Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2809
Zaaknummer
R. 3669/11.71c
Inhoudsindicatie
De Raad is van oordeel dat het verweerster door middel van de door haar gevolgde weg niet vrij stond de belangen van de beoogde curandi te behartigen en hen bij te staan door namens hen de beschermingsmaatregel(en) te verzoeken. Door dat toch te doen heeft verweerster de schijn gewekt, althans in ieder geval de schijn kunnen wekken, dat zij niet (zozeer) optrad voor de beoogde curandi, maar voor stichting M..
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Uitspraak
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van 25 maart 2011 met kenmerk K120 en K143, door de Raad ontvangen op 28 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de Raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 16 januari 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Bij faxbrieven van 2 december 2010 heeft verweerster de Officier van Justitie te ‘s-Gravenhage bericht dat stichting M., welke stichting daarbij in het kader van haar zorgplicht optrad als zaakwaarnemer van de heer en mevrouw M., aan verweerster verzocht de curatele c.q. het provisioneel bewind te verzorgen voor de heer en mevrouw M... Verweerster heeft het Openbaar Ministerie verzocht bij de rechtbank, sector kanton een verzoek daartoe in te dienen.
2.2 Bij beschikkingen van 22 december 2010 zijn de heer en mevrouw M. onder provisioneel bewind gesteld.
2.3 Op 19 januari 2011 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden van het verzoek tot ondercuratelestelling. In het proces-verbaal van de zitting is opgenomen dat verweerster gemachtigde is van Stichting M..
2.4 Bij vonnis van 25 januari 2011 zijn de heer en mevrouw M. in de plaats gesteld als huurders van de woning waar zij voorheen woonachtig waren met hun moeder, die op 2 november 2009 is overleden.
2.5 Bij faxbrief van 15 februari 2011 heeft klaagster verweerster benaderd met het verzoek de behandeling van de zaak over te nemen. Hierop is geen reactie gekomen.
2.6 Op 15 februari 2011 heeft klaagster zich gesteld bij de kantonrechter als advocaat van de heer en mevrouw M.
2.7 Bij brief van 17 februari 2011 van de Deken aan klaagster is aangegeven dat verweerster inmiddels in ieder geval mevrouw M. heeft bezocht in aanwezigheid van twee getuigen, tijdens welk gesprek mevrouw M. zou hebben aangegeven niet te willen dat haar dossier werd overgedragen aan een andere advocaat.
2.8 Op 23 februari 2011 heeft klaagster tevergeefs getracht mevrouw M. te bezoeken.
2.9 Op 1 maart 2011 heeft de behandeling ter zitting van de ondercuratelestelling plaatsgevonden. Het verzoek tot onder curatele stelling is toegewezen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij niet namens een derde het ertoe kan leiden dat personen onder curatele worden gesteld en daarbij zichzelf tevens aanmerkt als advocaat van deze personen. Ook niet zoals verweerster dat doet door de betreffende derde niet als derde aan te merken, maar als instelling met zorgplicht. Verweerster heeft klaagster de toegang tot de cliënten belemmerd, daarbij misbruik makend van het feit dat de clienten in een inrichting verblijven en niet vrij zijn elders af te spreken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft betwist dat zij heeft opgetreden als gemachtigde van de Stichting M.. Verweerster heeft gesteld dat zij heeft opgetreden als de gemachtigde van de heer en mevrouw M.. De Stichting M. heeft slechts een bemiddelende rol gespeeld en is verder ook geen partij in de procedures. Verweerster heeft voorts gesteld dat een ondercuratelestelling alleen aangevraagd kan worden door een beperkte kring belanghebbenden. In het geval deze ontbreken of te zwaar belast worden of een dergelijke rol niet op zich kunnen nemen biedt de wet de mogelijkheid dat het openbaar ministerie op aangeven van een derde als zaakwaarnemer voor de betrokkene deze maatregel bij de rechtbank vordert. Verweerster heeft gesteld dat in casu de heer M. vanwege zijn zeer laag geestelijk niveau (jonge peuter) een abstract onderwerp als curatele niet kan bevatten, nog afgezien van het feit dat dit onderwerp ook niet met hem kan worden besproken, nu hij niet kan praten. Verweerster heeft gesteld dat zij op zijn dagverblijf is gaan kijken. Aangezien in deze zaak de feitelijke gang van zaken behoorlijk emotioneel en belastend was voor mevrouw M. heeft het even geduurd voordat een eerste gesprek mogelijk was. Verweerster heeft gesteld dat dit gesprek moest worden gevoerd op haar niveau. Hiermee kwam een rechtstreekse opdracht tot stand die later in de vorm van een volmacht is vastgelegd. Dit was ten aanzien van de heer M. niet mogelijk. Verweerster is van mening dat zij enkel het belang van haar cliënten dient dat gelegen is in een curatele en een beschermende woonvorm waar zij beiden al jaren niet in hun behoefte voorzien en gehoord.
5 BEOORDELING
5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat altijd duidelijk dient te zijn over de hoedanigheid waarin hij namens een partij optreedt. Verweerster heeft erkend dat, voordat zij de Officier van Justitie benaderde voor het indienen van een verzoekschrift tot provisioneel bewind dan wel ondercuratelestelling, zij geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de door Stichting M. gestelde wens van de beoogde curandi. De Raad is van oordeel dat als het voor de advocaat in redelijkheid niet mogelijk is met de (beoogd) cliënt rechtstreeks contact te hebben en door de advocaat derhalve bij de (beoogd) cliënt ook niet zelf onderzoek kan worden gedaan naar de noodzakelijkheid van het treffen van een beschermingsmaatregel in het belang van de (beoogd) cliënt, de advocaat niet in opdracht van de zaakwaarnemer van die (beoogd) cliënt, namens die (beoogd) cliënt de beschermingsmaatregel kan verzoeken. In dat geval zal de betreffende zaakwaarnemer zelf de Officier van Justitie kunnen benaderen, waarna het aan de Officier van Justitie is de afweging te maken die de advocaat onder de gegeven omstandigheden niet zelf kan maken. De Raad is derhalve van oordeel dat het verweerster door middel van de door haar gevolgde weg niet vrij stond de belangen van de beoogde curandi te behartigen en hen bij te staan door namens hen de beschermingsmaatregel(en) te verzoeken. Door dat toch te doen heeft verweerster de schijn gewekt, althans in ieder geval de schijn kunnen wekken, dat zij niet (zozeer) optrad voor de beoogde curandi, maar voor stichting M..
5.2 De Raad overweegt dat ondanks het feit dat de door verweerster gevolgde weg in de praktijk wellicht niet ongebruikelijk is en ondanks het feit dat de Raad geen reden heeft te twijfelen aan de goede intenties van verweerster, de door verweerster gevolgde weg onder de gegeven omstandigheden door verweerster dus niet had mogen worden bewandeld. De klacht is dan ook gegrond. De Raad ziet geen aanleiding aan verweerster een maatregel op te leggen.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. L.P.M. Eenens, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl