Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2802

Zaaknummer

R. 3639/11.41

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager onjuist heeft geadviseerd met betrekking tot het schikkingsaanbod. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Gegrond zijn de klachtonderdelen die zien op het niet vastleggen van het door verweerder gehanteerde uurtarief en de verrekening van openstaande declaraties met ontvangen derdengelden. Nu verweerder deze gestelde afspraken niet heeft vastgelegd, komt dit nalaten voor rekening en risico van verweerder. Maatregel: een enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 17 februari 2012 met kenmerk R 10/11/49, door de Raad ontvangen op 18 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 20 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De Raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft 19 jaar lang een buurtwinkel geëxploiteerd in Rotterdam.

2.2 Klager huurde winkelruimte van C Wonen.

2.3 Op enig moment werd het gebouw gesloopt en moest klager zijn winkel sluiten.

2.4 Klager heeft zich middels een onteigeningsbureau in 2006 tot verweerder gewend.

2.5 In maart 2008 is tussen klager en C Wonen, tijdens een comparitie van partijen in het kader van een kantongerechtsprocedure, een schikking bereikt, krachtens welke C Wonen een vergoeding zou betalen aan klager van € 160.000, --.

2.6 Verweerder heeft van voornoemd bedrag een bedrag van € 80.000,-- rechtstreeks op zijn derdengeldrekening ontvangen en heeft daarmee zowel zijn declaratie ad € 11.566,80 als de declaratie van de onteigeningsspecialist ad € 14.380,-- verrekend

2.7 Het restant heeft verweerder op de rekening van klager geboekt.

2.8 Bij brief van 28 mei 2008 heeft verweerder klager, voor zover in deze relevant, geschreven:

“Zoals u bekend is het bedrag van € 80.000,00 door ons ontvangen. Dit bedrag wordt geboekt als volgt:

€ 11.566,80 op factuurnummer 80639

€ 14.280,00 D. (red) Onteigeningen factuur F2008/1777

€ 54.153,20 op uw rekening.”

2.9 Bij brief van 24 juni 2008 heeft klager verweerder, voor zover in deze relevant, als volgt geschreven:

“Naar aanleiding van het telefoongesprek met uw administratie personeel op 6 juni, is gebleken dat er een aantal afspraken niet wordt nagekomen.

We hebben telefonisch om een urenspecificatie gevraagd en kreeg het ook het gewenste antwoord. Ondertussen was het weer een week voorbij, maar wij hebben nog helemaal niks gehoord en ontvangen.

Op 13 juni heb ik weer contact opgenomen met uw advocatenbureau en kreeg ik dit keer te horen dat U afwezig was en het niet mogelijk was om telefonisch een urenspecificatie te sturen. Er werd ons verteld dat het schriftelijk gevraagd moest worden.

Wij vinden dat er belangrijke afspraken niet worden nagekomen. Op de ontvangen factuur staat een bedrag wat voor ons niet helemaal duidelijk is. We hebben vooraf met U geen tarieven afgesproken en graag willen we van u een urenspecificatie waarin duidelijk wordt aangegeven hoeveel uren er gewerkt is aan ons zaak.”

2.10 Op het dekenspreekuur van 12 januari 2009 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij :

a) klager heeft geadviseerd om een te lage schadevergoeding te accepteren, alsmede dat hij ten onrechte tegen klager heeft gezegd dat klager als enige winkelier nog geen regeling had getroffen, terwijl een andere winkelier, door zijn verzet niet op te geven uiteindelijk wel in een nieuw complex een plek heeft gekregen;

b) geen opdrachtbevestiging heeft gezonden en ook geen urenspecificatie, terwijl klager bovendien het bedrag van de declaraties tezamen veel te hoog vindt;

c) zijn declaraties zonder klagers toestemming heeft verrekend;

d) de brief van verweerder van 28 mei 2008 niet heeft ontvangen en dat deze brief zelfs niet is geschreven. 

 

4 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder heeft gesteld dat de kantonrechter ter zitting aan klager heeft voorgehouden dat bij een uiteindelijk vonnis, de ontbinding van de huurovereenkomst zou worden toegewezen en dat klager in dat kader in aanmerking zou komen voor een verhuis- en een herinrichtingsvergoeding dan wel voor een vergoeding ex artikel 7:310 BW, welke vergoeding gelijk te stellen is met een onteigeningsvergoeding. Verweerder heeft verklaard dat partijen aan de kantonrechter hebben gevraagd om een bedrag te noemen ter beëindiging van hun geschil. Het voorstel van de kantonrechter was een bedrag van € 160.000,--. Verweerder heeft aangegeven dat hij en de onteigeningsspecialist klager hebben geadviseerd hiermee akkoord te gaan. Ook C Wonen heeft het schikkingsvoorstel aanvaard. Verweerder betwist dat een andere winkelier een nieuwe plek zou krijgen in een nieuw te bouwen complex. Verweerder heeft aangevoerd dat deze winkel ook zou worden ontruimd.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder heeft gesteld dat hij door de onteigeningsspecialist in deze zaak is betrokken en dat hij in november 2006 op verzoek van de onteigeningsspecialist en klager een gesprek met klager heeft gehad, waarbij klager verweerder de opdracht heeft gegeven voor hem in deze zaak op te treden. Verweerder heeft aangevoerd dat hij in deze zaak steeds een uurtarief van € 265,-- exclusief BTW heeft gehanteerd en dat dat tarief gelet op zijn deskundigheid in onroerend goed recht alleszins redelijk was. Verweerder heeft gesteld dat hij tijdens de eerste bespreking klager op de hoogte heeft gesteld van zijn uurtarief.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Verweerder heeft gesteld dat zijn honorarium, zoals dat in rekening is gebracht bij de declaratie van 6 mei 2008, mocht worden verrekend krachtens een overeenkomst met klager. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat zowel aan hem als aan de onteigeningsspecialist bij de gelegenheid van de comparitie toestemming tot verrekening is verleend en dat op de declaratie van 6 mei 2008 ook duidelijk is aangegeven dat verrekening zou plaatsvinden met het schikkingsbedrag. Verweerder heeft gesteld dat hij na ontvangst van het schikkingsbedrag een bedrag heeft overgemaakt naar de onteigeningsspecialist en naar zijn kantoorrekening en het restant heeft overgemaakt aan klager.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4 Verweerder heeft gesteld dat hij bij brief van 28 mei 2008 klager heeft bevestigd dat het bedrag van € 80.000,-- door hem was ontvangen en dat van dit bedrag van € 14.280,-- zou worden overgemaakt naar het onteigeningskantoor en een bedrag van € 11.566,80 zou worden geboekt naar de kantoorrekening van verweerder en € 54.153,20 naar de rekening van klager. Verweerder heeft gesteld dat klager op deze brief niet heeft gereageerd anders dan dat klager eind juli 2008 om een urenspecificatie heeft gevraagd.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk zal gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat ter gelegenheid van de zitting bij de kantonrechter ook een medewerker van het onteigeningsbureau aanwezig was en dat deze bij de comparitie heeft aangegeven dat de voorgehouden vergoeding bijzonder hoog was en dat hij bij een nadere becijfering niet tot een hoger bedrag van € 125.000,-- zou komen. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat verder procederen nog meer kosten met zich mee zou hebben gebracht. Niet kan worden vastgesteld dat de overeengekomen vergoeding te laag zou zijn. Wel kan worden vastgesteld dat er voor klager twee deskundigen en de broer van klager ter zitting aanwezig waren en dat klager uiteindelijk zelf heeft ingestemd met de vergoeding. Over wat er met de andere winkeliers is gebeurd bestaat geen duidelijkheid nu klager dit standpunt niet nader heeft onderbouwd. Verweerder heeft de stellingen van klager op dit punt gemotiveerd betwist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

5.2 De Raad ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. De advocaat mag zijn declaratie verrekenen met het voorschot en andere gelden die hij in depot houdt voor de cliënt, dit laatste voor zover die gelden zonder belemmering aan cliënt kunnen worden uitbetaald en voorzover cliënt daarmee instemt en onverminderd de in de (destijds van kracht zijnde) Boekhoudverordening gegeven voorschriften.

5.3 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder klager niet schriftelijk heeft bevestigd welke werkzaamheden hij voor klager tegen betaling van welk uurtarief zou verrichten. Ook ten aanzien van de verrekening van de declaratie met het schikkingsbedrag is geen schriftelijke bevestiging in de stukken aangetroffen. Verweerder heeft gesteld dat de toestemming tot verrekening is gegeven bij gelegenheid van de comparitie van partijen, maar dat wordt door klager betwist.

5.4 Op zichzelf is niet onaannemelijk dat tijdens de comparitie van partijen de door klager betwiste verrekeningsafspraak is gemaakt. Klager heeft immers erkend dat toen is afgesproken dat € 80.000,-- op de derden rekening van verweerder zou worden betaald en dat de declaratie van de onteigeningsspecialist daarmee zou worden verrekend. Dan ligt het min of meer voor de hand dat toen hetzelfde is afgesproken over de declaratie van verweerder.

5.5 Echter, op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan de Raad niet vaststellen dat laatstbedoelde afspraak werkelijk is gemaakt. Dit komt voor rekening en risico van verweerder nu hij heeft nagelaten deze gestelde afspraken schriftelijk aan klager te bevestigen.

5.6 Dit nalaten is strijdig met de gedragsregels. De klachtonderdelen b en c zijn in zoverre gegrond.

5.7 Wat betreft de urenspecificaties kan worden vastgesteld dat verweerder deze, zij het verlaat, aan klager heeft toegezonden. Of verweerder teveel heeft gedeclareerd kan niet worden beoordeeld, nu dit verwijt niet nader is onderbouwd en er terzake geen stukken zijn overgelegd. Klachtonderdeel b is in zoverre ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.8 De klacht dat klager de brief van verweerder van 28 mei 2008 niet heeft ontvangen heeft geen zelfstandige betekenis en gaat voorbij aan de kern van de klacht. Dat de brief niet is verstuurd is niet aannemelijk. De Raad stelt wel vast dat de adressering van die brief in de postcode een (naar de raad aanneemt: bij vergissing) onjuiste lettercombinatie heeft, Daardoor is de brief mogelijk niet juist bezorgd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de

maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a en d ongegrond en klachtonderdeel b deels ongegrond en klachtonderdeel b deels gegrond en klachtonderdeel c gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, J.A. van Keulen, P.C.M. van Schijndel en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl