Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3789

Zaaknummer

108/12

Inhoudsindicatie

Een advocaat heeft een ruime mate van vrijheid bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Indien de advocaat in het belang zijn cliënt weigert in te stemmen met een verzoek om aanhouding in de procedure van de kant van de wederpartij, blijft de advocaat binnen de grenzen van zijn vrijheid.

Uitspraak

Beslissing van 4 juli 2012

in de zaak 108/12

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [   ]

klaagster

tegen:

mr. [   ]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de  deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad van 12 juni 2012 met kenmerk 1112/34, door de raad ontvangen op 13 juni 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

2.2    Klaagster is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest met haar voormalige partner voor wie verweerster als advocaat optrad. Klaagster werd bijgestaan door mr. Z.

2.3    Door de rechtbank L. was een zorgregeling vastgesteld die gold vanaf november 2010. Deze hield in dat de minderjarige zoon afwisselend steeds een hele week bij een der partijen zou verblijven. Klaagster is op 28 december 2010 naar A. verhuisd en heeft de zoon aangemeld op een school in A. De ex-partner was het daar niet mee eens en heeft via verweerster op 4 januari 2011 de rechtbank gevraagd om klaagster op verkorte termijn te dagvaarden. Het secretariaat van verweerster vergat daarbij de verhinderdata van mr. Z., die zij wel had ontvangen, aan de rechtbank door te geven. De kort gedingzitting werd vastgesteld op 7 januari 2011. Op die dag was mr. Z. verhinderd en daarom heeft hij de rechtbank om aanhouding verzocht. Verweerster heeft vervolgens de rechtbank verzocht de zitting toch te laten doorgaan, gelet op de spoedeisendheid. Dat is gebeurd en op 7 januari 2011 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan over het schoolbezoek van de minderjarige zoon in de week van 10 januari 2011 en de behandeling van het kortgeding is voortgezet op 14 januari 2011 zodat klaagster in aanwezigheid van haar advocaat, mr. Z., de zitting kon bijwonen. Op 14 januari 2011 zijn partijen tot een onderlinge regeling gekomen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster willens en wetens erop heeft aangestuurd dat de zitting op 7 januari 2011 zou doorgaan ondanks het feit dat zij wist dat klaagster dan zonder advocaat zou verschijnen, omdat deze dan verhinderd was, met welke verhindering verweerster tijdig bekend was.

b)    de rechter op grond van de onjuiste, misleidende werkwijze van verweerster heeft besloten om de minderjarige zoon terug te plaatsen op een basisschool waar hij gepest en geslagen werd.

4    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

a)    Verweerster stelt dat per abuis de verhinderdata van mr. Z. niet zijn bekend gemaakt aan de rechtbank bij het verzoek om een datumbepaling voor een zitting kort gedingprocedure. Omdat ervan uit de optiek van haar cliënt sprake was van spoedeisendheid en mr. Z. zoveel verhinderdata had opgegeven dat op zeer korte termijn geen zitting te plannen was, heeft verweerster de rechtbank gevraagd de zitting toch te laten doorgaan, waarmee de rechtbank heeft ingestemd. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter een voorlopige maatregel voor een week bepaald en is de behandeling van het kortgeding voortgezet op 14 januari 2011.

b)    Verweerster betwist dat zij misleidende informatie aan de rechter heeft verstrekt. Zij heeft op diverse zittingen slechts het standpunt van haar cliënt vertolkt. In het kader van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is niet alleen uitgebreid bij partijen informatie ingewonnen, doch ook bij onafhankelijke derden, zoals de school, de huisarts etc.

5    BEOORDELING

a)    De voorzitter stelt allereerst vast dat het gaat om het optreden van een advocaat van de wederpartij die volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline een ruime mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt maar wordt onder andere beperkt doordat de belangen van de wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze mogen worden geschaad. De advocaat dient zich voorts niet onnodig grievend over de wederpartij uit te laten en hij mag geen feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze onjuist zijn. Aan de hand van dat criterium dient het optreden van verweerster te worden beoordeeld. De voorzitter overweegt dat vast is komen te staan dat er sprake is van een vergissing bij het doorgeven van de verhinderdata van mr. Z.  Verweerster heeft in het belang van haar cliënt bezwaar gemaakt tegen een aanhouding, omdat dat  de belangen van haar cliënt ernstig zou schaden en de zaak zeer spoedeisend was. Vervolgens is de zitting doorgegaan en heeft de voorzieningenrechter een beslissing genomen voor één week en is de zaak één week aangehouden, waarna de behandeling is voortgezet in aanwezigheid van klaagster en haar advocaat. Niet valt in te zien wat verweerster, als advocaat van de wederpartij, onder deze omstandigheden kan worden verweten. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

b)    De verwijten hieromtrent zijn door klaagster onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft verweerster slechts het standpunt van haar cliënt weergegeven, waartoe zij, zoals hierboven overwogen, een ruime mate van vrijheid heeft. Hierbij heeft verweerster niet in strijd gehandeld met bovengenoemd criterium. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 4 juli 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 juli  2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline in het ressort Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.