Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2927

Zaaknummer

B232-2011

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder klaagster volstrekt onjuist heeft geadviseerd, beloftes en toezeggingen niet is nagekomen,  onwaarheden heeft gedebiteerd, een gebrek aan dossierkennis heeft ten toon gespreid, zich hautain jegens klaagster heeft  gedragen of excessief heeft gedeclareerd. Wel heeft verweerder op basis van onjuiste gronden afgezien van het aanvragen van een toevoeging.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 4 juni 2012

in de zaak B 232-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

A

 

klaagster

 

tegen:

 

B

                   

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 30 november 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 30 november 2011 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van verweerder d.d. 7 maart 2012 en de daarbij gevoegde begrotingsbeslissing van de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement B d.d. 10 oktober 2011.

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster vanaf 13 september 2010 op betalende basis bijgestaan in haar echtscheidingszaak. De wederpartij van klaagster heeft in een voorlopige voorzieningenprocedure bij de rechtbank een tijdelijke zorg- en contactregeling verzocht, welke is toegewezen. Op 16 november 2010 heeft verweerder klaagster medegedeeld dat hij de behandeling van de zaak zou neerleggen wegens een verschil van inzicht over de behandeling van de zaak.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:    

1.         Verweerder is beloftes en toezeggingen, in het bijzonder op het vlak van communicatie en tijdsafspraken, niet nagekomen.

2.         Verweerder heeft klaagster inhoudelijk volstrekt verkeerd geïnformeerd over de gang van zaken in procedures.

3.         Verweerder heeft onwaarheden gedebiteerd.

4.         Verweerder heeft geen dossierkennis gehad.

5.         Verweerder heeft zich hautain jegens klaagster gedragen.

6.         Verweerder heeft na de slotdeclaratie nog een declaratie gestuurd op 24 december 2010.

7.         Verweerder heeft klaagster als betalende cliënte geaccepteerd terwijl klaagster voor een toevoeging in aanmerking kwam.

 

4               VERWEER

4.1         Verweerder erkent dat hij bij aanvang van zijn werkzaamheden een onjuiste inschatting heeft gemaakt over de vraag of klaagster in aanmerking kwam voor een toevoeging. Verweerder is van mening dat hem voor het overige geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en betwist de overige onderdelen van de klacht.

 

 

5                BEOORDELING

5.1  De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2  Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3  De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.4  Klachtonderdelen 1 en 2

Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt naar het oordeel van de raad niet dat verweerder klaagster  inhoudelijk volstrekt onjuist heeft geadviseerd over de gang van zaken met betrekking tot procedures. Verweerder behoefde niet te verwachten dat klaagster zonder enig overleg met verweerder na de zitting rechtstreeks een brief zou sturen aan de rechtbank. Derhalve kan hem ook niet verweten worden dat hij klaagster niet heeft gewezen op het feit dat dit niet gebruikelijk is. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder beloftes en toezeggingen, in het bijzonder op het vlak van communicatie en tijdsafspraken, niet is nagekomen. Voor zover er al sprake is geweest van niet nagekomen toezeggingen of onjuiste informatieverstrekking is dat van een dermate beperkt gewicht geweest dat dit niet de conclusie rechtvaardigt dat verweerder daaromtrent een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad is dan ook van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond moeten worden verklaard.

 

Klachtonderdelen 3, 4 en 5

              5.5     Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 3, 4 en 5 zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. Het van meet af aan bestaande verschil van inzicht over de wijze waarop de zaak moest worden behandeld, zal ongetwijfeld van invloed zijn geweest op de wijze waarop partijen de communicatie tussen hen hebben ervaren. De raad is echter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen door –zoals klaagster stelt- onwaarheden te debiteren, een gebrek aan dossierkennis ten toon te spreiden of zich hautain jegens klaagster te gedragen. Hiervoor kunnen in de overgelegde stukken onvoldoende concrete aanknopingspunten worden gevonden. De klachtonderdelen 3, 4 en 5 moeten dan ook ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 6

        5.6     De raad stelt voorop dat hij geen bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten doch slechts waakt tegen excessief declareren. Bij zijn begrotingsbeslissing d.d. 10 oktober 2011 heeft de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement B geoordeeld dat verweerder de door hem bestede tijd in rekening mocht brengen onder de voorwaarde dat definitief komt vast te staan dat deze niet onder een toevoeging valt of had moeten vallen. Daarmee is het declaratiegeschil beslecht en is komen vast te staan dat van excessief declareren in ieder geval geen sprake is geweest. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

                 Klachtonderdeel 7

5.7       Verweerder heeft erkend dat hij op onjuiste gronden ervan uit is gegaan dat klaagster niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen en dat hij in haar geval geen toevoeging heeft aangevraagd terwijl hij zulks normaliter bij twijfel zekerheidshalve wel pleegt te doen. Van deze handelwijze kan verweerder naar het oordeel van de raad wel een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij immers verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Dit onderdeel van de klacht zal derhalve gegrond worden verklaard.

5.8       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 tot en met 6 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 7 gegrond is.

 

 

6          MAATREGEL

            De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 6 ongegrond en klachtonderdeel 7 gegrond. Ter zake het gegrond verklaarde klachtonderdeel legt de raad een enkele waarschuwing op.

 

  Aldus uitgesproken ter nader bepaalde openbare zitting van 4 juni 2012 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op    5 juni 2012   per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klaagster

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl