Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2454
Zaaknummer
R. 3594/10.224
Inhoudsindicatie
De advocaat heeft de zaak onvoldoende voortvarend aangepakt door ruim zes maanden stil te blijven zitten. Klacht gegrond. Maatregel: berisping.
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 8 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Het dossier is door de Raad ontvangen op 22 december 2010.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 november 2011.
Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager werd ter zitting vergezeld door zijn echtgenote.
FEITEN
2.1 Verweerder heeft klager vanaf 2004 bijgestaan in het kader van de door klager bij de verbouwing van zijn huis geleden schade.
2.2 Bij kort geding vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 2 december 2004 is de vordering van klager op de wederpartij toegewezen.
2.3 Bij arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 19 oktober 2006 is het kort geding vonnis van de Rechtbank Rotterdam bekrachtigd.
2.4 Door de wederpartij is een voorschot ad € 25.000,-- aan klager betaald.
2.5 In 2008 heeft klager verweerder benaderd om de balans op te maken van de definitieve schade en deze onder aftrek van het ontvangen voorschot op de wederpartij te verhalen.
2.6 Op 15 juni 2009 heeft verweerder een brief aan de wederpartij doen toekomen, waarin om betaling van een bedrag van € 12.095,58 is verzocht.
2.7 Op 30 september 2009 heeft verweerder een concept sommatiebrief aan de wederpartij opgesteld en ter beoordeling aan klager voorgelegd.
2.8 Op 14 oktober 2009 heeft klager zijn reactie op de concept brief gegeven.
2.9 Klager heeft in de periode nadien tot medio april 2010 tevergeefs getracht contact te krijgen met verweerder.
2.10 Op 19 april 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder.
2.11 Op 25 mei 2010 heeft verweerder de concept brief van 30 september 2009 aangepast en aan de wederpartij doen toekomen. Nadien is klager en verweerder gebleken dat de wederpartij van klager al enige tijd in staat van faillissement verkeerde.
2.12 Verweerder heeft klagers vordering doen plaatsen op de lijst der voorlopig erkende crediteuren.
KLACHT
3. Klager verwijt verweerder dat hij na augustus 2008 de zaak onvoldoende voortvarend heeft aangepakt.
VERWEER
4. Verweerder heeft gesteld dat de wederpartij steeds weer met een verzoek om informatie geprobeerd heeft tijd te winnen om een (uiteindelijk onvermijdelijk gebleken) faillissement te kunnen afwenden. Verweerder is van mening dat het betreurenswaardig is dat de wederpartij is gefailleerd en dat klager derhalve zijn restantvordering mogelijk niet betaald zal krijgen. Verweerder heeft gesteld dat hij de vordering van klager bij de curator heeft aangemeld met het verzoek deze te plaatsen op de lijst van voorlopig erkende crediteuren. Verweerder betwist dat hij klagers zaken slecht en met onvoldoende voortvarendheid zou hebben behandeld. Verweerder erkent wel dat de verzending van zijn laatste sommatiebrief aan de wederpartij wat voortvarender had kunnen plaatsvinden. Een en ander, heeft verweerder gesteld, heeft te maken gehad met de totstandkoming van het concept dat met klager is besproken en ook met de drukte van zijn praktijk. Verweerder heeft schriftelijk en mondeling zijn excuses hiervoor aan klager aangeboden.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Die beleidsvrijheid is echter wel gebonden aan een voorwaarde, te weten dat de cliënt naar behoren is geïnformeerd.
5.2 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder op 30 september 2009 een eerste concept van de brief aan de wederpartij aan klager heeft doen toekomen. Klager heeft op 14 oktober 2009 een uitgebreide reactie gegeven op deze conceptbrief. In april 2010, ergo zes maanden later, heeft verweerder aangegeven dat hij het op een aantal punten niet met klager eens is en heeft verweerder klager vervolgens uitgenodigd voor een bespreking op zijn kantoor op 19 april 2010. Op 12 mei 2010 heeft klager gevraagd naar de stand van zaken. Op 25 mei 2010 is de (sommatie)brief uiteindelijk aan de wederpartij toegezonden. Gelet op deze gang van zaken is de Raad van oordeel dat verweerder de zaak onvoldoende voortvarend heeft aangepakt en tekort is geschoten in zijn zorg jegens klager. De klacht is derhalve gegrond.
MAATREGEL
6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.
BESLISSING
7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, Mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2012.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.