Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2724
Zaaknummer
H75-2012
Inhoudsindicatie
Voldoende aanwijzingen aanwezig op grond waarvan tegen verweerder een vermoeden is gerezen van een handelen waardoor enig door artikel 46 advocatenwet beschermd belang is geschaad. Gelet op bij gelijktijdige beslissing door de raad gelaste tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing acht de raad schorsing met onmiddellijke ingang niet geboden en wijst het daartoe strekkend verzoek af.
Inhoudsindicatie
Gelet op tul van voorwaardelijk opgelegde schorsing voor de duur van drie maanden treft raad een voorlopige voorziening en benoemt voor voormelde periode een praktijkwaarnemer.
Inhoudsindicatie
Verzoek ex artikel 60ab (gedeeltelijk) toegewezen.
Uitspraak
Beslissing van 14 maart 2012
in de zaak H 75-2012
naar aanleiding van het
verzoek ingevolge artikel 60 ab Advocatenwet van
de deken
deken
tegen:
mr. X
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 februari 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 2 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2012 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 29 februari 2012
- de brief van verweerder van 8 maart 2012
2. FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Door de raad van discipline, verder te noemen de raad, is bij beslissing van 27 juni 2011 (bij de raad bekend onder zaaknummer Y) aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden opgelegd, met de bepaling dat drie maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, die door de raad was vastgesteld op een periode van twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
2.2 Het Hof van Discipline heeft voormelde beslissing van de raad bij beslissing van 13 januari 2012 (bij het Hof van Discipline bekend onder zaaknummer 6162) bekrachtigd en bepaald dat het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ingaat op 1 februari 2012.
2.3 De deken heeft bij brief van 17 januari 2012 aan verweerder te kennen gegeven waaraan hij krachtens artikel 48 lid 5 Advocatenwet en ook overigens diende te voldoen.
2.4 Bij voormelde brief van 17 januari 2012 verzocht de deken verweerder voorts over te gaan tot vergoeding van de door hem ten behoeve van zijn eerdere dekenonderzoek gemaakte kosten, welke kosten bestaan uit de declaratie van Adviesbureau S (€ 3.985,91) van 13 september 2010, waartoe verweerder verplicht was nu het dekenbezwaar in overgrote mate zowel door de raad en door het Hof van Discipline gegrond was verklaard. Verweerder is niet overgegaan tot betaling van voormelde kosten.
2.5 Verweerder heeft bij brief van 27 januari 2012 in de civiele procedure A een conclusie van dupliek (tevens repliek in voorwaardelijke conventie) ten behoeve van de civiele rolzitting van 14 februari 2012 aan de rechtbank, sector kanton, toegezonden. Bij brief van 5 februari 2012 heeft verweerder in de civiele procedure B een conclusie van dupliek (bevattende een valsheidsincident) ten behoeve van de civiele rolzitting van 28 februari 2012 aan de civiele griffie van de rechtbank, sector Kanton, toegezonden.
2.6 De deken had de secretaris van de Raad van Toezicht, gevraagd erop toe te zien dat verweerder de aan hem opgelegde schorsing daadwerkelijk zou naleven. Deze heeft de deken bij brief van 14 februari 2012 op de hoogte gesteld van zijn bevindingen. Hij berichtte de deken onder meer dat verweerder hem tijdens een telefoongesprek had medegedeeld dat hij niet op kantoor aanwezig was, omdat hij een bespreking met een client buiten de deur had. De secretaris berichtte de deken dat hij verweerder tijdens het telefoongesprek van 6 februari 2012 nogmaals uitdrukkelijk erop heeft gewezen waaraan hij diende te voldoen.
2.7 Op 23 februari 2012 heeft verweerder als raadsman van een client een brief aan de wederpartij geschreven.
2.8 Op 29 februari 2012 is namens het bestuurssecretariaat van de rechtbank het volgende aan de deken bericht:
“Als aanvullende informatie krijg ik net door dat er door onze griffie contact is gezocht met dhr T. Naar aanleiding van zijn eerste brief (rolzitting 14 februari 2012).
Hem is toen medegedeeld dat zijn zaak i.v.m. schorsing pas in maart kan worden behandeld. De rechter was dan ook zeer verbaasd de 2e brief van dhr. T te ontvangen voor de rolzitting van 28 februari 2012.”
2.9 Als bestuurder van de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder staat naast verweerder een van het tableau geschrapte advocaat ingeschreven.
2.10 Verweerder is bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 15 juli 2011 van de Voorzieningenrechter van de rechtbank H veroordeeld om het bedrag van € 7.757,36 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente tot 4 juli 2011, vermeerderd met de proceskosten ad € 1.107,31 aan advocatenkantoor Z te voldoen. Inmiddels is dit vonnis in kracht van gewijsde gegaan. Voormeld advocatenkantoor heeft bij brief dd. 1 december 2011 de bemiddeling van de deken ingeroepen omdat verweerder in gebreke was gebleven aan voormeld vonnis te voldoen en diverse pogingen van de deurwaarder om het vonnis te executeren geen enkel resultaat hadden opgeleverd. De deken heeft verweerder bij brief van 6 december 2011 verzocht binnen één week aan advocatenkantoor Z te betalen het bedrag waartoe verweerder door de voorzieningenrechter reeds was veroordeeld. Bij brief dd. 17 januari 2012 heeft de deken zijn verzoek om binnen een week na dagtekening van die brief tot betaling over te gaan herhaald, bij gebreke waarvan de deken aankondigde een dekenbezwaar in te zullen dienen.
3. Verzoek ex artikel 60 ab Advocatenwet
3.1 De deken heeft de raad verzocht verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk aangezien tegen verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen, waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. De deken baseert dit vermoeden op het volgende:
- Al vrij snel nadat de door het Hof van Discipline opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk van verweerder was ingegaan heeft de secretaris van de Raad van Toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch moeten constateren dat verweerder als advocaat werkte;
- Uit de brief van verweerder van 23 februari 2012 van verweerder namens een cliënt aan diens wederpartij blijkt dat verweerder de aan hem opgelegde schorsing aan zijn laars lapt;
- Verweerder negeert stelselmatig beslissingen van de rechter en tuchtrechter en leeft deze in elk geval niet na.
3.2 Ter zitting heeft de deken zijn verzoek aangevuld met het verzoek ten aanzien van verweerder een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot diens praktijkuitoefening als bedoeld in artikel 60ab lid 1 Advocatenwet door :
1) mr. Q (Q&R Advocaten,) als waarnemer in de praktijk van verweerder aan te stellen en hem de bevoegdheid te geven zich zodanig toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot zijn archieven en tot die zaken en personen als genoemd in artikel 60e lid 1 en 2 van de Advocatenwet, desnoods met behulp van de sterke arm en dat mr. Q, voormeld, in het belang van de continuïteit van het kantoor van verweerder en diens cliënten naar bevind van zaken maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat bevoegd zou zijn, een en ander zolang dat door de deken geraden wordt geacht en verweerder zich daartoe beschikbaar houdt;
2) te bepalen dat mr.Q voormeld verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Derdengelden, zulks met uitsluiting van verweerder zelf;
3) te bepalen dat mr. Qvoormeld zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een – ten laste van verweerder te brengen- vergoeding van ten hoogste € 250,00 per uur excl. BTW en kantoorkosten, zulks met een door de raad vast te stellen maximum;
4) te bepalen dat verweerder binnen zeven dagen na dagtekening van het door de raad te nemen beslissing op een door hem aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van € 10.000,00 excl. BTW en kantoorkosten.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft in de maand februari 2012 geen werkzaamheden als advocaat verricht. De gedingstukken in de twee kantonzaken waren reeds in januari 2012 opgesteld. Juist om deze zaken te doen belanden in maart 2012 (wat gelukt is) zijn de op 27 januari en 5 februari 2012 gedateerde brieven naar de Kantongriffie te S gezonden.
4.2 De brief van 23 februari 2012 stond aanvankelijk gedateerd op 23 januari 2012. De brief is wel opgesteld in januari 2012, maar is toen niet verzonden. Verweerder heeft aan zijn secretaresse opdracht gegeven om de brief in maart 2012 te verzenden, enkel een administratief misverstand heeft haar de brief op 23 februari 2012 doen verzenden.
4.3 De secretaris kan niet hebben geconstateerd dat verweerder in februari 2012 als advocaat heeft gewerkt. In februari 2012 was het kantoor meestal onbemand. Verweerder heeft hem tijdens het telefoongesprek op 6 februari 2012 nog gezegd dat hij eind januari 2012 extreem hard had gewerkt, zodat veel processtukken gereed waren voor 31 januari 2012. Verweerder heeft niet gezegd dat hij een bespreking met een client buiten kantoor had. Hij heeft de secretaris toen medegedeeld dat hij in een garage zat te wachten, omdat zijn auto een onderhoudsbeurt moest hebben.
4.4 Verweerder heeft in de op zijn kantoor in behandeling zijnde rechtbankzaken en hofzaken in februari 2012 totaal niets gedaan. Het digitaal loket was voor verweerder gesloten, zodat hij ook geen enkele handeling kon verrichten.
4.5 Het rapport van de accountant is opgesteld in het kader van de toenmalige artikel 60ab procedure. Het betreft een quick scan over de periode februari tot en met augustus 2010. De rapportage is voor de deken reden geweest om de 60ab procedure (bekend onder zaaknummer D) in te trekken. Verweerder is deze kosten derhalve niet verschuldigd. Dat de deken deze rapportage heeft ingebracht in de zaak E is zijn beslissing geweest. Daarbij is niet afgesproken dat de kosten voor rekening van verweerder zouden komen.
4.6 Verweerder legt een verklaring over van mr. C die medebestuurder wil wordenvan de Stichting Derdengelden.
4.7 Verweerder is het niet eens met de vordering van advocatenkantoor Z. Ten gevolge van een fout van dit advocatenkantoor is door het gerechtshof teveel griffierecht aan advocatenkantoor Z in rekening gebracht. Dit bedrag wordt ten onrechte aan verweerder als opdrachtgever doorbelast. Verweerder is nog met het gerechtshof in onderhandeling over de hoogte van het griffierecht.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht acht de raad voldoende aanwijzingen aanwezig op grond waarvan tegen verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen, waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang is geschaad.
5.2 De raad acht, gelet op de bij beslissing van heden door de raad gelaste tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 3 maanden, welke ingaat op 2 april 2012 (F) , schorsing met onmiddellijke ingang niet geboden en zal het daartoe strekkende verzoek van de deken afwijzen.
5.3 De raad zal op verzoek van de deken en gelet op voormelde door de raad gelaste tenuitvoerlegging van de door het Hof van Discipline voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 3 maanden , een voorziening treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder en mr. Q als waarnemer aanstellen grotendeels op de wijze zoals door de deken voorgesteld, een en ander zoals hierna beslist
BESLISSING
De raad van discipline:
- stelt mr. Q (Q&RAdvocaten, ) met ingang van 2 april 2012 en voor de duur van drie maanden aan als waarnemer in de praktijk van verweerder;
- geeft mr. Q voormeld de bevoegdheid zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot zijn archieven en tot die zaken en personen als genoemd in artikel 60 e lid 1 en 2 van de Advocatenwet, - bepaalt dat mr. Q, voormeld, in het belang van de continuïteit van het kantoor van verweerder en diens cliënten naar bevind van zaken maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat bevoegd zou zijn, - bepaalt dat mr. Q voormeld verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Derdengelden, zulks met uitsluiting van verweerder zelf;
- bepaalt dat mr. Q voormeld zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een – ten laste van verweerder te brengen- vergoeding van ten hoogste € 200,00 per uur excl. BTW en kantoorkosten, waarbij de raad het maximum vooralsnog vaststelt op € 10.000,00 ;
- bepaalt dat verweerder binnen zeven dagen na de dag waarop deze beslissing is verzonden op een door mr. Q voormeld aan te wijzen rekening een voorschot dient te voldoen van € 10.000,00 excl. BTW en kantoorkosten;
- acht schorsing met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd ingevolge artikel 60ab Advocatenwet, gelet op de door de raad gelaste tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden niet geboden en wijst het daartoe strekkende verzoek van de deken af.
Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H. Schaeken, L. Spronken, R. Theunissen, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op30 maart 2012
per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
’s-Hertogenbosch
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch - de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl
Het hoger beroep schorst de werking van de beslissing van de raad van discipline niet.