Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-06-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2907

Zaaknummer

M212-2011

Inhoudsindicatie

Handelen in strijd met de welwillendheid die advocaten jegens elkaar in aanmerking behoren te nemen. De redactie van de brief waarin verweerder excuses heeft aangeboden voor het feit dat hij tijdens een zitting de term “onnozel” heeft gebezigd in de richting van klager doet afbreuk aan de welgemeendheid van die excuses. Het zelfde geldt voor de ter zitting van de raad aangeboden excuses.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 11 juni 2012

     in de zaak M212-2011

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A

                       

                                        klager

 

                                        tegen:

                                       

                                        B

                                       

                                        verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 1 november 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 april 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.21.3                        De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 1 november 2011en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klager trad op voor de wederpartij van de cliënt van verweerder. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie die plaatsvond op 24 augustus 2011 heeft verweerder richting klager het woord “onnozel” genoemd, welke kwalificatie hij ter zitting niet wilde terugnemen. In zijn brief d.d. 12 september 2011 schreef verweerder aan klager:

 

“Confrère,

Uiteraard maak ik gebruik van de welwillende gelegenheid die u mij biedt om mijn excuus aan te beiden voor het gebruik van het woord “onnozel” richting uw persoon, welk gebruik ik ten zeerste betreur temeer hoe het u kennelijk heeft geraakt!

Tot de mondelinge behandeling van de zaak kende ik uw persoon in het geheel niet en het gebruik van het woord “onnozel” was ten zeerste betreurenswaardig. Het is onbegrijpelijk hoe ik mijzelf heb kunnen permitteren zo ver te gaan.

In den vervolge zal ik mij onthouden van dit soort uitingen richting u, dergelijke (dis)kwalificaties zal ik voor mij houden hetgeen u mij wel toestaat.

Een kopie van dit schrijven zend ik niet aan mr. D, rechter in de rechtbank te M. Zij staat hierbuiten en ik neem voorshands aan dat dit geen grond is om alsnog een klacht hieromtrent in te dienen.

B”

2.2     Verweerder heeft (ook na het schrijven van deze brief) geweigerd de rechter van zijn excuses aan klager op de hoogte te stellen. In brieven aan klager neemt verweerder geen gebruikelijke aanhef en afsluiting op.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:    

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt doordat hij klager, die optrad voor de wederpartij, tijdens een comparitie “onnozel” heeft genoemd, welke kwalificatie hij ter zitting niet wilde terugnemen. In een latere brief aan klager heeft hij wel excuses aangeboden, maar de redactie van die brief doet afbreuk aan de welgemeendheid daarvan. Bovendien weigert verweerder de rechter van zijn excuses op de hoogte te stellen.

 

4               VERWEER

4.1     Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft de belangen van zijn cliënten gediend.  De kwalificatie “onnozel” zag niet op de persoon van klager maar op het onhoudbare verweer en het feit dat de zaak op zitting kwam. Hij weet niet of het woord “onnozel” op de persoon van klager van toepassing is. Verweerder wil wel degelijk excuses maken. Het zou echter hypocriet zijn indien verweerder zijn brieven aan klager zou beginnen met “geachte” en zou afsluiten met “hoogachtend”. Het is niet nodig dat de rechter op de hoogte wordt gesteld van het feit dat verweerder klager zijn excuses heeft gemaakt omdat de rechter hier buiten staat.

         

5               BEOORDELING

5.1     In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren de advocaten te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

5.2     De raad overweegt dat verweerder weliswaar stelt dat hij bij brief d.d. 12 september 2011 zijn excuses heeft aangeboden voor het feit dat hij de term “onnozel” heeft gebezigd in de richting van klager, maar de redactie van die brief doet naar het oordeel van de raad afbreuk aan de welgemeendheid van de aangeboden excuses. Verweerder heeft ter zitting van de raad wederom zijn excuses aangeboden aan klager, maar heeft daaraan toegevoegd dat hij niet weet of de kwalificatie “onnozel” op de persoon van klager van toepassing is. Nu verweerder voorts volhardt in het weglaten van de gebruikelijke aanhef en afsluiting in zijn brieven aan klager, is de raad van oordeel dat verweerder handelt in strijd met de welwillendheid die advocaten jegens elkaar in aanmerking behoren te nemen en dus in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is in zoverre gegrond.

5.3     Voor zover de klacht ziet op het niet op de hoogte stellen van de rechter ten overstaan van wie het woord “onnozel” is gebruikt, is de raad van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door die weg niet te volgen. Dat onderdeel van de klacht acht de raad derhalve niet gegrond.

6        MAATREGEL

6.1     De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

             

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het eerste onderdeel van de klacht gegrond en legt aan verweerder op een enkele waarschuwing. De raad van discipline verklaart het tweede onderdeel van de klacht ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op            12 juni 2012                  per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.          Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline