Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2333

Zaaknummer

10-357U

Inhoudsindicatie

Klacht wegens ten opzichte van de wederpartij ontoelaatbaar gedrag gegrond verklaard. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 11 januari 2012

in de zaak 10-357U

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen:

De heer mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 september 2010, door de raad ontvangen op 30 september 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2011 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

  - de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad

- de stukken genummerd 1 t/m 13 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder treedt als advocaat op voor diverse belanghebbenden die protesteren tegen de plannen van de gemeente Zeist en klaagster om een grootschalig bouwplan te realiseren in de gemeente Zeist.

2.2  Ten behoeve van zijn cliënten is verweerder aanwezig geweest op een jaarvergadering van de bewonerscommissies van omwonenden. Verder heeft verweerder het wijkinformatiecentrum van de gemeente Zeist een aantal keer bezocht. Tijdens die bezoeken heeft verweerder gesproken met een medewerkster van klaagster, die zich door verweerder bedreigd voelde. Verweerder heeft voorts zonder toestemming het zich in het wijkinformatie-centrum bevindende bestemmingsplan meegenomen. Het pand waarin het wijkinformatiecentrum van de gemeente Zeist is gevestigd, is eigendom van klaagster. Op 25 maart 2010 organiseerde klaagster een informatieavond in het wijkinformatiecentrum. Op het moment dat verweerder op die informatie-avond verscheen, is hem door klaagster een brief overhandigd waarin klaagster verweerder meedeelde dat hem de toegang tot de panden van klaagster werd ontzegd wegens ontoelaatbaar gedrag. Omdat verweerder niet wilde vertrekken, is de politie gebeld. De politie heeft verweerder aangehouden en geboeid afgevoerd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder de jaarvergadering van de bewonerscommissie op 25 januari 2010 heeft verstoord;

b) verweerder zich intimiderend heeft gedragen jegens medewerksters van het  wijkinformatiecentrum; 

c) verweerder zonder toestemming stukken heeft weggenomen uit het wijkinformatiecentrum en heeft geweigerd deze stukken terug te geven, ondanks sommatie daartoe;

d) verweerder ondanks sommatie heeft geweigerd te vertrekken tijdens een informatieavond op 25 maart 2010. 

4 VERWEER

Verweerder heeft op de klacht gereageerd door indiening zijnerzijds van een klacht tegen de advocaat van klaagster. Die klacht is bij de raad bekend onder zaaknummer 10-356U, in welke zaak heden eveneens uitspraak wordt gedaan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de advocaat van klaagster zich schuldig maakt aan onwelwillend gedrag door hem te verhinderen zijn werk uit te voeren.

5 BEOORDELING

5.1  De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. In de kern komen de klachtonderdelen er op neer dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Met name wordt verweerder verweten dat hij zich (zowel verbaal als non-verbaal) agressief heeft uitgelaten ten opzichte van medewerkers van klaagster alsmede dat hij zonder toestemming het zich in het wijkinformatiecentrum bevindende bestemmingsplan heeft meegenomen.

5.2 Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder zeer begaan is met de belangen van zijn cliënten. Of verweerder voor een goede zaak vecht, is echter niet ter beoordeling van de raad. Het gaat om de vraag of bij deze belangenbehartiging de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare zijn overschreden. Daarvan is naar het oordeel van de raad in het onderhavige geval gebleken. Uit hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, blijkt dat verweerder zich escalerend heeft opgesteld. Zo heeft verweerder de medewerkster van klaagster uitgemaakt voor oplichter. Verweerder heeft voorts (herhaaldelijk) geweigerd om na verzoeken daartoe het wijkinformatiecentrum te verlaten. Ten slotte heeft verweerder zonder toestemming te vragen lades in het wijkinformatiecentrum doorzocht op zoek naar het bestemmingsplan. Nadat hij het bestemmingsplan had gevonden heeft verweerder dit – eveneens zonder toestemming – meegenomen en naar zijn zeggen onder zich gehouden om als bewijsstuk te dienen. Door aldus te handelen heeft verweerder zich niet gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is dan ook gegrond.

6. MAATREGEL

6.1 De raad overweegt met betrekking tot de op te leggen maatregel dat verweerder ten opzichte van klaagster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en voorts dat hij op de zitting geen blijk heeft gegeven inzicht te hebben in het onjuiste van zijn handelen. De raad acht daarom de maatregel van een berisping passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a t/m d gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar,

B. Roodveldt, B.J. Sol, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2012.

 

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl