Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-03-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3330
Zaaknummer
6209
Inhoudsindicatie
In procedure over omgangsregeling uitte verweerder zich onnodig grievend over klager. Het hof vermindert de opgelegde voorwaardelijke schorsing tot berisping.
Uitspraak
Beslissing van 19 maart 2012
in de zaak 6209
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 2 september 2011, onder nummer 12/11, aan partijen toegezonden op 6 september 2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 oktober 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van klager aan het hof van 30 november 2011;
- de brief van verweerder aan het hof van 4 januari 2012.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 januari 2012, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend over hem uitlaat en hem zwart maakt bij de gerechtelijke instanties.
4 FEITEN
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
Klager is verwikkeld in een procedure tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn zoon. De rechtbank Assen heeft op 10 december 2008 een omgangsregeling vastgesteld. De moeder is van deze beslissing in hoger beroep gegaan. Vanaf dat moment is zij bijgestaan door verweerder. Het hof Leeuwarden heeft op 1 december 2009 opnieuw een omgangsregeling vastgesteld. Deze wordt niet uitgevoerd.
Bij vonnis in kort geding van 3 februari 2010 is bepaald dat de moeder diende mee te werken aan de omgangsregeling met oplegging van een dwangsom en een machtiging tot gijzeling van de moeder en tot inschakeling van de sterke arm. Tegen dit kort geding vonnis heeft de moeder hoger beroep ingesteld. Het hof Leeuwarden heeft op 14 september 2010 arrest gewezen.
4.2 Het hof Leeuwarden heeft in het arrest van 1 december 2009 onder meer overwogen: “In het onderhavige geval blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof dat de moeder op geen enkele wijze is genegen mee te werken aan het contactherstel tussen X. en zijn vader. Het hof acht het in dit verband zeer kwalijk dat de moeder niet heeft meegewerkt aan de naleving van de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft voor deze houding van de moeder geen enkele rechtvaardiging kunnen vinden in de beschikbare gegevens. In dit verband is ook de raad na uitvoerig onderzoek tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om de omgang tussen de vader en X. te ontzeggen. De beschuldigingen die de moeder aan het adres van de vader heeft geuit, waaronder begrepen de gestelde mishandelingen en het (voor het eerst in het beroepschrift) gesuggereerde sexueel misbruik, zijn voor het hof niet komen vast te staan en hebben ook niet tot strafrechtelijke vervolging van de vader geleid.”
4.3 In zijn pleitaantekeningen voor de mondelinge behandeling bij het hof Leeuwarden d.d. 26 augustus 2010 heeft verweerder onder meer gesteld: “Onderwijl heeft de man nog getracht de oudste dochter van de vrouw […] dood te rijden met zijn auto, waarbij hij haar zelfs over het trottoir achtervolgde.
De man heeft het verblijf waar hij X. wil “opsluiten” op de televisie laten zien. Waar dit “verblijf” staat is geheim.
X. is geen proefkonijn, waarop de man zijn lusten kan botvieren.”
4.4 Het hof Leeuwarden heeft bij arrest d.d. 14 september 2010 onder meer overwogen: “Nu […] niet is gebleken van enige zwaarwegende grond om de vastgestelde omgangsregeling des ondanks niet uit te voeren, heeft de voorzieningenrechter de vrouw terecht veroordeeld daaraan mee te werken. Terecht ook heeft de voorzieningenrechter deze veroordeling niet alleen met dwangsommen verzwaard, maar ook met de (gelijktijdige) mogelijkheid tot gijzeling van de vrouw. De voorzieningenrechter had alle aanleiding voor zijn beslissing gelet op de houding en mededelingen van de vrouw. Het hof neemt de overwegingen van de voorzieningenrechter over en maakt die tot de zijne.
In de grieven wordt […] niets steekhoudends aangevoerd dat tot een andere beoordeling kan leiden. Ook in hoger beroep blijven de beschuldigingen van de vrouw aan het adres van de man steken op het niveau van niet onderbouwde aantijgingen, waarbij de raadsman van de vrouw ten pleidooie geen enkel middel heeft geschuwd om de man zwart te maken. De professionele distantie die van een raadsman mag worden verwacht ontbrak daarbij ten ene male, zo merkt het hof terzijde op.”
5 BEOORDELING
5.1 Voor zover de grieven van verweerder zijn gericht tegen de vaststelling van de feiten door de raad, behoeven deze geen verdere behandeling meer, nu het hof de feiten zelfstandig opnieuw heeft vastgesteld.
5.2 Als uitgangspunt geldt dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en zich niet onnodig grievend uit te laten over de wederpartij van zijn cliënt.
In zaken als de onderhavige, waarin ouders een heftige strijd voeren in hun meningsverschillen over de belangen van het kind, past de advocaat een zekere terughoudendheid bij de formulering van de standpunten van zijn cliënt en de onderbouwing van die standpunten. De inhoud van de pleitnota van verweerder d.d. 26 augustus 2010 geeft blijk van een benadering en van een keuze in de wijze van uitdrukken die niet meer zakelijk kunnen worden genoemd. In de verwoording van de standpunten van de moeder heeft verweerder geen enkele distantie gehouden en zulks is tijdens de mondelinge behandeling blijkens het oordeel van het hof Leeuwarden evenmin geschied. Hiermee heeft verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid van handelen overschreden. Ook in het kader van de behandeling van de klachtzaak heeft verweerder naar het oordeel van het hof onvoldoende distantie getoond door - nog steeds - de stellingen en beschuldigingen van zijn cliënte als vaststaande feiten te presenteren, zonder dat op enigerlei wijze door verweerder de juistheid van deze feiten aannemelijk kan worden gemaakt.
Terecht heeft de raad de uitlatingen van verweerder als onnodig grievend beoordeeld en de klacht gegrond verklaard. De hiertegen gerichte grieven van verweerder falen.
5.3 Mede gelet op de eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder, is het hof van oordeel dat de voornoemde tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen de maatregel van berisping rechtvaardigen. In zoverre is grief IV terecht voorgesteld.
Dit brengt mede dat de bestreden beslissing zal worden vernietigd voor zover daarbij een voorwaardelijke schorsing is opgelegd, zal de maatregel van berisping worden opgelegd en zal die beslissing voor het overige worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de raad van 2 september 2011, voor zover daarbij aan verweerder de maatregel is opgelegd van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar;
- legt aan verweerder op de maatregel van berisping;
- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.J.M.E. Arpeau, H. van Loo, L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2012.