Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-10-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3400

Zaaknummer

11-324A

Inhoudsindicatie

Het plaatsen van een terugbelverzoek bestemd voor een gedetineerde met de wetenschap dat deze reeds wordt bijgestaan door een andere advocaat, is klachtwaardig nu daarmee aan de behandelend raadsman de mogelijkheid wordt ontnomen om in overleg te treden met zijn cliënt teneinde te verifiëren of deze daadwerkelijk van advocaat wil wisselen. De bezwaren zijn gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 30 oktober 2012

in de zaak 11-324A     

van de op 25 juli 2012 in het openbaar gehouden voortgezette behandeling van de klacht ex artikel 47a advocatenwet door:

de deken van de orde van advocaten

in het arrondissement te

deken

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 november 2011, met kenmerk 1011-793, door de raad ontvangen op 24 november 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De mondelinge behandeling van de klacht is bepaald op 20 maart 2012 doch bij brief van 12 maart 2012 heeft klager de klacht ingetrokken.

1.3 Bij brief van 16 maart 2012 heeft de griffier van de raad aan partijen medegedeeld dat de geplande zitting geen doorgang zal vinden en dat de raad zal beslissen of de behandeling van de zaak om redenen aan het algemeen belang ontleend, als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet, dient te worden voortgezet.

1.4 Bij tussenbeschikking van 23 mei 2012 heeft de raad de voortzetting gelast van de klacht, als ware deze afkomstig van de deken.

1.5 De klacht is verder als dekenbezwaar behandeld ter zitting van de raad van 25 juli 2012 in aanwezigheid van de waarnemend deken en verweerder met bijstand van mr. B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 13 in de in die brief genoemde inventarislijst;

- het proces-verbaal van de zitting van 25 juli 2012;

- de pleitnotities van verweerder.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Mr. H. staat de heer B. reeds enige jaren bij als voorkeursadvocaat in strafzaken en is zodanig ook aan de heer B. toegevoegd.

2.2 Verweerder heeft -zonder voorafgaand contact en/of overleg met mr H. maar met de wetenschap dat de heer B. een eigen advocaat had- op 31 mei 2011 op verzoek van een derde (de oma van de heer B.) per mail een terugbelverzoek geplaatst ter attentie van de heer B. die op dat moment in een penitentiaire inrichting verbleef.

2.3 De heer B. heeft op diezelfde dag telefonisch contact gezocht met verweerder.

2.4 Verweerder heeft na genoemd contact een bezoek gepland met de heer B. op 3 juni 2011, welk bezoek niet heeft plaatsgehad.

2.5 Bij brief van 31 mei 2011 heeft mr. H. verweerder verboden verder contact te zoeken met de heer B.

2.6 Verweerder heeft de zaak niet overgenomen.

3 HET BEZWAAR

3.1 De bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder op 31 mei 2011 in strijd met de regels voor overname van een strafzaak een cliënt van een andere advocaat rechtstreeks heeft benaderd door een terugbelverzoek te plaatsen bij de penitentiaire inrichting terwijl hij op dat moment wist, althans redelijkerwijs kon weten, dat de cliënt door een andere advocaat werd bijgestaan en hij van hem geen toestemming had gekregen diens cliënt rechtstreeks te benaderen;

b) verweerder direct na het telefoongesprek met de gedetineerde op 31 mei 2011 een bezoekafspraak met hem heeft gepland op 3 juni 2011 terwijl de gedetineerde in zijn telefoongesprek met verweerder duidelijk zou hebben aangegeven dat hij niet wenste dat verweerder de behandeling van de strafzaak over zou nemen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld.

4.2 Anders dan de tussenbeschikking van de raad van 23 mei 2012 lijkt te suggereren is van ‘ronselen’ in de zin van het actief benaderen van andermans cliënten zonder toestemming geen sprake (geweest).

4.3 Verweerder stelt voorts dat het plaatsen van een terugbelverzoek zonder voorafgaand contact met de raadsman niet op één lijn is te stellen met het zonder voorafgaand contact met de raadsman bezoeken van een cliënt van genoemde raadsman, welke laatste gedraging in beginsel onder de tuchtjurisprudentie klachtwaardig wordt geacht, zo erkent ook verweerder.

4.4 Ten slotte meent verweerder dat voorafgaand contact met een raadsman op gespannen voet staat met zijn geheimhoudingsplicht en het recht van een cliënt op vrije advocaatkeuze, welke beginselen belangen van cliënten dienen en derhalve moeten prevaleren boven de tuchtrechtelijke beginselen als geformuleerd in artikel 46 Advocatenwet die in dit geval ‘slechts’ zien op de goede confraternele verhoudingen tussen advocaten.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad stelt voorop dat de huidige tuchtrechtspraak voorschrijft dat indien een advocaat de behandeling van een zaak van een andere advocaat wil overnemen, in algemene zin geldt, dat het op de weg van de overnemende advocaat ligt, om met de andere advocaat te overleggen voordat hij in de zaak daadwerkelijk met de cliënt contact zoekt. Dit overleg houdt in dat de advocaten daadwerkelijk informatie en standpunten dienen uit te wisselen. Daarbij behoort de raadsman wiens zaak wordt overgenomen eerst de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt na te gaan of het daadwerkelijk diens wens is om van advocaat te wisselen.

5.2 Het vorenstaande kan anders zijn in het geval zich dringende omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat overleg van de overnemende advocaat niet kan worden gevergd of dat hij feitelijk niet in de gelegenheid is daadwerkelijk overleg te voeren alvorens hij overgaat tot nadere handelingen (Raad van Discipline Amsterdam, 1 april 2008 no. 07-279A).

5.3 Komt het verzoek tot overname van een derde dan dient de advocaat die de cliënt wenst te bezoeken teneinde zich ervan te vergewissen of die zich inderdaad verder door hem wil laten bijstaan, de raadsman tijdig in kennis te stellen van zijn voornemen tot bezoek. Indien de raadsman meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer genegeerd worden, maar behoort in overleg tussen de advocaten naar een oplossing te worden gezocht. Indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, kan de tussenkomst van de deken worden ingeroepen (Hof van Discipline, 29 maart 2010, no. 5594 (LJN YA 0555).

5.4 De raad is van oordeel dat de hier genoemde normen ook gelden in het geval van het plaatsen van een “terugbelverzoek”, nu deze normen ertoe strekken de behandelend raadsman, nadat hem een overnameverzoek bekend is geworden, de mogelijkheid te gunnen om zich ervan te vergewissen of zijn cliënt daadwerkelijk van advocaat wil wisselen. Met het plaatsen van een terugbelverzoek, neemt verweerder zelf (ongeacht of het verzoek van een derde komt) het initiatief contact te krijgen, terwijl hij weet dat de cliënt wordt bijgestaan door een advocaat. Dat is klachtwaardig nu daarmee de raadsman de mogelijkheid is ontnomen eerst zelf overleg met zijn cliënt te voeren. In dit opzicht is een terugbelverzoek (zonder voorafgaand overleg) niet wezenlijk anders dan het op bezoek gaan bij een potentiële cliënt (zonder voorafgaand overleg).

5.5 Verweerder heeft daarnaast de raad niet kunnen overtuigen van zijn stelling dat juist in dit geval niet van hem kon worden gevergd alvorens zijn terugbelverzoek te plaatsen, contact op te nemen en overleg te plegen met de behandelend raadsman, wiens gegevens overigens relatief eenvoudig te achterhalen waren geweest via bijvoorbeeld de penitentiaire inrichting, oma dan wel anderszins. Van verweerder had mogen worden verwacht zich meer in te spannen dan hij kennelijk heeft gedaan om achter de gegevens van de huidige raadsman te komen.

5.6 Dat voorafgaand contact met de raadsman op gespannen voet zou staan met verweerders geheimhoudingsplicht zoals hij heeft betoogd, is niet gebleken. Immers, niet valt in te zien dat verweerder daarmee op enigerlei wijze, laat staan op ontoelaatbare wijze, de belangen van de potentiële cliënt zou hebben geschaad, nu het volgens de eigen stellingen van verweerder ‘slechts’ om de wens ging de zaak over te nemen. Een dergelijk belang staat niet op gespannen voet met de geheimhoudingsplicht.

5.7 Dat voorafgaand contact met de raadsman voorts op gespannen voet zou staan met het recht op vrije advocaatkeuze van de cliënt, is eveneens niet gebleken. Dat recht is in geen geval geweld aangedaan, nu gesteld noch is gebleken dat de raadsman de cliënt tegen zijn uitdrukkelijke wens bijstond.

5.8 De raad komt alles overziend tot de slotsom dat van dwingende feiten en/of omstandigheden die maken dat van verweerder niet kon worden gevergd geen contact op te nemen en overleg te plegen met de raadsman alvorens het terugbelverzoek te plaatsen, niet is gebleken. Dit onderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

Of verweerder nu wel of niet tijdens het telefonisch overleg op 31 mei 2011 een afspraak heeft gepland, terwijl de cliënt had aangegeven dat hij niet wenste dat verweerder de behandeling zou overnemen, kan de raad niet beoordelen nu de raad onbekend is met de inhoud van dat gesprek en dus niet is komen vast te staan wat de cliënt tijdens dat gesprek op dit punt heeft gemeld. Bij gebreke van een feitelijke grondslag is dit onderdeel dan ook ongegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Gezien de aard van de verweten gedraging en het feit dat aan verweerder eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd voor soortgelijke tuchtrechtelijke vergrijpen, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart onderdeel a gegrond;

- onderdeel b ongegrond en;

- legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets, B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2012.

griffier    voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde onderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde onderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl