Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-11-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA3457
Zaaknummer
12-317A + 12-318A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen (voormalige) advocaten. Niet is gebleken dat de advocaten in de uitvoering van hun werkzaamheden zijn tekortgeschoten
Uitspraak
Beslissing van 13 november 2012
in de zaken 12-317A en 12-318A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder sub 1
en
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder sub 2
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 18 oktober 2012 met kenmerk GK/YHK, 1112-884, door de raad ontvangen op 19 oktober 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager exploiteerde tot voor kort een Chinees restaurant in een winkelcentrum in Amsterdam. Sinds 2006 is het winkelcentrum verloederd en heeft de exploitant aan klager een regeling voorgesteld, inhoudende dat klager slechts 50% van de huur was verschuldigd.
1.3 In 2010 had klager een huurachterstand opgebouwd, waarvoor hij in 2011 door zijn toenmalige verhuurder bij de kantonrechter is gedagvaard. In die procedure werd klager bijgestaan door verweerder sub 1. Bij vonnis van 21 oktober 2011 heeft de kantonrechter de vordering van de verhuurder tot ontruiming van zijn restaurant toegewezen. Klager heeft vervolgens op 27 oktober 2011 met verweerder sub 1 een gesprek gehad om het hoger beroep van dit vonnis te bespreken.
1.4 Nu verweerder sub 1 nadien niet langer werkzaam was op zijn (voormalige) kantoor, is de zaak overgenomen door één van zijn (toenmalige) kantoorgenoten, verweerder sub 2. Op 24 januari 2012 heeft verweerder sub 2 aan klager uitgelegd dat wat hem betreft de zaak weinig kans van slagen had. Hij heeft voorgesteld een regeling met de exploitant overeen te komen en heeft daarbij een schikkingsbedrag van € 20.000,- voorgesteld, welk voorstel door klager werd afgewezen. Klager was van oordeel dat € 50.000,- een redelijk schikkingsbedrag was en hij wilde dat het hoger beroep zou worden doorgezet. Uiteindelijk is door de wederpartij/exploitant een schikkingsbedrag van € 50.000,- voorgesteld, welk voorstel door klager is geaccepteerd.
1.5 Tijdens het dekenspreekuur van 21 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 Klager verwijt (het voormalige kantoor van) verweerder sub 1 dat hij:
a) klager niet heeft geïnformeerd over zijn plotselinge vertrek bij kantoor. Pas nadat klager daarover telefonisch contact opnam, heeft het kantoor hem voorzien van een nieuwe rechtsbijstandverlener;
2.2 Klager verwijt verweerder sub 2 dat hij:
b) weinig proactief de zaak van verweerder sub 1 heeft overgenomen. Klager heeft verweerder sub 2 ervaren als een weinig gemotiveerd advocaat; hij heeft wisselende adviezen gegeven over de ontruimingsdatum en over de mogelijkheden om uitstel van de ontruiming te vragen;
c) zonder toestemming van klager een minnelijke regeling aan de wederpartij heeft voorgesteld, welke niet in overeenstemming met de wens van klager was.
3 VERWEER
3.1 Verweerder sub 1 heeft gesteld dat hij op vrijdag 19 november 2011 zijn laatste werkdag had op zijn voormalige kantoor. Klager is hiervan op maandag 21 november 2011 telefonisch op de hoogte gesteld door mr. S, eveneens werkzaam op het voormalige kantoor van verweerder sub 1. Nog diezelfde week is de zaak overgenomen door verweerder sub 2.
3.2 Verweerder sub 2 heeft zich op het standpunt gesteld dat beide (jegens hem ingediende) klachtonderdelen ongegrond zijn. Hij heeft ten aanzien van beide klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zonodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt vast dat klager zich beklaagt over zijn eigen (voormalige) advocaten. De advocaat heeft een grote mate van vrijheid te bepalen op welke wijze hij de hem toevertrouwde belangen behartigt. De tuchtrechter kan klachten over de kwaliteit van dienstverlening van een advocaat slechts marginaal toetsen. Uitsluitend indien blijkt dat een advocaat in een zaak buitengewoon slordig en ondeskundig heeft gehandeld en het daarbij evident is dat er fouten zijn gemaakt, zal de tuchtrechter kunnen ingrijpen. De voorzitter zal het optreden van verweerders sub 1 en sub 2 aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a (jegens verweerder sub 1) oordeelt de voorzitter als volgt. Verweerder sub 1 heeft onweersproken gesteld (i) dat hij sinds vrijdag 19 november 2011 niet meer werkzaam is bij zijn voormalige kantoor, (ii) dat klager hiervan door mr. S op de hoogte is gesteld toen klager op maandag 21 november 2011 belde met het voormalige kantoor van verweerder sub 1 en (iii) dat nog diezelfde week de zaak is overgenomen door verweerder sub 2.
4.3 In het licht van het voorgaande ziet de voorzitter niet in welk tuchtrechtelijk verwijt (het voormalige kantoor van) verweerder sub 1 kan worden gemaakt. Het feit dat verweerder sub 1 voorafgaande aan zijn vertrek klager hiervan niet persoonlijk op de hoogte heeft gesteld is geheel en al verklaarbaar door de gegeven uitleg, te weten dat hij eind oktober 2011 zijn overeenkomst met zijn kantoor had opgezegd tegen eind november 2011, maar dat hij vervolgens op 19 november 2011 op non-actief is gesteld. In navolging hiervan hebben verweerder en zijn voormalige kantoor afgesproken dat het grootste gedeelte van de door verweerder sub 1 behandelde zaken – waaronder het dossier van klager - achterbleef bij zijn voormalige kantoor en dat verweerder sub 1 de cliënten in die dossiers niet meer zou benaderen, aldus verweerder sub 1. Nu klager vervolgens door mr. S op maandag 21 november 2011 van het vertrek van verweerder sub 1 op de hoogte is gesteld en de zaak diezelfde week nog is overgenomen door verweerder sub 2, is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat klachtonderdelen b en c (jegens verweerder sub 2) geen steun vinden in de feiten. Zo blijkt niet uit de stukken dat verweerder sub 2 de zaak van verweerder sub 1 te weinig proactief zou hebben overgenomen. Evenmin is gebleken dat verweerder sub 2 wisselende adviezen heeft gegeven over de ontruimingsdatum en de mogelijkheden om uitstel van de ontruiming te vragen. Deze beweringen worden door klager in het geheel niet onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Ditzelfde geldt voor de stelling van klager dat verweerder sub 2 zonder toestemming van klager aan de wederpartij een minnelijke regeling heeft voorgesteld die niet in overeenstemming met de wens van klager was. Uit de stukken blijkt dat verweerder sub 2 klager telkens goed op de hoogte heeft gehouden van de te nemen stappen die tot de schikking hebben geleid. Ook anderszins is niet gebleken dat de dienstverlening onder de maat was. Op grond van het voorgaande is niet gebleken dat verweerder sub 2 de onder 4.1 vermelde norm zou hebben overschreden. Klachtonderdelen b en c zijn kennelijk ongegrond.
BESLISSING
In zaak 12-317A
De voorzitter verklaart de klacht jegens verweerder sub 1 kennelijk ongegrond.
In zaak 12-318A
De voorzitter verklaart de klacht jegens verweerder sub 2 in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 13 november 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder sub 1
- verweerder sub 2
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.