Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3458

Zaaknummer

12-320H

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. "Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsgeschil. Verweerster heeft niet voor klager opgetreden als advocaat of mediator. Geen sprake van belangenverstrengeling. Klacht is kennelijk ongegrond."

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 12 november 2012

in de zaak 12-320H

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem van 18 oktober 2012 met kenmerk td/md/501, door de raad ontvangen op 22 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager had sinds begin 2008 een echtscheidingsgeschil met mevrouw X. Verweerster heeft mevrouw X in dat geschil bijgestaan. Verweerster kende mevrouw X al langer. Zij was een zakelijke relatie van verweerster. 

1.3 Vanaf februari 2010 zijn verschillende e-mails gewisseld tussen klager en verweerster. Deze e-mails hadden betrekking op een concept-echtscheidingsconvenant en een concept-ouderschapsplan. Omdat het overleg tussen verweerster en klager geen resultaat opleverde, is op 9 maart 2010 namens mevrouw X een echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank. Klager heeft zich niet gesteld in deze procedure en de echtscheidingsbeschikking is door verweerster naar klager gestuurd met een akte van berusting. De akte van berusting is niet geretourneerd en de appeltermijn is verstreken, waarop de echtscheiding is ingeschreven.

1.4 Verweerster heeft voor mevrouw X een toevoeging aangevraagd en verkregen. De declaraties van de verrichte werkzaamheden zijn verzonden naar mevrouw X.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling, door eerst op te treden als advocaat en mediator in het echtscheidingsgeschil voor zowel klager als de ex-partner van klager, mevrouw X, om vervolgens, toen de situatie verslechterde, alleen mevrouw X bij te staan, en

b) op te treden voor de ex-partner van klager, terwijl zij met haar vriendschappelijke relatie onderhield. Klager is zelfs op feestjes bij verweerster thuis geweest.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist dat klager haar cliënt is geweest en dat zij als mediator van klager zou hebben opgetreden. Verweerster heeft vanaf het begin van de huwelijksproblemen opgetreden voor de ex-partner van klager, mevrouw X. Ten behoeve daarvan heeft verweerster op naam van mevrouw X een toevoeging aangevraagd en gekregen. De advisering startte in maart 2008. Uiteindelijk is in de zomer van 2009 besloten de echtscheiding door te zetten. Op verzoek van mevrouw X heeft verweerster een concept-ouderschapsplan opgesteld en een echtscheidingsconvenant en dit aan klager voorgelegd. Zij heeft klager rechtstreeks benaderd, omdat hij destijds nog geen advocaat had.

3.2 Verweerster erkent dat zij al jarenlang een zakelijke relatie heeft met mevrouw X. In de loop der jaren is die relatie vriendschappelijker geworden, maar zakelijk gebleven. Klager is nooit op feestjes van verweerster geweest.

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter als volgt. De voorzitter stelt vast dat klager nimmer cliënt is geweest van verweerster. In de e-mails, waarop klager zich ter staving van zijn standpunt beroept, meldt verweerster zich bij klager namens zijn ex-partner, mevrouw X. Verweerster trad op dat moment al alleen voor mevrouw X op, maar meldde zich bij klager omdat hij geen raadsman had. Niet is gebleken dat klager aan verweerster een opdracht heeft verstrekt om hem bij te staan, noch dat verweerster een dergelijke opdracht aan klager zou hebben bevestigd. Door verweerster is een toevoeging aangevraagd op naam van mevrouw X. Deze is niet ook op naam van klager aangevraagd. Daarnaast volgt uit het dossier niet dat verweerster declaraties naar klager heeft verzonden.

4.2 De voorzitter merkt in dit verband eveneens op dat het in echtscheidingsprocedures regelmatig voorkomt dat een van de partijen zich wendt tot een advocaat en dat de andere partij, zolang deze het eens is met de gang van zaken, als het ware "meelift". Dit bespaart advocaatkosten zeker als de partij die de advocaat in de arm neemt procedeert op basis van een toevoeging. Op het moment dat er geen overeenstemming meer is, zal de andere partij zich dienen te wenden tot een advocaat. De voorzitter meent dat dit in casu is gebeurd. Klager heeft aanvankelijk getracht in onderling overleg met verweerster één en ander te regelen. Klager heeft zelfs in de echtscheidingsprocedure geen verweer gevoerd. Uit het voorgaande leidt de voorzitter af dat verweerster niet voor klager heeft opgetreden. Van belangenverstrengeling kan in dat licht geen sprake zijn. klachtonderdeel a is dan ook kennelijk ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter, dat niet is gebleken dat verweerster een vriendschappelijke relatie onderhield met de ex-partner van klager, mevrouw X. Mocht dit wel het geval zijn, dan geldt alsnog dat het optreden voor mevrouw X niet leidt tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het is ter beoordeling van een advocaat zelf of het al dan niet wenselijk is om op te treden voor een kennis of vriendschappelijke relatie. Wat daar ook van zij, nu niet is gebleken dat verweerster en mevrouw X een vriendschappelijke relatie onderhielden, is klachtonderdeel b eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 november 2012.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.