Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA4156
Zaaknummer
B314-2012
Inhoudsindicatie
Klacht niet binnen redelijke termijn ingediend.
Inhoudsindicatie
Klacht: kennelijk niet-ontvankelijk
Uitspraak
Beslissing van 17 december 2012
in de zaak B 314-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
gemachtigde :
B
tegen:
1. C
2. D
verweerders
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B van 26 november 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op november 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Klager had een procedure aanhangig gemaakt tegen de Staat. De rechtbank heeft klager bij vonnis d.d. 19 januari 2000 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen, althans zijn vorderingen afgewezen, met veroordeling van klager in de proceskosten ad € 2.520, -. In appel heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank bij arrest d.d. 17 juni 2004 bekrachtigd, met veroordeling van klager in de kosten van het hoger beroep ad € 2.144,13. Bij arrest van de Hoge Raad d.d. 11 november 2005 werd het door klager tegen het arrest van het gerechtshof ingestelde cassatieberoep verworpen en werd klager veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Staat ad in totaal € 2.559,34.
1.2 De advocaat van de Staat, verder mr. X., heeft bij brief d.d. 16 november 2005 aan verweerder sub 2 bericht dat de Staat aanspraak maakte op de door klager verschuldigde proceskosten van in totaal € 6.386,46, met aanzegging van wettelijke rente over het verschuldigde bedrag vanaf 15 december 2005. Mr. X verzocht verweerder sub 2 te bevorderen dat het bedrag binnen vier weken naar de derdengeldrekening van zijn kantoor zou worden overgemaakt.
1.3 Nadat de deurwaarder in opdracht van de Staat het arrest van de Hoge Raad in oktober 2009 had betekend en executoriaal beslag had gelegd, is klager op 3 november 2009 overgegaan tot betaling van een bedrag ad
€ 5.929,75.
1.4 De gemachtigde van klager heeft zich bij brief d.d. 23 januari 2012 beklaagd over het optreden van verweerders.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder sub 2 heeft verzuimd een afschrift van het arrest van de Hoge Raad d.d. 11 november 2005 aan klager toe te zenden, evenals het verzoek om de proceskosten te betalen d.d. 16 november 2005 en de aanmaningen d.d. 16 juli 2009 en 25 augustus 2009, waardoor de rente over de te betalen proceskosten onnodig is opgelopen;
2. niet klager maar verweerder sub 2 voor betaling van de proceskosten had dienen zorg te dragen aangezien de declaratie van de Landsadvocaat aan verweerder sub 2 is toegezonden;
3. klager in de periode van 2002-2007 al een betaling heeft gedaan aan het advocatenkantoor van verweerders, waaruit de proceskosten betaald hadden moeten worden.
3. VERWEER
3.1 Klager heeft wel een afschrift van het arrest van de Hoge Raad en de aanmaningen ontvangen. Het arrest werd toegezonden op 18 november 2005. Op 22 november 2005 is er telefonisch contact geweest tussen verweerder sub 2 en klager en is een afspraak gemaakt op 13 december 2005. Op 13 december 2005 heeft een bespreking met klager plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is het arrest besproken evenals de brief van de advocaat van de Staat van 16 november 2005. Verweerder sub 2 heeft klager uitgelegd dat hij de proceskosten diende te betalen. Op 20 februari 2009 zijn een aantal stukken uit het dossier aan klager toegezonden, waaronder de brief van 16 november 2005 van de landsadvocaat. Op 20 juli 2009 is een afschrift van de brief van de landsadvocaat van 16 juli 2009 doorgezonden met het advies tot betaling over te gaan. Verweerder sub 2 heeft nimmer een aanmaning d.d. 25 augustus 2009 ontvangen.
3.2 Niet het kantoor van verweerder, maar klager diende de proceskosten te betalen. Dit is meermalen aan klager duidelijk gemaakt.
3.3 Het is niet juist dat de proceskosten zijn opgelopen door rente. Klager is niet alleen veroordeeld in de kosten van de procedure bij de Hoge Raad, maar ook in de proceskosten in eerste en tweede aanleg, in totaal (inclusief nakosten) € 6.186,01, terwijl er door de Staat aan klager klaarblijkelijk uiteindelijk slechts € 5.929,75 in rekening is gebracht.
3.4 Klager heeft alle processtukken en correspondentie ontvangen en deze is ook met hem besproken. Indien en voor zover klager rente verschuldigd is geworden, wat door hem niet is aangetoond, heeft hij dit aan zichzelf te wijten. Klager ziet kennelijk over het hoofd dat hij de proceskosten in drie instanties dient te betalen. Klager gaat er ten onrechte vanuit dat het betalingsverzoek van de advocaat van de Staat een aan het kantoor van verweerders gerichte declaratie betreft.
4. ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT
4.1 Vast staat dat verweerder sub 2 klager heeft bijgestaan in een procedure tegen de Staat. Niet gebleken is dat verweerder sub 1 klager in deze procedure heeft bijgestaan. Aangezien een advocaat enkel tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor eigen gedragingen, zal de voorzitter de klacht voor zover deze is gericht tegen verweerder sub 1 op voormelde gronden als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
4.2 De klacht tegen verweerder sub 2 heeft betrekking op gedragingen van verweerder sub 2 in 2005 en, voor zover deze betrekking heeft op het niet doorzenden van aanmaningen, in 2009.
4.3 Hoewel i n het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval van het recht tot het indienen van een klacht bestaan, brengt de rechtszekerheid voor de advocaat mee dat hij ervan moet kunnen uitgaan dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht in dit licht is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop tussen dat tijdstip en de indiening van de klacht in zijn verdediging is benadeeld. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.
4.4 De voorzitter acht het op grond van de aan de raad overgelegde correspondentie en gezien het feit dat klager in de periode 2005-2009 nimmer heeft geïnformeerd naar de uitspraak van de Hoge Raad, niet aannemelijk dat klager pas in 2009 op de hoogte was van het arrest van de Hoge Raad en de verzoeken tot betaling van de advocaat van de Staat. Maar ook voor zover dit juist zou zijn, is de klacht naar het oordeel van de voorzitter niet binnen een redelijke termijn ingediend, aangezien klager ook in dat geval meer dan twee jaar heeft gewacht alvorens zijn klacht tegen verweerder sub 2 in te dienen. Nu niet valt in te zien waarom klager zo lang heeft gewacht met het indienen van een klacht, en aannemelijk is dat verweerder sub 2 door dat tijdsverloop in zijn verdediging - zoals het bewijs dat, wanneer en waarover precies het gesprek met klager waarop hij zich beroept heeft plaatsgevonden - is benadeeld, zal de voorzitter ook de klacht tegen verweerder sub 2 als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter :
wijst de klacht tegen beide verweerders in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, op 17 december 2012 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 december 2012
per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.