Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2833

Zaaknummer

R. 3781/11.186

Inhoudsindicatie

Klacht dat de advocaat de rechtbank bij brief over het intrekken van een faillissementsverzoek heeft geïnformeerd, zonder klager (die advocaat is van de wederpartij) daarvan een kopie te zenden. Voorts dat de advocaat zich in een exploot, uitgebracht terzake van een vordering tegen klager, onheus over klager heeft uitgelaten.

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft, daar hij niet met klager wenst te corresponderen, zijn procesadvocaat verzocht een kopie van de brief aan de rechtbank aan klager te zenden, hetgeen is gebeurd.

Inhoudsindicatie

In het aan klager uitgebrachte exploot heeft de advocaat onder meer opgenomen dat klager is voortgegaan met het op onrechtmatige wijze handelen voor zijn cliënt en dat de cliënt van de advocaat zal wachten met het overgaan tot dagvaarding nadat alle procedures die klager heeft gevoerd, zullen zijn beëindigd.

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft gehandeld in strijd met de regel dat hij gehouden is, indien hij zich tot de rechter wendt, daarvan gelijktijdig een afschrift aan de advocaat van de wederpartij toe te zenden. Persoonlijke motieven om hiervan af te wijken worden niet gehonoreerd. Het laten toezenden van een kopie van de brief door de procesadvocaat is niet aan te merken als voldoening aan de gedragsregel.

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft zich in het uitgebrachte exploot niet zodanig grievend of intimiderend over klager uitgelaten dat daarmee de grens van de hem toekomende vrijheid is overschreden.

Inhoudsindicatie

Het eerste klachtonderdeel gegrond. Geen maatregel. Tweede klachtonderdeel ongegrond.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 26 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht is aangevuld bij brief van 1 maart 2011. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 5 september 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 9 januari 2012, alwaar klager en verweerder zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1 Verweerder treedt op als advocaat van twee vennootschappen – M NV en K NV – die in geschil zijn geraakt met P BV, een vennootschap die door klager wordt bijgestaan.

2.2 Bij vonnis van 4 maart 2009 heeft de Rechtbank Breda P BV veroordeeld tot betaling aan de cliënten van verweerder van een bedrag van € 2.056,-- wegens proceskosten.

2.3 Bij vonnis van 14 juli 2010 van de Rechtbank Rotterdam is P BV veroordeeld om aan de cliënten van verweerder een bedrag van € 2.617,-- wegens proceskosten te voldoen.

2.4 Op 5 maart 2009 heeft verweerder aan de procesadvocaat van M NV verzocht het ertoe te leiden dat P BV de proceskosten van € 2.056,-- uiterlijk op 18 maart 2009 zou hebben voldaan.

2.5 Op 18 november 2010 heeft verweerder namens M NV en K NV bij de Rechtbank Arnhem een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van P BV. Het verzoekschrift berust op de vorderingen van € 2.056,-- respectievelijk € 2.617,--.

2.6 Op 6 december 2010, de dag voordat de mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek zou plaatsvinden, heeft P BV de steunvordering van verweerder betaald. Nadat deze betaling in de middag was ontvangen, heeft de procesadvocaat van verweerder diezelfde middag aan klager meegedeeld dat de faillissementsaanvraag werd ingetrokken. Tevens heeft verweerder per fax van diezelfde middag aan de griffier van de Rechtbank Arnhem meegedeeld het namens zijn cliënten ingediende verzoekschrift tot faillietverklaring in te trekken daar de steunvordering was voldaan. Verweerder verzocht in zijn fax aan de griffier om klager als advocaat van de gerekwestreerde dienovereenkomstig te berichten.

2.7 Bij exploot van 17 februari 2011 heeft verweerder, handelend als advocaat van de rechtspersoon naar Zwitsers recht I. GmbH, welk exploot is betekend aan klager, onder meer het volgende meegedeeld:

“dat aangezien [klager,  RvD] ook nadat de onderhavige vaststellingsovereenkomst was gesloten, is voortgegaan met het op diezelfde onrechtmatige wijze handelen voor [T, RvD] en [I. GmbH, [RvD] zich ook de vorderingen van de door dat nadere onrechtmatig handelen gelaedeerde partijen zal laten overdragen;

Dat [I. GmbH,  RvD] om die reden nu nog niet wenst over te gaan tot dagvaarding maar zij daarmee zal wachten totdat alle procedures die [klager,  RvD] voor [T, RvD] heeft gevoerd, zullen zijn beeindigd.”

 

KLACHT

3.1 De klacht behelst, nadat klager één onderdeel heeft ingetrokken, de volgende verwijten:

a. verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 15 door niet een afschrift van zijn faxbrief van 6 december 2011 aan de rechtbank aan klager te zenden;

b. in een exploot van 17 februari 2011 heeft verweerder onder de punten 6 en 7 het volgende geschreven:

“dat aangezien [klager,  RvD] (…) is voortgegaan met het op diezelfde wijze onrechtmatig handelen voor [T, RvD] (…)

dat [I. GmbH, RvD] om die reden nu nog niet wenst over te gaan tot dagvaarding maar zij daarmee zal wachten tot alle procedure die [mr. Van T, [RvD] voor [T, RvD] heeft gevoerd, zullen zijn beeindigd.”

 

VERWEER

4. Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel a

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is de regel dat het de advocaat niet geoorloofd is zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.

5.2 Uit het dossier blijkt dat verweerder zich met betrekking tot de door hem aanhangig gemaakte faillissementsprocedure na ontvangst van een betaling van de wederpartij tot de rechter heeft gewend met de mededeling dat het faillissementsverzoek werd ingetrokken. Verweerder verzocht in die brief wel aan de griffier om klager als advocaat van de wederpartij dienovereenkomstig te berichten, maar heeft nagelaten zelf een kopie van zijn brief aan de rechtbank aan klager te sturen.

5.3 Verweerder heeft aangevoerd dat hij om hem moverende redenen als vaste regel heeft dat hij met klager niet correspondeert en dus aan klager geen brieven stuurt. Om die reden heeft verweerder nagelaten om klager een kopie te sturen van de brief aan de rechtbank.

5.4 De Raad honoreert het verweer in zoverre niet. De regel laat aan duidelijkheid niet te wensen over en laat geen ruimte om wegens persoonlijke motieven in specifieke aangelegenheden van de regel af te wijken.

5.5 Verweerder heeft voorts aangevoerd dat hij zijn procesadvocaat heeft verzocht om klager zo spoedig mogelijk over de intrekking te informeren. Volgens verweerder is dit gebeurd op een zodanig tijdstip dat klager eerder nog dan de rechtbank, en derhalve tijdig, wist van de intrekking van het verzoek.

5.6 De Raad volgt verweerder ook in zoverre niet in zijn verweer. Aan de aangehaalde gedragsregel wordt niet voldaan door een derde te vragen de andere advocaat over de mededeling aan de rechter te informeren.

5.7 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door na te laten aan klager een kopie van zijn, verweerders, brief aan de rechtbank te sturen.

Klachtonderdeel b

5.8 Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is dat de advocaat ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem, in overleg met de cliënt, goeddunkt. Die vrijheid vindt onder meer zijn grens hierin dat de advocaat zich niet nodeloos grievend over de wederpartij mag uitlaten.

5.9 In het stuitingsexploot van 17 februari 2011 heeft verweerder enkele mededelingen opgenomen, waarvan de noodzakelijkheid of doelmatigheid ter discussie zou kunnen worden gesteld.

De Raad is echter van oordeel dat verweerder met de in klachtonderdeel b gewraakte uitlatingen zich niet zodanig grievend of intimiderend heeft uitgelaten dat daarmee de grens van de hem toekomende vrijheid is overschreden.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

MAATREGEL

6.1 De Raad is, gelet op de aard en de geringe ernst van de begane overtreding, van oordeel dat kan worden volstaan met gegrondverklaring van klachtonderdeel a zonder oplegging van een maatregel.

 

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart klachtonderdeel a gegrond;

 verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. P. Kamminga, leden, in

aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2012.

 

griffier          voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.