Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3672

Zaaknummer

12-159b

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft ten onrechte nagelaten om bij de overdracht van de zaak aan zijn kantoorgenote aan klager inzicht te geven in de bestede tijd en om het betaalde voorschot met hem af te rekenen. Ook als te verwachten was dat voor de zaak buitengewone onkosten gemaakt dienden te worden die niet door de nadien aan verweerders kantoorgenote verleende  toevoeging werden gedekt stond het verweerder niet vrij om zonder afstemming met klager en zonder van klager verkregen akkoord het voorschot zonder specifieke bestemming op de kantoorrekening te laten staan. Een dergelijke handelwijze verdraagt zich niet met het bepaalde in en krachtens de wet op de rechtsbijstand. (artikel 37 lid 5). Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2012

in de zaak 12-159b

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 september 2012 met kenmerk 9012, door de raad ontvangen op 6 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 november 2012 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Begin maart 2011 heeft klager per E-mail met verweerder contact opgenomen met een verzoek om rechtsbijstand. Op 7 maart 2011 heeft een eerste bespreking op kantoor plaats gevonden tussen de zus en vader van klager en verweerder. De kwestie die klager aan verweerder in behandeling gaf betrof het volgende. De vrouw van klager was via de zogenaamde Duitsland-route naar Nederland gekomen. Omdat ze geen verblijfsvergunning kregen zijn klager en zijn vrouw met hun inmiddels geboren zoontje teruggekeerd naar Marokko. Zijn vrouw en kind zijn later zonder overleg met hem en zonder zijn instemming weer naar Nederland gegaan. Klager die in Marokko was achtergebleven wilde zijn kind weer terug.

2.3 Omdat niet zeker was of klager voor de teruggeleiding van zijn kind een toevoeging zou kunnen krijgen, heeft verweerder een voorschot gevraagd van € 2.300,00. Dat voorschot is betaald door klagers vader. De toevoegingsaanvraag is in september 2011 afgewezen omdat er een voorliggende voorziening was.

2.4 In 2012 is de zaak van klager overgenomen door een kantoorgenote van verweerder, mr. [A]. Zij kon toen (inmiddels wel) een toevoeging aanvragen ter zake van kinderontvoering. Die aanvraag is gehonoreerd.

2.5 Bij de overdracht van de zaak aan [A] heeft verweerder niet met klager afgerekend.

2.6 In april 2012 heeft klager verzocht om het door zijn vader betaalde voorschot terug te betalen. Per mail van 17 april 2012 heeft verweerder geantwoord dat hij sinds 2 maart 2012 in het ziekenhuis lag en diende te revalideren, dat hij naar verwachting pas na de zomer gedeeltelijk zou kunnen gaan werken en dan uitgebreid zou antwoorden. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij tot de overname van de zaak door [A] veel tijd aan de zaak had besteed. Voor die tijd was het voorschot bedoeld. Hij zou te zijner tijd uitzoeken wat er te verrekenen viel.

2.7 Bij mail van 14 mei 2012 heeft de zus van klager aan verweerder uitgelegd dat zij het geld nodig hebben om nog een schuld te kunnen betalen van hun vader die onlangs was overleden. Aangezien haar broer, klager, met de zaak gestopt was nu die volgens [A] geen zin meer had, meende zij dat er niets te verrekenen viel. Daarom heeft ze er bij verweerder op aangedrongen om het geld binnen 14 dagen over te maken. Dit verzoek heeft zij herhaald bij mail van 29 mei 2012. Verweerder heeft na zijn mail van 17 april 2012 niets meer van zich laten horen.

2.8 Bij mail van 6 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Aan het onderzoek dat daarop volgde heeft verweerder niet meegewerkt.

2.9 Verweerder heeft zijn werkzaamheden na de zomer weer geleidelijk aan hervat maar hij werkt nog steeds niet full-time.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij

a) de afgesproken werkzaamheden niet naar behoren heeft verricht;

b) nadat de zaak van klager door mr. [A] van verweerder was overgenomen het betaalde voorschot van € 2.300,00 niet aan klager heeft terugbetaald, c.q. niet met klager heeft afgerekend.

3.2 Klager heeft naar voren gebracht dat zijn vader ook de op de toevoeging verschuldigde eigen bijdrage had betaald.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft (eerst) ter zitting toegelicht dat hij meerdere werkzaamheden voor klager heeft verricht, en onder andere naspeuringen heeft gedaan naar het paspoort van de zoon. Hij heeft echter nergens de benodigde informatie kunnen achterhalen. Hij heeft geregeld overleg met klager gevoerd. In september 2011 heeft hij schriftelijk bij de IND om informatie gevraagd. In 2012 heeft  [A] de zaak van hem overgenomen. Dat kon door haar intussen gebeuren op basis van een toevoeging.

4.2 Verweerder had de besteding van het voorschot willen verantwoorden en willen verrekenen bij het einde van de zaak, daar zouden dan ook de eigen bijdrage en eventuele verschotten mee verrekend kunnen worden.

4.3 Toen klagers zus hem verzocht het voorschot terug te betalen was hij door zijn ziekte niet tot het opstellen van een afrekening in staat. Hij schrijft in de dossiers geen tijd, hij zou de met zijn werkzaamheden gemoeide tijd nog aan de hand van het dossier hebben moeten reconstrueren. Dat zou hem een halve dag hebben gekost. Dat kon hij toen in het ziekenhuis en later tijdens zijn herstel niet opbrengen. Hij heeft er tot op heden voor gekozen prioriteit te geven aan de behandeling van zaken.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Naar het oordeel van de raad is niet aannemelijk geworden dat verweerder tekort is geschoten in de behandeling van de zaak. Uit zijn verweer valt op te maken dat het bepaald geen eenvoudige zaak was, het ontbrak verweerder aan informatie en aanknopingspunten om tot een verdere aanpak te komen. Hij heeft wel getracht langs verschillende kanalen aan informatie te komen maar dat was kennelijk tevergeefs. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.

Ad klachtonderdeel b)

5.2 Verweerder heeft ten onrechte nagelaten om bij de overdracht van de zaak aan zijn kantoorgenote begin 2012 aan klager inzicht te geven in de door hem aan klagers zaak bestede tijd en om het namens klager betaalde voorschot met hem af te rekenen. Daartoe bestond temeer reden omdat immers [A] voor klager een toevoeging verkreeg; meer dan de eigen bijdrage - die ook door klagers vader werd betaald – was klager vanaf dat moment in beginsel niet verschuldigd.

5.3 Ook als te verwachten was dat voor de zaak buitengewone onkosten gemaakt dienden te worden die niet door de toevoeging werden gedekt stond het verweerder niet vrij om zonder afstemming met [A] en klager en zonder daartoe van klager verkregen akkoord het voorschot zonder specifieke bestemming op de kantoorrekening te laten staan. Een dergelijke handelwijze verdraagt zich niet met het bepaalde in de wet op de rechtsbijstand. Artikel 37 lid 5 van die wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de ten behoeve van de zaak gemaakte kosten  die door de rechtsbijstandverlener aan de cliënt in rekening mogen worden gebracht. Verweerder heeft niet aangevoerd laat staan aangetoond dat een toetsing aan die algemene maatregel van bestuur door hem en / of [A] heeft plaats gevonden.

5.4 Dat verweerder door zijn ziekte en later beperkte herstel niet in staat was om full-time te werken en prioriteit heeft gegeven aan de behandeling van zaken, zoals hij tot zijn verweer heeft aangevoerd, kan niet als excuus dienen voor het achterwege laten van de afrekening. Toen verweerder de behandeling van de zaak overdroeg aan [A] was hij nog niet ziek. En later toen hij weer aan de beterende hand was en het herhaalde en met een bijzondere reden gemotiveerde verzoek van klager hem bereikte had hij voor het opstellen van een afrekening een beroep kunnen en moeten doen op zijn kantoorgenoten en/of administratieve ondersteuning. Voor het belang van klager heeft verweerder ten onrechte geen oog gehad.

5.5 De raad is dan ook van oordeel dat verweerder tekort is geschoten in de zorg die hij bij het einde van zijn dienstverlening bij de afrekening jegens klager diende te betrachten. Klachtonderdeel b is gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat, nu verweerder geen enkel inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn nalatigheid, en nadat de klacht ter zake was ingediend, nog steeds geen maatregelen heeft getroffen om tot een afrekening te komen, de hierna te noemen maatregel dient te worden opgelegd. Daarbij betrekt de raad dat in de zaak waarin de deken klaagt over het feit dat verweerder niet heeft meegewerkt aan het onderzoek van de klacht wordt besloten tot gegrondverklaring met oplegging van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van acht dagen.

BESLISSING

De raad van discipline:

Klachtonderdeel a is ongegrond, klachtonderdeel b is gegrond.

Aan verweerder wordt ter zake het gegrond bevonden onderdeel de maatregel van berisping  opgelegd.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, C.J.M. de Vlieger en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.

griffier voorzitter