Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-07-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3051
Zaaknummer
12-119
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing, klacht tegen advocaat van de wederpartij in een boedelscheidingsprocedure is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 20 juli 2012
in de zaak 12-119
naar aanleiding van de klacht van:
[klager]
Wonende te [plaats]
tegen:
[verweerder]
advocaat te [plaats]
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo van 20 juni 2012 met kenmerk 2012-36511, door de raad ontvangen op 21 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 10.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartij van klager, de voormalig echtgenote van klager. Het huwelijk van klager en zijn ex-echtgenote is op 13 februari 2004 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand.
1.2 Tussen klager en zijn ex-echtgenote is een groot en langdurend conflict ontstaan over de afwikkeling van de door echtscheiding ontbonden huwelijksgemeenschap.
1.3 Bij vonnis van 18 maart 2009 heeft de Rechtbank Almelo de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen klager en zijn ex-echtgenote verdeeld.
1.4 Aan de ex-echtgenote van klager is een deel van de inboedel en een deel van het saldo van een beleggersrekening toegedeeld. Aan klager zijn de overige activa, waaronder de voormalige echtelijke woning, toegedeeld onder de verplichting om de passiva voor zijn rekening te nemen. Voorts zijn er nog enkele verrekenposten door de rechtbank vastgesteld. Deze wijze van verdeling bracht volgens de rechtbank mee dat klager aan zijn ex-echtgenote wegens overbedeling een bedrag van € 34.377,54 diende te voldoen.
1.5 In het vonnis d.d. 18 maart 2009 heeft de rechtbank Almelo tevens bepaald dat indien klager zou weigeren mee te werken een de notariële toedeling van de woning aan hem, het vonnis in de plaats van de voor het passeren van de akte van levering vereiste wilsverklaring van klager zou treden.
1.6 Klager is van het vonnis van de rechtbank Almelo in hoger beroep gegaan. De uitkomst van de procedure in hoger beroep was dat klager geen € 34.377,54 maar een bedrag van € 30.177,54 wegens overbedeling aan zijn ex-echtgenote diende te betalen. Voorts heeft het hof bepaald dat de ex-echtgenote van klager het bedrag dat klager meer aan haar had betaald dan € 30.177,54 aan hem terug diende te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening.
1.7 Tussen partijen is in geschil of klager op basis van het arrest van het gerechtshof d.d. 31 augustus 2010 een reële vordering heeft op zijn ex-echtgenote.
1.8 Op 10 december 2010 en op 11 maart 2011 heeft verweerder namens zijn cliënte executoriaal beslag laten leggen ten laste van klager.
1.9 Klager heeft een kort geding aanhangig gemaakt ter opheffing van de beslagen althans tot opschorting daarvan in afwachting van een bodemprocedure;
1.10 Bij vonnis van 25 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo de vorderingen van klager afgewezen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. hij al dan niet in samenspel met notaris [naam notaris 1] een akte heeft laten opmaken en getracht heeft deze te laten inschrijven bij het kadaster zonder klager te informeren. Daarmee zou verweerder de notaris hebben aangezet tot het plegen van valsheid in geschrifte;
b. hij wederrechtelijk de persoonsgegevens van klager heeft gebruikt, nu klager voor dit gebruik geen toestemming heeft gegeven;
c. hij zonder toestemming van klager het e-mailadres van klager aan derden heeft verstrekt;
d. hij heeft verzuimd de notaris te wijzen op het arrest van het gerechtshof van 31 augustus 2010 waarin is vermeld dat klager nog een tegenvordering heeft op zijn ex-echtgenote en de notaris wel heeft laten opnemen in de leveringsakte dat partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen met uitzondering van hetgeen onder het kopje schuldomzetting staat vermeld;
e. verweerder beslag heeft laten leggen op de woning van klager en op zijn inkomen;
f. verweerder zich niet heeft ingezet om het conflict tussen klager en zijn ex-echtgenote te doen de-escaleren en zijn machtspositie als advocaat heeft misbruikt;
g. verweerder, nadat partijen zich ter comparitie van partijen op 21 september 2011 akkoord hebben verklaard met de notariële akte die zich bij de dagvaarding bevond (welke akte was opgesteld door notaris [naam notaris 2]), op 2 februari 2012 een nieuwe notariële akte heeft laten opstellen door notaris [naam notaris 1]. Hiermee handelde verweerder niet overeenkomstig de afspraken die partijen ten overstaan van de rechter op 21 september 2011 hebben gemaakt;
h. verweerder bij het kort geding dat klager aanhangig had gemaakt ter opheffing van de gelegde beslagen kort voor de zitting zijn pleitnota overlegde zodat klager geen tijd had om hierop te reageren;
i. verweerder niet alle relevante feiten in deze pleitnota heeft vermeld.
3. BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.2 Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn.
De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Klachtonderdeel a
3.3 Er zijn de voorzitter geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan verantwoord kan worden aangenomen dat verweerder, al dan niet op de achtergrond, de auteur of mede-auteur is van de conceptakte waarmee klager zoveel moeite had. Dat verweerder heeft samengespannen met notaris [naam notaris1] en aan de touwtjes trok toen de akte die tot stand kwam werd ingeschreven wordt door verweerder ontkend en dat het anders is geweest zoals klager stelt komt niet uit de verf, laat staan dat sprake is geweest van door verweerder dan wel door notaris [naam notaris 1] (waartoe verweerder hem zou hebben aangezet) gepleegde valsheid in geschrifte. Klachtonderdeel a mist derhalve feitelijke grondslag en is dus kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b en c
3.4 Verweerder heeft ontkend dat hij persoonsgegevens van klager heeft gebruikt en dat hij het e-mailadres van klager aan derden heeft verstrekt. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit wel zo is – integendeel, in zijn klachtbrief d.d. 22 februari 2012 aan mr. Luttikhuis schrijft klager dat hij zijn persoonsgegevens had verstrekt aan notaris mevrouw [naam notaris 2] en dat zij deze niet had mogen doorgeven aan derden- zodat ook klachtonderdelen b en c kennelijk ongegrond zijn nu zij feitelijke grondslag missen.
Klachtonderdeel d
3.5 Het is de voorzitter niet duidelijk geworden om welke reden verweerder hiervan een verwijt valt te maken. Klager kon de notaris nota bene zelf wijzen op het arrest van het gerechtshof en heeft dat ook gedaan. Dat dat zonder veel effect is gebleven zal samenhangen met het feit dat de totale afrekening tussen klager en zijn ex-echtgenote (in 2012; het hof sprak zich 1 ½ jaar eerder uit) nog steeds niet duidelijk is terwijl er een gerechtvaardigd belang was voor de cliënte van verweerder dat de kwestie van de voormalige echtelijke woning werd afgewikkeld. Niet gebleken is dat verweerder wezenlijke bemoeienis heeft gehad met de inrichting van de conceptakte. Ook klachtonderdeel d is derhalve kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e
3.6 Uit de stukken blijkt dat klager in kort geding opheffing van de gelegde beslagen heeft gevorderd. Zijn vorderingen zijn niet toegewezen. Tegen deze achtergrond is onvoldoende gebleken dat verweerder niet tot beslaglegging had mogen overgaan. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel f
3.7 Tussen klager en verweerder is al jarenlang een verbeten strijd gaande. Daarin verweert klager zich duchtig en, zoals blijkt uit deze tuchtrechtelijke procedure met een toonzetting in zijn stukken die verweerder niet zal hebben gestimuleerd om (desalniettemin) te streven naar de-escalatie, nog daargelaten of de stellingname van klager waarvan uit de verschillende processtukken die zich in het dossier bevinden blijkt, daartoe überhaupt enige ruimte bood. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel g
3.8 Onder verwijzing naar de beoordeling van klachtonderdelen a en d stelt de voorzitter nogmaals vast dat niet feitelijk vaststaat dat verweerder verantwoordelijk gehouden kan worden voor de inhoud van de conceptakte die notaris [naam notaris 1] aan klager voorlegde. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel h
3.9 Er is geen enkele regel die een gedaagde in kort geding verplicht om voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn verweer aan de eisende partij kenbaar te maken. Ook klachtonderdeel h is derhalve kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel i
3.10 Het niet vermelden van relevante feiten in een gerechtelijke procedure kan onder bepaalde omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn, namelijk indien vast komt te staan dat deze feiten bewust achterwege zijn gehouden om de rechter te misleiden. Daarvan is in casu niet gebleken. Klachtonderdeel i is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
In het samenstel van klachten ligt nog besloten dat verweerder op een wijze die niet past bij zijn hoedanigheid als advocaat met klager een oude rekening heeft willen vereffenen. Het dossier biedt, mede in het licht van het voorgaande, daarvoor geen concrete aanknopingspunten. Dat de verstandhouding tussen klager en verweerder slecht zal zijn (er zijn al zes of in elk geval meer eerdere klachten over het optreden van verweerder door klager bij de deken gedeponeerd) mag in de ogen van de voorzitter wel als een vaststaand gegeven worden aangenomen. Evenwel kan uit het geheel van de feiten en omstandigheden en de achtergronden van de zaak niet worden afgeleid dat verweerder zich uit deze zaak had moeten terugtrekken. Ook hier kan de voorzitter geen verwijt vinden dat hout snijdt.
BESLISSING
De klacht wordt in al zijn onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 20 juli 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2012 per (aangetekende) post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten