Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-06-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2926
Zaaknummer
B20-2012
Inhoudsindicatie
Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door geen schadeclaim jegens voormalig werkgever in te dienen, noch dat verweerder diverse fouten heeft gemaakt van adviserende en van procedurele aard.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 4 juni 2012
in de zaak B 20-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klaagster
tegen:
B
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 19 januari 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 maart 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 19 januari 2012 en de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een arbeidszaak. Verweerder heeft de werkgever van klaagster doen dagvaarden ter zake een loonvordering en een functiewijziging, welke procedure voor klaagster een negatief resultaat had. Voorts heeft verweerder klaagster bijgestaan bij het treffen van een beëindigingsregeling en haar geadviseerd over de gevolgen van samenloop van een WW-uitkering met pensioen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt- zakelijk weergegeven- in:
1) Verweerder heeft nagelaten een schadeclaim in te dienen tegen de voormalig werkgever van klaagster als gevolg waarvan klaagster problemen met haar uitkering heeft gekregen, alsmede oplopende schulden.
2) Verweerder heeft diverse fouten gemaakt van adviserende en procedurele aard.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft een aanzienlijk hogere beëindigingsvergoeding voor klaagster bedongen dan zij zou hebben ontvangen met toepassing van de kantonrechtersformule. Verweerder heeft geen onjuiste adviezen gegeven, noch procedurefouten gemaakt.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.
Klachtonderdeel 1
5.4 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder namens klaagster bij de kantonrechter een loonvordering aanhangig heeft gemaakt. Nadat deze was afgewezen, heeft verweerder klaagster bijgestaan bij het treffen van een beëindigingsregeling, waarbij hij namens klaagster een beëindigingsvergoeding heeft bedongen. Niet valt in te zien op basis waarvan verweerder in aanvulling op de hiervoor genoemde juridische acties een schadeclaim jegens de voormalig werkgever van klaagster had moeten indienen. De raad is voorts van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij door toedoen van het optreden en/of nalaten van verweerder problemen met haar uitkering heeft gekregen alsmede oplopende schulden. De raad is dan ook van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Klachtonderdeel 2
5.5 In de aan de raad overgelegde stukken kunnen naar het oordeel van de raad geen aanknopingspunten worden gevonden voor de stelling van klaagster dat verweerder diverse fouten heeft gemaakt van adviserende en van procedurele aard. Klaagster had een geschil met haar werkgever en is (mede) daardoor in de financiële problemen geraakt. Klaagster heeft zich voor bijstand en advies gewend tot verweerder. De raad is van oordeel dat verweerder in zijn adviezen en in zijn optreden in de procedure niet te kort is geschoten als bedoeld onder 5.2. Het feit dat verweerder er niet in is geslaagd om voor klaagster alle door haar gewenste resultaten te bewerkstelligen, betekent nog niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook het tweede onderdeel van de klacht dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in haar beide onderdelen ongegrond.
Aldus uitgesproken ter nader bepaalde openbare zitting van 4 juni 2012 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, E.P.C.M. Teeuwen, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl