Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3191

Zaaknummer

12-234A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Uitlatingen dat klager verweersters cliënte heeft mishandeld niet onnodig grievend, nu deze functioneel en relevant waren in de procedure en gebaseerd waren op officiële stukken. Overlegging van stukken uit strafdossier evenmin tuchtrechtelijk laakbaar.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 24 augustus 2012

in de zaak 12-234A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 juli 2012, door de raad ontvangen op 26 juli 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken, alsmede van de brief van 1 augustus 2012 met bijlage van klager, door de raad ontvangen op 2 augustus 2012.

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster treedt op voor de ex-echtgenote van klager in een geschil rond een door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling met betrekking tot de minderjarige kinderen van klager en diens ex-echtgenote. Klager heeft een kort geding aanhangig gemaakt waarin hij onder meer nakoming door zijn ex-echtgenote van de omgangsregeling heeft gevorderd.

Voorafgaand aan de zitting heeft verweerster producties in het geding gebracht, waaronder een op de website nu.nl gepubliceerd bericht met de kop "Geliquideerde Mournir [achternaam klager] lid van beruchte familie". Voorts heeft verweerster stukken uit een appelprocedure in een strafzaak tegen klager in het geding gebracht. De zaak betreft de verdenking van klager van het beledigen van de cliënte van verweerster. Het overgelegde strafdossier bevat meerdere processen-verbaal, waaronder een aangifte tegen klager van mishandeling, bedreiging en stalking van de cliënte van verweerster. Verweerster heeft voorts een vonnis overgelegd waarbij aan klager een straatverbod is opgelegd.

Ter zitting heeft verweerster haar pleitnota voorgedragen. De pleitnota bevat de volgende passage:

"Moeder is in het verleden stelselmatig door vader mishandeld ook in het bijzijn van de kinderen. Met name [het oudste kind] weet zich dat nog goed te herinneren."

De voorzieningenrechter heeft de cliënte van verweerster op door hem bepaalde wijze veroordeeld medewerking te verlenen aan twee proefcontacten tussen klager en de kinderen.

KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat zij:

1 meer dan eens (onder meer in de pleitnota) in strijd met de waarheid heeft vermeld:

"Moeder is in het verleden stelselmatig door vader mishandeld ook in het bijzijn van de kinderen. Met name [het oudste kind] weet zich dat nog goed te herinneren.";

2 voorafgaande aan de zitting een krantenartikel in het geding heeft gebracht met de kop "Geliquideerde Mournir [achternaam klager] lid van beruchte familie";

3 stukken uit het strafdossier van klager in het geding heeft gebracht.

Ter toelichting heeft klager gesteld dat hij de mishandeling ontkent en dat hij is vrijgesproken van mishandeling, zodat het verweerster niet vrijstond de bewering onder 1 te doen. Het onder 2 bedoelde krantenartikel heeft betrekking op een naamgenoot van klager en heeft niets met hem te maken. Klager kan de actie van verweerster dan ook louter zien als een poging om hem in een kwaad daglicht te stellen. Tot slot heeft klager ter onderbouwing van klachtonderdeel 3 gesteld dat de zaak waarop de stukken uit het strafdossier betrekking hebben niets te maken heeft met de inzet van het kort geding, terwijl in die zaak bovendien vrijspraak is gevolgd.

BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

De klachtonderdelen 1 en 3 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Verweerster heeft toegelicht dat zij de rechter in de procedure inzake de omgangsregeling duidelijk diende te maken dat voortzetting van de omgangsregeling niet in het belang van de kinderen van haar cliënte was en dat haar cliënte vreesde voor de veiligheid van haar kinderen. Verweerster achtte het in dat kader van belang de rechter te informeren over de slechte relatie en spanningen tussen haar cliënte en klager, die geresulteerd hebben in aangiftes van haar cliënte tegen klager ter zake mishandeling, bedreiging en stalking, een aan klager opgelegd straatverbod en een strafrechtelijke veroordeling van klager in hoger beroep wegens belediging van verweersters cliënte.

Door aldus te handelen heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter de grenzen van haar vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden. Verweersters uitlatingen over klager waren weliswaar ferm, maar functioneel en relevant voor de procedure. Daarbij is van belang dat verweerster niet alleen is afgegaan op de beweringen van haar cliënte, maar dat deze beweringen steun vonden in diverse officiële stukken. Dat klager is vrijgesproken van mishandeling van verweersters cliënte kan aan dit oordeel niet afdoen. Het behoefde verweerster er niet van te weerhouden de door klager gewraakte uitlatingen te doen. Verweerster heeft afgewogen dat mishandeling een geschilpunt is tussen partijen en dat het gerechtvaardigd was, de rechter daarover te informeren. Dit valt binnen de grenzen van de vrijheid die verweerster heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt. Verweerster heeft de stukken waarop zij haar stellingen baseerde in het geding gebracht, zodat klager in de gelegenheid was zich daartegen te verweren, hetgeen hij ook heeft gedaan. Deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 overweegt de voorzitter dat verweerster heeft toegelicht dat haar cliënte zich bedreigd voelde door klager en dat zij ter onderbouwing van dit gevoel informatie over de familie van klager wenste over te leggen. Verweerster mocht naar het oordeel van de voorzitter afgaan op de mededeling van haar cliënte dat klager haar meerdere malen had gezegd dat zij zich ervan bewust moest zijn dat hij uit een beruchte familie kwam en dat zij dit zou kunnen nazoeken op internet. Tegen die achtergrond valt de keuze van verweerster om het gewraakte artikel over te leggen binnen de grenzen van de vrijheid die verweerster gemeten naar de hierboven vermelde maatstaf toekomt bij de behartiging van de belangen van haar cliënte. Klager heeft voorts ter zitting aangevoerd dat het artikel niet zijn familieleden betreft, hetgeen verweerster vervolgens niet heeft betwist. Klager is derhalve niet onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad door de handelwijze van verweerster. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 24 augustus 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 augustus 2012 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.