Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2012:6

Zaaknummer

41/12

Inhoudsindicatie

De advocaat van de wederpartij heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, passend voorkomt, maar deze vrijheid is niet onbeperkt. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 41/12

 

Bij brief, gedateerd 8 maart 2012, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad, is op 9 maart 2012 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

de heer [    ]

klager

 

tegen

mr. [    ]

verweerder

 

Procesverloop

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

 

Feiten

Klager heeft sinds 1992 een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij De Amersfoortse Verzekeringen. In begin jaren 2000 ontstond een verschil van mening tussen klager en De Amersfoortse Verzekeringen over de mate van arbeidsongeschiktheid van klager. Klager is op 20 januari 2004 overgegaan tot het dagvaarden van De Amersfoortse Verzekeringen. Klager heeft zich door diverse opvolgende advocaten laten bijstaan. Verweerder trad op als advocaat van De Amersfoortse Verzekeringen in dit geschil. Bij vonnis van 4 juni 2008 heeft de rechtbank U. beslist dat De Amersfoortse Verzekeringen aan klager 40% van de verzekerde jaarrente diende te betalen. Tegen dit vonnis heeft klager beroep ingesteld omdat hij zich op het standpunt stelde dat hij recht had op 100% van de verzekerde jaarrente. Het hoger beroep is op 23 november 2009, nadat een schikking was bereikt, ingetrokken door klager waarbij De Amersfoortse Verzekeringen het vonnis van de rechtbank van 4 juni 2008 zou blijven respecteren. Vervolgens heeft klager in september 2010 de appelprocedure hervat op basis van de stelling dat hij zou hebben gedwaald, waarbij verweerder namens De Amersfoortse Verzekeringen verweer voerde. Op 14 december 2010 heeft het Hof de stellingen van klager verworpen.

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

1.

Klager verwijt verweerder dat hij heeft gehandeld in strijd met regel 30 van de Gedragsregels waarin is bepaald dat een advocaat zich dient te onthouden van het  verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Het gaat daarbij om gegevens betreffende de mate van arbeidsongeschiktheid van klager. In het verlengde hiervan heeft verweerder tegenover de rechtbank gelogen met als gevolg dat de rechtbank op het verkeerde been is gezet en een onjuiste beslissing heeft genomen.  Verweerder heeft klager daarmee in een nijpende positie gebracht.

2.

Ten onrechte heeft verweerder een interne rapportage van De Amersfoortse Verzekeringen niet in de procedure ingebracht met als gevolg dat de belangen van klager zijn geschaad.

3.

Omdat de voormalige advocaat van klager, mr. H., verzuimd heeft zijn brief van 21 mei 2007 aan de rechtbank te sturen is sprake van manipulatie door en bedrog van verweerder. De advocaten van klager hebben een verkeerde aanpak gevolgd en slechts advies gegeven om het hoger beroep in te trekken.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad 1.

Verweerder ontkent dat hij heeft gehandeld in strijd met regel 30 van Gedragsregels. Verweerder voert aan dat klager zijn stellingen niet onderbouwt. Verweerder ontkent dat hij bewust onjuiste informatie heeft verstrekt over de mate van arbeidsongeschiktheid van klager.

Ad 2.

Voor zover klager van oordeel is dat verweerder zou hebben gemanipuleerd omdat verweerder over een intern arbeidskundig rapport van De Amersfoortse Verzekeringen zou beschikken, dat niet is overgelegd in de procedure, maar wel ten grondslag heeft gelegen aan de schikkingsonderhandelingen, voert verweerder aan dat een schikking  niet tot stand is gekomen omdat klager daar niet aan wenste mee te werken. Daarop is verder geprocedeerd.

Verweerder was vervolgens, toen de onderhandelingen niet tot resultaat leidden, geenszins verplicht die interne rapportage in de procedure over te leggen. Er is geen sprake van dat verweerder heeft gelogen en dat er insinuaties zijn gedaan.

Ad 3.

Dit klachtonderdeel ziet op de handelwijze van de advocaat van klager zelf. Dit treft verweerder niet.

Verweerder concludeert dan ook dat de klachten van klager allen ongegrond zijn.

 

Beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijkt, dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de tegenpartij er van behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij mag worden beknot, tenzij hij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. Deze vrijheid is niet absoluut maar vindt haar beperking onder meer hierin dat

-    de advocaat zich in de procedure (of elders) niet hetzij mondeling hetzij schriftelijk onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënte en

-    de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

Naar bovenstaand criterium dient het handelen van verweerder te worden beoordeeld.

Ad 1.

De voorzitter is van oordeel dat uit de stukken geenszins blijkt dat verweerder tijdens de onderhandelingen dan wel in de procedure, feiten heeft geponeerd waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat deze onjuist waren en waardoor de rechtbank op het verkeerde been is gezet. Deze stelling is door klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad 2.

De voorzitter overweegt dat verweerder, als advocaat van de wederpartij, niet verplicht is om bepaalde stukken in het geding te brengen; ook niet als deze stukken wel in schikkingsonderhandelingen ter sprake zijn gekomen. De advocaat van de wederpartij treedt op namens die partij en heeft diens belangen te behartigen en zal als zodanig in overleg met die cliënt bepalen welke stukken wel en niet in de procedure moeten worden overgelegd. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ad 3.

Dit klachtonderdeel heeft klaarblijkelijk betrekking op het optreden van de advocaten van klager en niet op verweerder. In dit klachtonderdeel is klager dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt klachtonderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond wijst deze mitsdien af en verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 3.

 

Aldus gegeven op 5 april 2012 te Groningen door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.

 

Voorzitter                                                  Griffier

 

Van deze beslissing kunnen de klager en de deken binnen 14 dagen na verzending schriftelijk in verzet komen bij de raad van discipline Leeuwarden. De eerste dag van deze termijn is de dag na verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de raad van discipline. Het gaat niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffier. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet mogelijk is. In het verzetschrift dient u de gronden van het verzet en de motivering aan te geven. Het verzetschrift dient te worden gericht aan de griffier van de raad van discipline mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, postbus 399, 9400 AJ Assen.