Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2706

Zaaknummer

12-093A

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing

Uitspraak

Beslissing van 23 april 2012

in de zaak  12-093A   

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

Klager ,

tegen:

De heer mr.

Verweerder,

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

 De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 21 maart 2012, met kenmerk 1112-360, door de raad ontvangen op 23 maart 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op voornoemde stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Klager verhuurde woonruimte aan mevrouw V en heeft haar op 26 augustus 2011 voor de kantonrechter gedagvaard tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens wanprestatie, ontruiming, subsidiair een verbod logies of onderdak te verstrekken aan derden, betaling van € 2.300,- ter zake van overtreding van een boetebeding, betaling van € 750,- ter zake van buitengerechtelijke kosten en betaling van € 1265,- ter zake van huur vanaf 1 augustus 2011. In deze procedure werd zij aanvankelijk bijgestaan door mr. B, kantoorgenoot van verweerder, en later door verweerder.

2.2 Tevens heeft klager bij dagvaarding van 5 september 2011 in kort geding bij de kantonrechter ontruiming gevorderd. In die procedure werd mevrouw V bijgestaan door mr. B.

2.3 Bij vonnis in kort geding van 29 september 2011 is de ontruiming afgewezen en klager in de proceskosten veroordeeld.

2.4 Op 24 oktober 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over mr. B (deken nr. 1112-138). Deze wordt in de klachtprocedure bijgestaan door verweerder. De klacht is bij de raad van discipline in behandeling onder nummer 12-094A. 

2.5 In het kader van het dekenonderzoek naar die klacht heeft verweerder namens mr. B op 31 oktober 2011 aan de deken onder meer geschreven:

“Na het vonnis heb ik (en niet mr. [B]) de advocaat van [klager] verzocht de proceskosten waartoe zijn cliënt was veroordeeld te voldoen door betaling op onze derdenrekening. Nooit is cliënte geadviseerd dit bedrag op de huur in te houden. Dat heeft zij ook niet gedaan. Met cliënte is wel in theoretische zin gesproken over de mogelijkheid om – indien [klager] niet zou betalen – haar vordering ter zake met de huur te compenseren. Omdat [klager] wel betaalde was dit niet noodzakelijk.”

2.6 In de bodemprocedure heeft verweerder op 30 november 2011 namens mevrouw V een conclusie van antwoord en op 14 maart 2012 een conclusie van dupliek genomen.

2.7 Bij faxbrief, verzonden op 3 januari 2012, 11.18 uur, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. De klacht tegen verweerder is aangevuld bij faxen, verzonden op 4 januari 2012, 10.14 uur, en op 30 januari 2012, 12.51 uur.

2.8 Klager heeft ook een klacht ingediend tegen de deken (12-097H) ter zake van het door de deken verrichte onderzoek naar de klachten van klager tegen verweerder en tegen mr. B..

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

in zijn hoedanigheid van advocaat van mevrouw V:

a) op 30 november 2011 in de bodemprocedure voor de kantonrechter een conclusie van antwoord heeft genomen, die onnodig uitgebreid is, onjuistheden bevat, blijk geeft van ondeskundigheid van verweerder en waarbij zijn cliënte bovendien geen belang meer had, aangezien zij het gehuurde – naar verweerder wist – voor 1 februari 2012 zou verlaten;

en

in zijn hoedanigheid van belangenbehartiger van mr. B in de klachtprocedure (deken nr. 1112-138, raad van discipline nr. 12-094A):

b) zich ervoor heeft ingespannen de klachtprocedure tegen mr. B te versnellen, althans zich te verzetten tegen vertraging;

c) in strijd met de waarheid in zijn brief van 31 oktober 2011 aan de deken heeft ontkend dat aan mevrouw V het advies is gegeven de proceskosten op de huur in te houden.

 

4. BEOORDELING

4.1 Vooraf overweegt de voorzitter dat voor zover klager heeft beoogd niet alleen namens zichzelf te klagen, maar ook namens zijn besloten vennootschap “[klager] Fiscale Treasury BV”, de klacht geacht wordt mede namens die BV te zijn ingediend.

4.2 De klacht is gericht tegen de advocaat van twee wederpartijen van klager (respectievelijk een wederpartij in een huurgeschil en een wederpartij in een klachtenprocedure). Het is de primaire taak van een advocaat om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen, met andere woorden om partijdig te zijn. Daarbij komt aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Zo mag hij namens zijn cliënt stellingen innemen en standpunten verdedigen. De advocaat mag daarbij in het algemeen afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en de advocaat is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.

Bedoelde vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Klachtonderdeel a) betreft de inhoud van de op 30 november 2011 in de bodemprocedure voor de kantonrechter door verweerder namens zijn cliënte V genomen conclusie van antwoord. De voorzitter begrijpt de vele vraagpunten en beschuldigingen aldus, dat klager verweerder in feite verwijt dat hij de standpunten, ook omtrent de waardering en kwalificatie van bepaalde feiten, van zijn cliënte uitdraagt. Deze standpunten betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klager en zijn wederpartij verdeeld houdt. Het oordeel over dat geschil is echter niet aan de tuchtrechter, maar aan de civiele rechter. De civiele procedure is de plaats waar klager zijn visie op het geschil en op het betoog van verweerder naar voren kan brengen. De tuchtrechter toetst de door verweerder in zijn conclusie ingenomen standpunten slechts marginaal aan de hand van de in 4.2 genoemde normen. Niet kan worden gezegd dat de inhoud van de conclusie van antwoord klagers belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. Dat verweerder wezenlijke feiten naar voren heeft gebracht waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, is de voorzitter evenmin gebleken. Voor een tuchtrechtelijk verwijt is daarom geen plaats.

4.4 Met betrekking tot klagers verwijt dat verweerders cliënte geen belang meer had bij het in de conclusie gevoerde verweer, oordeelt de voorzitter dat die kwestie in beginsel uitsluitend ter beoordeling is van de advocaat en diens cliënt en niet van de wederpartij. Verweerder heeft bovendien gemotiveerd aangevoerd dat zijn cliënte op 30 november 2011 wel degelijk nog belang had bij het voeren van verweer. Gezien de aard van de vorderingen van klager, hierboven aangeduid onder 2.1, komt dit de voorzitter aannemelijk voor. In ieder geval kan niet worden gezegd dat klager nodeloos op kosten is gejaagd door het nemen van de conclusie zonder dat daarmee een redelijk belang van mevrouw V werd gediend. De conclusie luidt dat verweerder ook op dit punt de grenzen van bovenomschreven vrijheid om de belangen van zijn cliënte te behartigen niet heeft overschreden, zodat het klachtonderdeel kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

4.5 In klachtonderdeel b) wordt erover geklaagd dat verweerder zich ervoor heeft ingespannen de klachtprocedure tegen mr. B te versnellen, althans zich heeft verzet tegen vertraging. De deken had aanvankelijk op verzoek van klager toegestemd in aanhouding van het onderzoek voor drie maanden. Toen verweerder hier echter bezwaar tegen maakte, heeft de deken het onderzoek hervat. De voorzitter ziet niet in waarom het op deze wijze behartigen van de belangen van zijn kantoorgenoot door verweerder klachtwaardig zou zijn. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.6 Klager heeft klachtonderdeel c) als volgt toegelicht: “Bij brief van 31 oktober 2011 ontkent [verweerder] met kenmerk 1112-148 dat hij zou hebben opgedragen de proceskosten op de huur in mindering te brengen. E.e.a. houdt in dat mevrouw [V] liegt, tenzij [verweerder] weer liegt of fantaseert.”  

De voorzitter constateert dat verweerder in bedoelde brief van 31 oktober 2011 als vertegenwoordiger van mr. B een feitelijk standpunt heeft verwoord in een geschil, in dit geval in de door klager aangevangen klachtprocedure tegen mr. B.   Klager huldigt een ander standpunt. Dat is zijn goed recht, maar het rechtvaardigt niet de conclusie dat verweerder een feitelijke stelling heeft ingenomen die, naar verweerder wist of behoorde te weten, onjuist is. De overige stukken van het klachtdossier bieden aan die conclusie ook geen steun. Klager heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld een verklaring van mevrouw V. Van klachtwaardigheid is al met al geen sprake. Klachtonderdeel c) is ook kennelijk ongegrond. 

4.7 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

5. BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier, op 23 april 2012.   

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2012  per aangetekende post verzonden aan:

- klager  

En per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.