Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3147

Zaaknummer

R.3880/12.14

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende bijstand van verweerder in een aansprakelijkheidszaak. Klager heeft de klacht eerder bij de deken ingediend, en heeft, na kennisneming van het verweer, per brief de klacht ingetrokken. Circa 15 maanden later dient klager een identieke klacht in, betreffende hetzelfde feitencomplex als het feitencomplex van de eerdere klacht.

Inhoudsindicatie

De raad oordeelt dat, naast de regel dat een klacht niet ten tweeden male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd indien daarover eerder een beslissing is gegeven, bovendien geldt dat het rechtzekerheidsbeginsel zich ertegen verzet dat ten tweeden male een klachtprocedure over hetzelfde feitencomplex aanhangig wordt gemaakt, indien een eerdere klachtprocedure over dat feitencomplex door de klager is ingetrokken. De klager heeft daarmee zijn recht om opnieuw over hetzelfde feitencomplex te klagen prijsgegeven. Klager niet-ontvankelijk

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 januari 2012, door de raad ontvangen op 9 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft vanaf 2008 de belangen van klagers dochter behartigd in diverse procedures.

2.3 De bijstand van verweerder had meer in het bijzonder betrekking op het voeren van een herroepingsprocedure, waarin verweerder de wederpartij heeft gedagvaard.

2.4 Bij brief van 24 augustus 2008 heeft klager aan verweerder zijn instemming gegeven met betrekking tot het uitbrengen van een dagvaarding tegen de wederpartij (verloskundige).

2.5 Bij brief van 1 mei 2009 heeft verweerder klager geadviseerd over diverse aspecten van de herroepingsprocedure.

2.6 Nadat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 22 september 2009 arrest tegen dezelfde wederpartij had gewezen heeft verweerder klager geadviseerd de herroepingsprocedure in te trekken. Klager heeft daarmee niet ingestemd.

2.7 Vanaf 2009 heeft klager meerdere klachten ingediend over de wijze waarop verweerder zijn belangen heeft behartigd.

2.8 Bij brief van 18 januari 2010 heeft klager een klacht ingediend, die identiek is aan de onderhavige klacht (dossier Raad van Toezicht K.105 09/10). Naar aanleiding van de klacht heeft verweerder verweer gevoerd en heeft een gesprek plaatsgevonden.  

2.9 Vervolgens heeft klager bij brief van 7 februari 2010 bericht dat hij besloten had de klachten niet te handhaven. Klager deelde in die brief het navolgende mee:

“Hierbij wil ik u berichten dat ik uw bovengenoemde brief en de reactie van [verweerder, RvD] d.d 28 januari 2010 in de beste orde hebt ontvangen. Hierbij het volgende.

Gelet op het feit dat [verweerder, RvD] zijn excuus en spijt heeft betuigd waarvan wij op donderdag 4 februari 2010 de zaak uitgebreid hebben besproken, komt het kort op neer dat [verweerder, RvD] zowel mondeling als schriftelijk excuus heeft aangeboden voor de zaken die helaas niet goed gegaan zijn zoals het gegaan had moeten zijn, en waarvan ook nog misverstanden zijn besproken en deze in de toekomst te voorkomen zullen worden.

Dat betekent dat ik besloten heb de klacht niet verder zal handhaven en zal het bij deze neerleggen.”

2.10 Bij brief van 5 juni 2011 heeft klager zich bij de deken opnieuw beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a. verweerder, zonder klager daarover te informeren, is overgegaan tot dagvaarding van de betrokken verloskundige. Verweerder heeft klager hiermee onnodig op kosten gejaagd, terwijl van meet af aan duidelijk was dat de procedure geen enkele kans van slagen zou hebben;

b. verweerder geen medisch adviseur heeft geraadpleegd. Klager is van mening dat er een medisch haalbaarheidsonderzoek door een medisch adviseur had moeten plaatsvinden om de kans van slagen in een juridische (herroepings)procedure te toetsen aan de hand van een medisch literatuuronderzoek. Daarbij vraagt klager zich af waarom verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een toevoeging aan te vragen om een medisch adviseur te raadplegen over het nut en de noodzaak van een uitgebreid medisch literatuuronderzoek;

c. verweerder klager zou verwijten dat deze aan verweerder de relevante medische literatuur niet ter beschikking heeft gesteld;

d. verweerder geen procedures heeft geëntameerd tegen de advocaten die in eerdere procedures klagers belangen hebben behartigd omdat zij ten onrechte de relevante medische literatuur niet in het geding hebben gebracht;

e. verweerder geweigerd heeft een door klager aangereikt krantenknipsel aan het dossier toe te voegen;

f. verweerder in de periode waarin klager in Suriname verbleef, een aantal belangrijke brieven aan klagers adres in Nederland heeft gezonden in plaats van aan zijn adres in Suriname, waardoor klager niet of niet tijdig heeft kunnen reageren op diverse stukken;

g. verweerder heeft verzuimd om de dagvaarding tijdig aan te brengen bij het Gerechtshof Arnhem. Bovendien was ook de termijn voor het uitbrengen van een herstelexploot inmiddels verstreken. Het gerechtshof heeft klager niet-ontvankelijk verklaard.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is het volgende. 

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat een klacht niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd indien daarover eerder een beslissing is gegeven. 

Naar het oordeel van de raad geldt bovendien dat het rechtzekerheidsbeginsel zich ertegen verzet dat ten tweede male een klachtprocedure over hetzelfde feitencomplex aanhangig wordt gemaakt, indien een eerdere klachtprocedure over dat feitencomplex door de klager is ingetrokken. De klager heeft daarmee zijn recht om opnieuw over hetzelfde feitencomplex te klagen prijsgegeven.

5.2 Uit het dossier blijkt dat de klacht van 18 januari 2010 betrekking had op het feitencomplex, dat eveneens het onderwerp vormt van de onderhavige, door klager bij brief van 5 juni 2011 ingediende klacht. 

Uit het dossier blijkt verder dat klager de op 18 januari 2010 ingediende klacht, na kennisneming van het verweer van verweerder van 28 januari 2010, heeft ingetrokken bij brief van 7 februari 2010.

5.3 Anders dan klager in de toelichting op de klacht heeft gesteld is er geen sprake geweest van ‘voorlopige’ intrekking, maar van onvoorwaardelijke intrekking.

5.4 Nu klager zijn eerste klacht na kennisneming van het verweer heeft ingetrokken, verzet het rechtzekerheidsbeginsel zich ertegen dat klager zich thans over hetzelfde feitencomplex opnieuw over verweerder beklaagt. 

Klager zal dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2012.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden/

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl