Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2878

Zaaknummer

12-135A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Beleidsvrijheid. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2012

in de zaak 12-135A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amstelveen     

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 8 mei 2012 met kenmerk 1112-462, door de raad ontvangen op 10 mei 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster heeft klager in de periode 22 februari 2011 tot 8 november 2011 als (opvolgend) advocaat bijgestaan in verband met de afwikkeling van een nalatenschap, waarna verweerster de zaak heeft overgedragen aan een opvolgend advocaat.

Het betrof een nalatenschap waarbij de zuster van klager als executeur was benoemd, maar deze taak niet heeft aanvaard.

Voor de afhandeling van de nalatenschap diende een verklaring van erfrecht te worden opgesteld. Ook een boedelvolmacht aan klager was de bedoeling. Aanvankelijk wilden de andere erfgenamen niet meewerken en betalen aan het verkrijgen van een verklaring voor erfrecht en een boedelvolmacht. Na het sturen van een conceptdagvaarding wilde de één wel meewerken en de ander (de zus van klager) pas als er duidelijkheid was over eventuele extra kosten die klager zou gaan maken, maar waarvoor zij niet wilde betalen.

Bij e-mail van 2 november 2011 heeft verweerster de voorgestelde aanpak omtrent de boedelvolmacht aan klager doorgegeven en gevraagd of zij de door klager aangezochte notaris kon berichten.

Klager is met de voorgestelde aanpak akkoord gegaan. Toen hij op 8 november 2011 informeerde of de notaris al was bericht was verweerster daar nog niet aan toegekomen.

In een telefoongesprek van 8 november 2011 is tussen klager en verweerster besproken dat de zaak zou worden overgedragen aan een andere advocaat.

KLACHT

De klacht houdt in, zakelijk weergegeven, dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat:

a. verweerster geen enkel resultaat heeft geboekt met betrekking tot de afgifte van een verklaring van erfrecht;

b. verweerster geen enkel resultaat heeft geboekt met betrekking tot het inzichtelijk maken of de belangen van klager met het oog op de legitieme zijn geschaad;

c. verweerster het wederzijds vertrouwen heeft opgezegd;

d. het onredelijk is dat klager een eigen bijdrage aan verweerster heeft moeten betalen.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager gesteld dat hoewel begin maart 2011 duidelijk is geworden dat tussen klager en de beide erfgenamen geen overeenstemming bestond over de aanvaarding van de executele en over de opstelling van een verklaring van erfrecht, verweerster hem desondanks heeft geadviseerd om contact op te nemen met een notaris. Door deze gekozen aanpak hebben de andere erfgenamen de zaak kunnen saboteren en vertragen, aldus klager. Naar het oordeel van klager had verweerster moeten afdwingen dat een verklaring van erfrecht zou worden opgesteld. De opzegging van het wederzijds vertrouwen door verweerster heeft klager vervolgens voor een voldongen feit geplaatst. Nu verweerster geen enkele vooruitgang heeft geboekt, is het naar het oordeel van klager onredelijk dat hij een eigen bijdrage heeft moeten betalen.

VERWEER

Verweerster heeft de klachten gemotiveerd betwist. De op advies van verweerster ingeschakelde notaris heeft getracht om de overige erfgenamen ertoe te bewegen vrijwillig mee te werken aan opstelling van de verklaring voor erfrecht. Nadat duidelijk was geworden dat de erfgenamen daartoe niet bereid waren, heeft verweerster hen een concept-dagvaarding toegezonden, waarna één van hen alsnog liet weten medewerking te verlenen. Verweerster heeft klager voorgesteld om het punt van de legitieme te laten rusten totdat de verklaring van erfrecht (en boedelvolmacht) geregeld waren. In november 2011 heeft klager verweerster laten weten van mening te zijn dat de zaak niet snel genoeg ging. Verweerster heeft daarop gereageerd met de mededeling dat de snelheid van het verloop van de zaak niet aan haar is te wijten en dat het klager vrij staat om een andere advocaat in te schakelen. In een daaropvolgend telefoongesprek heeft klager laten weten dat hij dat inderdaad wil. Verweerster heeft de zaak vervolgens overgedragen aan de opvolgend advocaat.

BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a en b

Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Tegenover de verwijten van klager heeft verweerster gemotiveerd en onderbouwd uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan. Deze aanpak komt de voorzitter zeker niet kennelijk onjuist voor. Uit de stukken blijkt dat de vertraging bij het verkrijgen van de verklaring van erfrecht in combinatie met de boedelvolmacht grotendeels is te wijten aan de opstelling van de zus van klager. Het advies aan klager om een notaris in te schakelen is niet onjuist en evenmin onbegrijpelijk. De notaris kon als derde een verzoek tot medewerking aan de verklaring van erfrecht en een boedelvolmacht doen. Indien daarop niet of afwijzend wordt gereageerd, kan alsnog gedagvaard worden. Dat verweerster geen enkel resultaat zou hebben bereikt met betrekking tot de afgifte van een verklaring van erfrecht is haar niet aan te rekenen. Op haar als advocaat rust een inspanningsverplichting en geenszins is gebleken dat zij in die verplichting is tekort geschoten. Dat zij op 8 november 2011 er nog niet aan toe was gekomen om de notaris te berichten kan niet gezien worden als een tuchtrechtelijk verwijt, mede gezien de omstandigheid dat die aanpak pas daags ervoor was besproken en op dat moment gesteld noch gebleken is dat de belangen van klager dreigden te worden geschaad.

Klager erkent verder dat verweerster het punt van de legitieme zou laten rusten tot de verklaring van erfrecht (en boedelvolmacht) geregeld zou zijn. Ook ten aanzien van dat klachtonderdeel kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen c en d

De voorzitter overweegt ten aanzien van deze klachtonderdelen dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Blijkens haar e-mails van 8, 22 en 23 november aan klager heeft verweerster, ook ten aanzien van de afgegeven toevoeging, ruimschoots aan deze eisen voldaan. Ook deze klachtonderdelen zijn derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 15 juni 2012.

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.