Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3684

Zaaknummer

M 79 - 2012

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door conservatoir beslag te leggen. Rekest bevatte onjuistheden, maar niet gebleken dat dit bewust is gebeurd. Niet gebleken dat verweerster niet in ging op het verzoek om een gesprek en geen welwillende houding had. Nota ter zake griffierecht abusievelijk aan wederpartij verzonden. Excuses aangeboden en fout is van onvoldoende gewicht voor tuchtrechtelijke verwijtbaarheid.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 december 2012

     in de zaak M79-2012

                                        naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A.

                                        klaagster

 

                                        tegen:

 

                                        B.

 

                                        verweerster

                                       

 

                                       

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 7 maart 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerster, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. X. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 7 maart 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerster is de advocaat van de wederpartij van de cliënte van klaagster. Verweerster heeft de ex-echtgenoot van de cliënte van klaagster bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.

2.2     Partijen waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd. De woning behoorde in eigendom toe aan de vrouw.

2.3     Op 21 oktober 2011 heeft verweerster een beslagrekest ingediend waarin wordt verzocht toestemming te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag “op de gehele gemeenschapsinboedel, waaronder met name de volgende goederen:

          - de echtelijke woning gelegen aan de [adres]

          - de gehele inboedel.”

          De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en vervolgens is boedelbeslag gelegd.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.         door middel van leugens boedelbeslag laat leggen (bijvoorbeeld dat de echtelijke woning in de gemeenschap zou vallen);

2.         niet in ging op het verzoek om een gesprek;

3.         geen welwillende houding had;

4.         een griffierechtnota rechtstreeks naar klaagsters cliënte zond, terwijl ze wist dat klaagster de advocate was;

5.         executiemaatregelen neemt zonder voorafgaande verwittiging aan klaagster;

6.         onnodige (proces) kosten aanwendt;

7.         bewust onjuiste gegevens verstrekt aan de rechter.

 

 

4               VERWEER

4.1     De verwijten zijn onterecht. Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënt en heeft daarbij geen gedragsregels geschonden. Verweersters cliënt had gegronde vrees voor verduistering. Om die reden is besloten klaagster niet op de hoogte te stellen van de te nemen conservatoire maatregel. Hoewel verweersters cliënt geen eigenaar van de woning is heeft hij wel recht op een deel van de waardestijging van de woning. Verweerster heeft niet gesteld dat de woning gemeenschappelijke eigendom was van partijen. Indien klaagster van mening was dat het verlof voor conservatoir beslag op onjuiste gronden was verleend had zij in kort geding opheffing kunnen vorderen. De nota griffierecht is abusievelijk naar klaagsters cliënte gestuurd omdat zij abusievelijk als cliënte in ons systeem was opgenomen. Voor deze fout zijn excuses aangeboden. Klaagster wilde helemaal niet in gesprek; klaagsters cliënte was juist bang voor verweersters cliënt.

         

5        BEOORDELING

5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdelen 1, 5, 6 en 7

5.2     Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1, 5, 6 en 7 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door namens haar cliënte conservatoir beslag te leggen. Verweerster achtte het kennelijk in het belang van haar cliënt om over te gaan tot het leggen van conservatoir beslag. Niet is gebleken dat hierdoor de belangen van klaagsters cliënte nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.

5.3     In het beslagrekest moeten de gronden voor verduistering worden gesteld. Dit is een wettelijk vereiste. Verweerster heeft dan ook niet tuchtrechtelijk onjuist gehandeld door in het beslagrekest die gronden voor verduistering aan te voeren. Bij het aanvoeren van die gronden mocht verweerster voorts afgaan op de mededelingen van haar cliënt dienaangaande.

5.4     Het kenbaar maken aan de wederpartij van het voornemen om tot conservatoir beslag over te gaan kan het leggen van dat beslag illusoir maken. Dit kan dan ook niet van de advocaat worden verwacht. Verweerster kan derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij klaagster niet voorafgaand aan het leggen van het beslag van haar voornemen daartoe op de hoogte heeft gesteld.

5.5     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat het beslagrekest onjuistheden bevat. Naar het oordeel van de raad is evenwel niet gebleken dat verweerster bewust onjuistheden in het rekest heeft opgenomen.

5.6     De raad is van oordeel dat de klachtonderdelen 1, 5, 6 en 7 als ongegrond moeten worden afgewezen.    

Klachtonderdelen 2 en 3

5.7     De raad is van oordeel dat klaagster de klacht dat verweerster niet in ging op het verzoek om een gesprek en geen welwillende houding had onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Deze onderdelen van de klacht zijn derhalve niet komen vast te staan en moeten worden afgewezen.

          Klachtonderdeel 4

5.8     Verweerster heeft erkend dat de nota ter zake griffierecht aan klaagster is verzonden. Voor deze fout heeft verweerster – weliswaar laat en pas na interventie van de deken – haar excuses aangeboden. Deze fout is naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht om verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.9     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2012 door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2012

 

per aangetekende brief verzonden aan:

 

-        klaagster

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klaagster

-         verweerster

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl