Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3140
Zaaknummer
R. 3855/11.257
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij bepaalde feiten in de cassatieprocedure niet naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft klager mondeling geinformeerd over de toetsing in cassatie en aan klager medegedeeld dat in cassatie geen nieuwe feiten kunnen worden ingebracht. Klacht is ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 12 december 2012 met kenmerk K240 2011/2012, door de raad ontvangen op 13 december 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft voorafgaande aan de behandeling ter zitting de griffie van de raad laten weten niet te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.
2.3 Bij arrest van 3 september 2010 is het door verweerder namens klager ingediende cassatieverzoek tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem van 18 november 2008 afgewezen, waarbij klager in de kosten van de procedure is veroordeeld.
2.4 Bij ongedateerde brief, door de deken op 13 juli 2011 ontvangen, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a. bij de behartiging van klagers belangen in de betreffende zaak gehandeld heeft in strijd met de zorg die hij als klagers advocaat jegens klager in acht had behoren te nemen door bepaalde door klager aangedragen feiten niet in de cassatieprocedure naar voren te brengen;
b. sinds januari 2011 weigert het dossier aan klager af te geven.
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist de juistheid van de door klager gestelde feiten. Verweerder heeft voorts gesteld dat klager het proces-dossier op 8 februari 2011 heeft opgehaald. Het opvolgend kantoor beschikte over een volledig dossier en klager beschikte zelf over de overige stukken. Verweerder heeft gesteld dat hij op 9 september 2009 een bespreking met klager heeft gehad over het incidentele beroep in cassatie. Verweerder heeft voorts gesteld dat op 19 augustus 2010 verweerder klager nogmaals heeft uitgelegd dat een cassatieberoep beperkt is tot een oordeel over de juridische grondslag en dat in een cassatieprocedure geen nieuwe feiten kunnen worden aangevoerd. Verweerder heeft tenslotte gesteld dat hij daarna nog met klager telefonisch heeft gesproken en per e-mail heeft gecorrespondeerd naar aanleiding van de conclusie van de procureur-generaal. Verweerder heeft klager er telefonisch en tijdens een bespreking op zijn kantoor op gewezen dat het cassatieberoep geen betrekking kon hebben op vonnissen uit een andere procedure, die geen deel uitmaken van het arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 28 november 2008, waartegen cassatie was ingesteld. Naar de mening van verweerder heeft hij zijn werkzaamheden conform de voor cassatie geldende criteria naar behoren verricht.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas worden overwogen en worden opgelegd, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan cliënt dient vast te leggen.
5.2 De raad stelt voorop dat de klacht zich niet richt op het feit dat verweerder klager niet schriftelijk heeft bevestigd dat hij beroep in cassatie in zou stellen en de voorwaarden waaronder hij dit zou doen. De klacht richt zich op het niet inbrengen van bepaalde feiten in de cassatieprocedure. Verweerder heeft gesteld dat hij klager mondeling op kantoor en telefonisch heeft geïnformeerd over de toetsing in cassatie en er in cassatie geen nieuwe feiten kunnen worden ingebracht. De raad concludeert dat niet is gebleken dat verweerder klager met betrekking tot dit aspect niet heeft geïnformeerd. De raad is van oordeel dat, hoewel verweerder er beter aan had gedaan terzake een en ander schriftelijk te bevestigen, het nalaten van een dergelijke bevestiging niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
5.3 Op basis van de tegenstrijdige verklaringen over en weer terzake de stelling dat verweerder ten onrechte niet alle door klager gevraagde stukken of dossiers aan klager heeft geretourneerd kan niet, althans onvoldoende worden vastgestelde dat deze stelling juist is. Dit klachtonderdeel ongegrond.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline:
verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juni 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl