Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2815

Zaaknummer

R. 3797/11.199

Inhoudsindicatie

Klacht betreft handelen van verweerster als advocaat van klagers wederpartijen. Klagers zijn bij arrest van het gerechtshof veroordeeld tot betaling van een bepaald bedrag aan de cliënten van verweerster. Verweerster is overgegaan tot executie van het arrest. De klachten betreffen de hoedanigheid waarin verweerster is opgetreden, de vermelding in het exploot van betekening van een onjuist adres van een van de cliënten van verweerster, het hanteren van een onjuiste opgave van het te vorderen bedrag, het achterhouden van het actuele woonadres, het beslagleggen door de deurwaarder onder een derde, die geen partij in het geschil is, het achterhouden van essentiële informatie die onder de mededelingsplicht van verweerster vallen, het ten onrechte incasseren van nakosten, het handelen in strijd met de Boekhoudverordening in verband met het niet-vermelden van de derdengeldenrekening op het briefpapier en het opdracht geven door verweerster tot betekening van een niet ondertekend kort geding vonnis. Op grond van artikel 6 lid 2 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit is vermelding van een rekeningnummer van de Stichting Derdengelden geen verplichting. De klacht wordt in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 september 2011, door de raad ontvangen op 19 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 26 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 26 september 2011 aan partijen verzonden.

1.3 Bij brief van 8 oktober 2011, door de raad ontvangen op 8 oktober 2011, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 april 2012 in aanwezigheid van klagers. Verweerster heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnota overgelegd.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

   de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klagers d.d. 8 oktober 2011 en hun brief van 14 oktober

   2011, houdende de gronden van het verzet;

 - de brieven die klagers respectievelijk verweerster voorafgaande aan de zitting

   aan de raad hebben gestuurd.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan zoals de plaatsvervangend voorzitter die heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 3.

2.1 Bij brief van 8 februari 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerster dat zij:

a. een hele andere hoedanigheid heeft dan tot heden bekend was. Deze hoedanigheid valt geheel buiten het kader van hetgeen verwacht mag worden van een advocaat. De door klagers geconstateerde gedragingen zijn niet te verenigen met gedragsregel 1;

b. bij exploot van 11 december 2009 het arrest van 17 november 2009 aan klagers heeft laten betekenen met vermelding van een onjuist adres van de beslagleggers B. en H. De adresvermelding op het exploit is in strijd met de vormvoorschriften ex art. 45 Rv. Verweerster heeft willens en wetens de essentialia ex art. 45 Rv. achtergehouden voor het Gerechtshof, voor de gerechtsdeurwaarder en voor mr. V.d. L. Het betaalde bedrag dient te worden gestorneerd op de derdengeldenrekening van mr. V.d. L., nu het bedrag is gevorderd op basis van een nietig exploit;

c. heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 23, nu in het arrest van het Gerechtshof en dientengevolge in het exploit een onjuiste opgave is opgenomen van het te vorderen bedrag. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van verweerster de fout proberen te herstellen door middel van een gewoon schrijven. Voorts wist althans behoorde verweerster te weten dat bedoeld bedrag op 9 februari 2010 al betaald was;

d. de informatie van het actuele woonadres willens en wetens heeft achtergehouden en dat daardoor onnodige vertraging is opgetreden en dat er vermijdbare kosten zijn gemaakt in de herroepingsprocedure, hetgeen laakbaar, verwijtbaar en klachtwaardig is;

e. klachtwaardig handelt omdat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd onder A., terwijl die geen partij is in het geschil;

f. tot de dag van vandaag de foute adressering en van belang zijnde essentiële informatie die onder haar mededelingsplicht valt heeft achtergehouden, dan wel heeft verzuimd mede te delen aan belanghebbenden. Van enige welwillendheid naar mr. V.d. L. is geen sprake;

g. ten onrechte nakosten heeft geïncasseerd, terwijl in de afrekening van het exploit geen salaris nakosten is gespecificeerd;

h. handelt in strijd met de Boekhoudverordening nu zij niet haar derdengeldenrekening op haar briefpapier vermeldt;

i. opdracht heeft gegeven een niet ondertekend kort geding vonnis te laten betekenen. Nu het vonnis niet is ondertekend, heeft het vonnis geen rechtskracht en dientengevolge is ook het exploit nietig.

3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen verweerster gehandhaafd. Klagers betwisten de juistheid van het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld. 

5.2 Inhoudelijk heeft de behandeling van het verzet met betrekking tot de onderzochte klacht niet geleid tot andere beschouwingen en conclusies dan die vervat in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Voor zover klagers in het verzet feiten hebben aangevoerd die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het nemen van de beslissing niet bekend waren, leiden die niet tot een ander oordeel. 

De raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter en maakt dat tot het zijne.

5.3 Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.