedagvaard om dossiers af te geven die hij had meegenomen uit het kantoor van Huis & Hypotheek.

2.3 Op 19 december 2007 heeft een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Op 21 december 2007 heeft verweerder klager een fax gestuurd, waarin hij klager er onder andere op heeft gewezen dat, indien klager in verband met het kort geding een tegenvordering wenste in te stellen, verweerder deze tegenvordering zou moeten opstellen. De brief bevat de volgende passage:

“Zoals besproken zijn de kosten van een kort geding aanzienlijk. Bij verschijnen ter zitting bent u € 251,- vast recht verschuldigd. Een kostenveroordeling in conventie en reconventie kost minimaal € 816,-. Het voorbereiden van het kort geding en het voeren van verweer ter zitting kost minimaal 15 uur. het bedrag van € 5.000,- aan kosten en honorarium dat ik u noemde is een gemiddelde. Ik wil zo spoedig mogelijk van u vernemen of u het op een kort geding wilt laten aankomen en zo ja, of u daarbij een tegenvordering wilt instellen. Ik ben daartoe vandaag tot 17:00 uur op kantoor bereikbaar.”.

2.4 Verweerder heeft vervolgens namens klager met Huis & Hypotheek onderhandeld, welke onderhandelingen hebben geresulteerd tot intrekking van het kort geding en het treffen van een schikking tussen klager en Huis & Hypotheek.

2.5 Op 25 januari 2008 heeft verweerder klager een declaratie toegestuurd voor zijn werkzaamheden ten bedrage van € 987,71, inclusief BTW.

2.6 In het eerste kwartaal van 2009 is Huis & Hypotheek failliet verklaard, zonder het in de schikking overeengekomen bedrag aan klager te hebben voldaan.

2.7 Na het uitblijven van de betaling van voornoemde declaratie heeft verweerder klager in 2011 gedagvaard. Tijdens de zitting bij de kantonrechter te Alkmaar, hebben partijen een schikking getroffen.

2.8 Bij brief met bijlagen van 27 juli 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat klager verweerder:

a) heeft verzuimd om klager te wijzen op de mogelijkheid om voor door de overheid gefinancierde rechtershulp in aanmerking te komen;

b) geen (schriftelijke) afspraken met hem heeft gemaakt over de financiële consequenties van zijn dienstverlening, temeer nu klager er onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat verweerder zijn werkzaamheden voor hem bij wijze van vriendendienst zou verrichten;

c) een bedrag van € 987,71, inclusief BTW, ten onrechte bij klager in rekening heeft gebracht en vervolgens na een onredelijk lange periode van drie jaar heeft getracht de betreffende declaratie te incasseren in een civiele procedure.

3.2 Ter onderbouwing op klachtonderdeel (b) heeft klager gesteld dat verweerder hem nooit heeft geïnformeerd over de door hem gehanteerde uurtarieven en dat verweerder de financiële gevolgen van de dienstverlening nooit met klager heeft besproken.

4 VERWEER

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel (a) stelt verweerder zich op het standpunt dat het geschil tussen klager en Huis & Hypotheek een zakelijk conflict betrof, zodat dit conflict op grond van het bepaalde in artikel 12 Wet op de Rechtsbijstand (hierna “Wrb”) niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Voorts stelt verweerder dat het voortbestaan van de onderneming van klager niet afhankelijk was van dit rechtsbelang, zodat ook geen beroep mogelijk was op de uitzondering van artikel 12, lid 2, sub e onder 1 Wrb.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel (b) heeft verweerder weersproken dat de door hem voor klager verrichte werkzaamheden als vriendendienst moeten worden aangemerkt, omdat klager hem heeft benaderd in zijn hoedanigheid van advocaat. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat tussen hem en klager op 18 december 2007 een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij is besproken dat hij klager zou bijstaan in een zakelijk conflict met Huis & Hypotheek. Tijdens een bespreking die verweerder op 19 december 2007 met klager had, heeft hij klager op de hoogte gesteld van zijn uurtarief van € 165,-, exclusief BTW en aangegeven dat hij voor het voeren van onderhandelingen zijn honorarium zou beperken tot enkele uren. In zijn fax van 21 december 2007 heeft verweerder zijn uurtarief niet nogmaals genoemd, omdat klager een vertrouwde bekende uit zijn zakelijke netwerk was. Volgens verweerder zou zijn uurtarief echter volgen uit de in de fax opgenomen indicatie van de kosten voor het kort geding.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel (c) heeft verweerder aangevoerd dat klager pas na 21 maanden na ontvangst van de declaratie zijn bezwaren daartegen kenbaar heeft gemaakt. Uit de daaropvolgende correspondentie heeft verweerder opgemaakt dat klager de factuur niet kon voldoen omdat klager kampte met financiële problemen wegens werkloosheid. Toen betaling uitbleef en duidelijk was dat klager niet aan zijn betalingsverplichting zou voldoen, heeft verweerder klager in april 2011 gedagvaard. Ter zitting is tussen partijen een regeling in der minne getroffen

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel (a)

5.1 Bij de beoordeling van klachtonderdeel (a) neemt de raad tot uitgangspunt dat een advocaat verplicht is met zijn cliënt bij het begin van de zaak en telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp.

5.2 Verweerder stelt dat reeds uit artikel 12 Wrb volgt dat geen rechtsbijstand wordt verleend indien het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft. Dit was hier het geval. In deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de raad goede gronden gehad om aan te nemen dat klager niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Klachtonderdeel (a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel (b)

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel (b) overweegt de raad dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht en de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken - zeker ook over de financiële voorwaarden van de dienstverlening - zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen.

5.4 De raad constateert dat partijen het niet eens zijn over de vraag of klager door verweerder is geïnformeerd over de door hem gehanteerde uurtarieven. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is voorts niet komen vast te staan dat er is gesproken over de financiële gevolgen van de dienstverlening, noch dat er tussen partijen een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen omtrent de voorwaarden van de dienstverlening.

5.5 Op de stelling van verweerder dat zijn uurtarief voldoende zou blijken uit de fax van 21 december 2007 en de daarin door hem genoemde kosten, oordeelt de raad dat de in de voornoemde fax genoemde kosten niet kwalificeren als een optimale vastlegging van financiële voorwaarden voor de dienstverlening, zodat de raad met klager van oordeel is dat verweerder de beweerdelijk gemaakte afspraken niet op schrift heeft gesteld. Klachtonderdeel (b) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel (c)

5.6 Het feit dat verweerder klager pas na drie jaar heeft gedagvaard is niet verwijtbaar in tuchtrechtelijke zin. Voor het instellen van dergelijke vorderingen geldt de algemene verjaringstermijn van vijf jaar. De raad acht klachtonderdeel (c) daarom ongegrond. Bovendien is tussen partijen inmiddels een regeling in der minne getroffen, zodat klager naar het oordeel van de raad ook onvoldoende belang heeft bij een gegrond verklaring.

6 MAATREGEL

6.1 Omdat de raad, gelet op de gang van zaken, van oordeel is dat ook zonder de formele vastlegging van de financiële voorwaarden voor de dienstverlening niet zonder meer van een vriendendienst kon worden uitgegaan en verweerder de door hem aan de zaak bestede uren tot een minimum heeft beperkt en bescheiden heeft gedeclareerd, wordt volstaan met de gegrondverklaring van klachtonderdeel (b) en geen maatregel opgelegd. 

 BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart klachtonderdeel (a) en (c) ongegrond;

-  verklaart klachtonderdeel (b) gegrond;

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. R. Lonterman, M.W. Schüller,  M.J. Westhoff, M.A. le Belle, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juni 2012.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 18 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl