Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3520
Zaaknummer
12-109Alk
Inhoudsindicatie
"Klacht tegen eigen advocaat over beroep op retentierecht en bereikbaarheid. Klacht is ongegrond."
Uitspraak
Beslissing van 27 november 2012
in de zaak 12-109Alk
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 april 2012, door de raad ontvangen op 26 april 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken 1 tot en met 14 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst;
- de brief van verweerder d.d. 2 september 2012, door de raad ontvangen op
4 september 2012, met bijlage.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft op 28 oktober 2011 een bespreking gevoerd met verweerder over rechtsbijstand in een procedure in een auteursrechtelijke kwestie. Klager heeft zijn dossier ter bestudering bij verweerder achtergelaten.
2.3 Bij brief van 1 november 2011 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging toegezonden en daarin vermeld dat hij zich als procesadvocaat namens klager zou stellen. In de brief is een uurtarief van
€ 175,- (ex BTW) genoemd en verwezen naar de bijgevoegde algemene voorwaarden.
2.4 Klager heeft op 8 november 2011 een e-mail verzonden naar verweerder, met het verzoek snel contact met hem op te nemen. Verweerder heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd. Op 11 november 2011 heeft een telefonisch overleg plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Vervolgens heeft klager verweerder bij e-mail van 11 november 2011 laten weten niet met hem/zijn kantoor in zee te willen gaan en de achtergelaten stukken te willen ophalen zodat hij snel een andere advocaat kon zoeken. Verweerder heeft klager bij e-mail van 12 november 2011 bericht dat hij de declaratie zou laten opmaken en na ontvangst van betaling van de declaratie het dossier zou klaarleggen.
2.5 Vervolgens is tussen klager en verweerder discussie ontstaan over de vraag of verweerder al dan niet terecht bij klager de door hem verrichte werkzaamheden/bestede uren in rekening bracht. Klager heeft voorgesteld een bedrag ter hoogte van € 175,- (ex BTW) te voldoen, waarmee verweerder heeft ingestemd. Verweerder heeft vervolgens te kennen gegeven het dossier af te zullen geven als dit overeengekomen bedrag door klager is voldaan, dan wel bij afgifte van het dossier zal worden voldaan.
2.6 Bij brief met bijlagen van 16 november 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Na tussenkomst van de deken heeft verweerder het dossier afgegeven aan het bureau van de Orde van Advocaten te Alkmaar en is door klager het overeengekomen bedrag overgemaakt naar de Dekenrekening. Het Ordebureau heeft het dossier vervolgens afgegeven aan klager, waarna het door klager betaalde bedrag is overgemaakt naar verweerder.
2.7 Klager heeft de deken bij brief van 28 december 2011 bericht dat hij zijn klacht tegen verweerder handhaaft. Bij brief van 11 februari 2012 heeft hij de deken bericht geen behoefte te hebben aan een bemiddelingsgesprek.
2.8 Verweerder heeft klager bij brief van 30 maart 2012 laten weten het met hem eens te zijn dat het "anders en eleganter" had gekund. (Deze brief zit als bijlage bij de brief van 2 september 2012 die in 1.3 als laatste is vermeld.)
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder het dossier pas aan klager heeft willen afgeven nadat zijn declaratie was betaald en daarmee een beroep heeft gedaan op zijn retentierecht, terwijl daar geen reden voor was, en
b) verweerder, in strijd met door hem gedane toezeggingen, niet binnen de door klager gewenste termijn het dossier heeft bestudeerd en klager in kennis heeft gesteld van zijn eerste bevindingen en vervolgens slecht bereikbaar was.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
4.2 Verweerder stelt dat hij, gelet op de toonzetting van de gevoerde correspondentie zowel voor als na het bereiken van overeenstemming over de hoogte van de declaratie, redenen had en mocht hebben om te vrezen dat de declaratie niet zou worden voldaan als hij aan afgifte van het dossier niet de voorwaarde van betaling vooraf dan wel bij afgifte zou stellen.
4.3 Verweerder stelt geen toezeggingen te hebben gedaan om het dossier in het weekeinde na de eerste bespreking met klager te zullen bestuderen. Dit zou ook niet nodig zijn geweest omdat er voldoende tijd was om de zaak verder met klager voor te bereiden, aangezien verweerder zich bij de rechtbank als procesadvocaat had gesteld en aanhouding voor antwoord had gevraagd.
4.4 Verweerder heeft erkend dat hij in de genoemde periode (de week van 8 november 2011) moeilijk bereikbaar was, maar benadrukt dat hij op vrijdag 11 november 2011 bijna een half uur telefonisch overleg met klager heeft gehad.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel dient voorop te worden gesteld dat gedragsregel 27 lid 4 voor advocaten bepaalt dat de advocaat behoedzaam gebruik dient te maken van het hem toekomende retentierecht.
5.2 Vast staat dat tussen partijen een verschil van inzicht bestond over de vraag welke afspraak bij het eerste gesprek is gemaakt met betrekking tot de door verweerder te verrichten werkzaamheden en de vraag of een uurtarief was overeengekomen. Ook na het bereiken van overeenstemming over de financiële afwikkeling op basis van betaling van het bedrag van € 175,- is de discussie tussen klager en verweerder over afgifte van het dossier tegen betaling van de declaratie voortgezet. Er bestond voorts geen tijdsdruk en het te betalen bedrag was relatief gering. De raad acht het in die gegeven omstandigheden niet onredelijk dat verweerder voorzichtigheidshalve betaling van zijn declaratie heeft verlangd alvorens het dossier af te willen gegeven. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn retentierecht. Klachtonderdeel a is om die reden ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 Klachtonderdeel b heeft betrekking op de bereikbaarheid van verweerder na de eerste bespreking tussen klager en verweerder. Vast staat dat verweerder bij brief van 1 november 2011 klager heeft geïnformeerd dat hij zich als procesadvocaat had gesteld, waardoor de termijnen waren veilig gesteld. Verweerder heeft erkend dat hij de dagen erna niet bereikbaar is geweest in verband met zittingen. Op vrijdag 11 november 2011 heeft echter een uitvoerig telefonisch overleg tussen klager en verweerder plaatsgevonden. De raad overweegt dat niet is gebleken dat de kortstondige moeilijke bereikbaarheid van verweerder als zo ernstig dient te worden aangemerkt dat deze tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Klachtonderdeel b is om die reden evens ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. G. Kaaij, J.H.P. Smeets, A.M. Vogelzang en M. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl